ECLI:NL:RBROT:2021:12145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
C/10/622275 / HA ZA 21-632
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de nietigheid van de dagvaarding en verlening van een nieuwe verweertermijn

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen een incidentele vordering ingediend met betrekking tot de nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank heeft op 8 december 2021 vonnis gewezen in het incident. Eiseressen vorderden inzage in bewijsstukken van gedaagden, terwijl gedaagden zich op de nietigheid van de dagvaarding beriepen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding een gebrek vertoonde, omdat de datum van betekening niet correct was ingevuld. Dit gebrek was ontstaan door een fout van de deurwaarder, die de datum niet had ingevuld op het exploot. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de dagvaarding nietig was, het niet redelijk was om deze nietig te verklaren, gezien de belangen van beide partijen. Gedaagden kregen een nieuwe termijn van zes weken om hun conclusie van antwoord in te dienen, zodat zij voldoende tijd hadden om adequaat verweer te voeren. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622275 / HA ZA 21-632
Vonnis in incident van 8 december 2021
in de zaak van

1..[naam eiseres 1],

wonende te [woonplaats eiseres 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 2],
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. Y. Benjamins te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.G. Hop te Dreischor.
Partijen zullen hierna [eiseressen] en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen worden genoemd: [naam eiseres 1], [naam eiseres 2], [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2].

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte van stukken, met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende (niet aangekondigde) “exceptie van nietigheid dagvaarding,” met een productie,
  • de akte uitlating in het incident, van [eiseressen], met producties,
  • de antwoordakte in het incident, van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De beoordeling in de twee incidentele vorderingen

2.1.
[eiseressen] vorderen in het incident om, bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“- gedaagden te veroordelen [naam eiseres 1] inzage te geven in bewijsstukken van [naam gedaagde 1] waaruit volgt dat de gelden van eiseressen daadwerkelijk zijn belegd, althans de bankafschriften waaruit volgt dat [naam gedaagde 1] 1.5000.000 heeft belegd, alsmede de overeenkomst die [naam gedaagde 1] heeft gesloten met beleggingsfondsen;
- gedaagden te veroordelen in de kosten van dit incident.”
2.2.
[gedaagden] voeren verweer in het incident. Daarnaast beroepen [gedaagden] zich op een “
exceptie van nietigheid dagvaarding.” [gedaagden] stellen daartoe, samengevat:
- dagvaarding heeft niet in persoon plaatsgevonden; de dagvaarding is achtergelaten in een gesloten envelop;
- op de eerste bladzijde van de dagvaarding (in de versie die aan [gedaagden] is betekend) staat als datum van betekening slechts vermeld “
heden de juli tweeduizend en eenentwintig” maar er is niet ingevuld op welke dag er is betekend;
- [gedaagden] hebben pas in de loop van augustus 2021 kennis genomen van de dagvaarding en zij hebben dus feitelijk te weinig tijd gekregen om deugdelijk verweer te kunnen voeren.
2.3.
[eiseressen] betwisten dat de dagvaarding nietig is. [eiseressen] stellen daartoe, samengevat:
- zij hebben navraag gedaan bij de deurwaarder;
- de deurwaarder ‘kan niet uitsluiten’ dat hij heeft verzuimd de dag in te vullen op de eerste pagina van de dagvaarding;
- voor de deurwaarder staat het echter vast dat de dagvaarding wél is betekend op 5 juli 2021.
2.4.
De rechtbank oordeelt over de ingeroepen nietigheid van de dagvaarding als volgt. Op de aanhef van de dagvaarding (zoals uitgebracht aan [gedaagden]) staat slechts:

heden de juli tweeduizend en eenentwintig. Er staat niet bij op welke dag er is betekend. Aldus staat vast dat de dagvaarding een gebrek heeft, want het vermelden van de datum van betekening op het exploot is een wettelijk voorschrift (art. 45 lid 3 sub a Rv).
De rechtbank leidt uit de stellingname van [eiseressen] af dat het volgende is gebeurd:
- de deurwaarder heeft een fout gemaakt door bij betekening te verzuimen de dag van betekening in te vullen,
- de deurwaarder heeft dit te laat, pas na de betekening, ontdekt. De deurwaarder heeft vervolgens alsnog de dag van betekening ingevuld op de dagvaarding, alvorens die versie van de dagvaarding aan [naam eiseres 1] af te geven, waarna die versie van de dagvaarding is ingeschreven op de rol.
Er bestaan aldus twee versies van de dagvaarding, een met, en één zonder vermelding van de (gestelde) dag van betekening.
2.5.
De rechtbank plaatst voorop dat het belang dat is gediend met correcte dienstverlening door de deurwaarder bij de uitoefening van zijn publieke taak om een dagvaarding te betekenen, groot is. Dat belang is hier geschonden. Er bestaan nu verschillende versies van de dagvaarding en dat is ongerijmd. Recht moet worden gedaan op basis van processtukken die voor alle partijen en de rechter hetzelfde zijn, anders dreigt schending van het beginsel van hoor en wederhoor. En doordat een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven tegenover [eiseressen], door net te doen of de dagvaarding al volledig was ingevuld toen deze werd betekend, waren [eiseressen] zich van geen gebrek bewust.
2.6.
Het voert te ver om de dagvaarding nietig te verklaren. [gedaagden] zal een nadere termijn van zes weken worden verleend voor het nemen van een nieuwe conclusie van antwoord in het incident. Aldus worden [gedaagden] niet onredelijk in hun belangen geschaad (art. 122 lid 1 Rv.). In dit oordeel weegt het volgende mee:
- de stelplicht van de onredelijke benadeling rust op de gedaagde. [gedaagden] stellen geen ander belang dan hun belang om voldoende tijd te krijgen om adequaat verweer te kunnen voeren. Dat belang wordt genoegzaam gediend door een nieuwe verweermogelijkheid te bieden. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank in het midden laten of de dagvaarding wel of niet op 5 juli 2021 is betekend. Een bewijsopdracht hierover duurt gewoonlijk veel langer dan een verweertermijn van zes weken en de rechter heeft te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Een nieuwe verweertermijn is het meest praktisch, en redelijk.
- op zich is juist dat [gedaagden] inmiddels al inhoudelijk verweer hebben gevoerd en dat dit verweer niet gering van omvang lijkt. De rechtbank kan echter niet uitsluiten dat dit verweer uitgebreider en/of anders zou zijn uitgevallen bij een ruimere verweertermijn.
- of het lastig of ondoenlijk voor [gedaagden] is om de gevorderde stukken af te geven, is nu niet van belang. Die kwestie betreft niet de nietigheid van de dagvaarding maar de inhoud van de zaak, waarover nog beslist zal moeten worden.
2.7.
Duidelijkheidshalve tekent de rechtbank het volgende aan:
- door het nemen van de nieuwe conclusie van antwoord zullen de huidige conclusie van antwoord van [gedaagden] en de nadere akten van beide partijen, komen te vervallen, dit om redenen van overzichtelijkheid. Meerdere conclusies van antwoord van één en dezelfde partij zouden verwarrend zijn. Het procesdossier dient overzichtelijk te zijn.
- het is aan [gedaagden] om te bepalen of hun nieuwe conclusie van antwoord alleen betrekking zal hebben op de vordering van [eiseressen] in het incident, dan wel tevens op de vordering in de hoofdzaak.
- nadat de nieuwe conclusie van antwoord zal zijn genomen zal alsnog beslist worden op de incidentele vordering van [eiseressen] tot afgifte van stukken.
2.8.
Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld ter zake van de door [gedaagden] ingeroepen nietigheid van de dagvaarding, zullen de desbetreffende proceskosten worden gecompenseerd.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 19 januari 2022 voor het nemen van een
nieuweconclusie van antwoorddoor [gedaagden],
3.2.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt ter zake van de gestelde nietigheid van de dagvaarding,
3.3.
bepaalt dat de zaak, nadat [naam gedaagde 1] de nieuwe conclusie van antwoord zal hebben genomen, naar de rol zal worden verwezen voor het wijzen van vonnis inzake het door [eiseressen] opgeworpen incident tot afgifte van stukken, op een termijn als door de rolrechter te bepalen,
3.4.
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.
[2517/638]