ECLI:NL:RBROT:2021:12144

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
10/306579-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Coldcase zaak na DNA-hit in Verenigd Koninkrijk met betrekking tot verkrachting in vereniging gepleegd in augustus 2001

Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een coldcase zaak die betrekking heeft op een verkrachting in vereniging, gepleegd in augustus 2001. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, werd beschuldigd van het verkrachten van de aangeefster, die destijds aangifte deed van verkrachting door twee mannen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die kort na het incident in 2001 zijn afgelegd, als concreet, consistent en gedetailleerd beoordeeld. Deze verklaringen werden ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-onderzoek, waarbij een match werd gevonden tussen het DNA van de verdachte en het DNA dat op de plaats delict was aangetroffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de aangeefster heeft verkracht, waarbij de seksuele handelingen tegen haar wil zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel niet kon worden opgelegd vanwege de pleegdatum van het feit. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 10.000,- vorderde, in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de impact op de aangeefster en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De rechtbank concludeert dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van hetgeen meer of anders ten laste is gelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/306579-20
Datum uitspraak: 10 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, locatie Zuid 1,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 4 augustus 2021 en 26 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest in het Verenigde Koninkrijk en Nederland;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangeefster [naam aangeefster] en een locatieverbod voor [plaatsnaam] met een omtrek van 10 kilometer daaromheen, voor de duur van 2 jaren met 2 weken vervangende hechtenis per overtreding.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens een gebrek aan overtuigend bewijs. De verklaringen die de aangeefster in 2001 heeft afgelegd komen niet overeen met de recent door haar afgelegde verklaringen en zijn daarom onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen dienen. Er dient kritisch te worden gekeken naar de leefomstandigheden van de aangeefster van destijds, waarin sprake was van overmatig drugs- en drankgebruik. Verdachte ontkent de aangeefster te hebben verkracht. De aangeefster was destijds kortdurend zijn vriendin, met wie hij op vrijwillige basis meerdere seksuele contacten heeft gehad. De aangifte was een wraakactie, omdat de verdachte een affaire had gehad met een vriendin van de aangeefster. Getuige [naam getuige 1] heeft de aangeefster niet horen schreeuwen vanuit de woonkamer en heeft haar ook naderhand niets horen zeggen over wat haar op de zolder van zijn woning zou zijn overkomen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 14 augustus 2001 heeft de aangeefster [naam aangeefster] aangifte gedaan van verkrachting door twee mannen. Deze verkrachting werd volgens de aangeefster gepleegd op 11 augustus 2001 in een woning aan de [adres] (hierna: de woning) te [plaatsnaam] . Uit het opsporingsonderzoek komt naar voren dat de getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ) destijds de beschikking had over de woning. [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij in deze periode kampte met verslavingsproblemen en dat hij de woning door meerdere personen liet gebruiken om seks te hebben in ruil voor drugs.
De aangeefster heeft verklaard dat zij die nacht rond 4.00 uur de woning binnenging om drugs te kopen. Op enig moment kwamen twee Marokkaanse mannen, genaamd [naam 1] en [naam 2] , de woning binnen. Aangeefster raakte met hen aan de praat en ging vervolgens met hen naar de zolderkamer op de tweede etage van de woning. Volgens haar verklaring werd de aangeefster daar meermalen, anaal en vaginaal, verkracht door zowel [naam 1] als [naam 2] .
Bij het sporenonderzoek werden DNA-profielen verkregen van twee (op dat moment) onbekende celdonoren uit spermasporen op het slipje en in de anus van de aangeefster. Bij een zoekactie in 2008 met Nederlandse DNA-profielen in een Engelse DNA-databank is een match gevonden tussen het bij de aangeefster aangetroffen DNA-profiel en een Engels referentiemonster met de DNA-profielcode [nummer] . Gebleken is dat deze DNA-profielcode toebehoorde aan de verdachte. Op basis van deze match werd de verdachte uiteindelijk in 2020 aangehouden in Engeland en vervolgens overgeleverd aan de Nederlandse justitie.
De verdachte heeft op de terechtzitting van 4 augustus 2021 bevestigd dat hij in de woning seks heeft gehad met de aangeefster. Ook [naam getuige 1] heeft verklaard dat de door haar genoemde [naam 1] en [naam 2] die nacht in zijn woning zijn geweest en dat zij samen met een vrouw naar de zolderkamer zijn gegaan.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is waarover de aangeefster heeft verklaard en die door haar [naam 1] (de rechtbank begrijpt: [naam verdachte] ) wordt genoemd.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is geweest van seksuele handelingen
tegen de wilvan de aangeefster, zoals zij heeft verklaard, maar door de verdachte wordt ontkend. De aangeefster heeft verklaard dat zij is vastgepakt en vastgehouden, op het bed is gedwongen, haar kleding is uitgetrokken en dat zij niets tegen de twee mannen kon beginnen. Voorts heeft zij verklaard dat, toen de seksuele handelingen plaatsvonden, zij meerdere keren heeft gezegd dat zij dit niet wilde en dat ze moesten ophouden, zij het heeft uitgeschreeuwd van de pijn en constant heeft gehuild.
De verklaringen van aangeefster, afgelegd kort na het incident in 2001, zijn concreet, consistent en gedetailleerd. Dat de seks tegen haar wil had plaatsgevonden vindt steun in de destijds door de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] afgelegde verklaringen. [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat een Marokkaanse vrouw overstuur naar beneden kwam van de zolderkamer waar zij met [naam 1] en [naam 2] was geweest. [naam getuige 1] zag dat zij huilde, bang was en in elkaar gedoken en dat zij hem vertelde dat zij niet meer naar boven wilde. Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij kort na het incident in de nabijheid van de woning een vrouw sprak die overstuur, bang en paniekerig was en dat zij hem heeft gevraagd om het telefoonnummer van de politie.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden en dat dit voor de verdachte ook duidelijk moet zijn geweest.
De rechtbank is - anders dan de verdediging - van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster, zoals zij die destijds, kort na het incident heeft afgelegd, voldoende betrouwbaar zijn en daarmee bruikbaar zijn voor het bewijs. Dat zij in de recente verhoren bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting op onderdelen anders heeft verklaard, maakt dat niet anders. Zij heeft in die recente verhoren vastgehouden aan haar eerdere verklaring dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met de verdachte. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat er inmiddels ruim twintig jaar is verstreken en dat de aangeefster bij het afleggen van deze recente verklaringen veel stress ondervond en heeft aangegeven dat zij al langere tijd kampt met psychische problemen ten gevolge van het tenlastegelegde.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met een mededader de aangeefster heeft verkracht.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 augustus 2001 te [plaatsnaam] ,
tezamen en in vereniging met een ander door feitelijkheden, te weten het
- vergrendelen van de deur met een stoel,
- op bed duwen/trekken van [naam slachtoffer] ,
- zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat ze op bed moest komen liggen,
- vasthouden van die [naam slachtoffer] terwijl ze werd uitgekleed,
- negeren van het tegenstribbelen, wegduwen, schreeuwen, huilen en/ zeggen “ophouden” en “ik wil niet” door die [naam slachtoffer] ,
- op die [naam slachtoffer] gaan liggen,
die [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
te weten het
- uittrekken van de schoenen, broek en onderbroek van die [naam slachtoffer] ,
- ( deels) omhoogdoen van het shirt en beha van die [naam slachtoffer] ,
- in de mond proberen te doen van de tepel, althans borst, van die [naam slachtoffer] ,
- brengen en/of bewegen van zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- op de zij draaien van de lichamen van hemzelf en van die [naam slachtoffer] , zodat de medeverdachte zijn penis in de anus van die [naam slachtoffer] kon brengen en/of bewegen (terwijl hij, verdachte, nog steeds zijn penis in haar vagina had en/of bewoog), en
- meermalen brengen en/of bewegen van een penis in de vagina en anus van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan verkrachting van de aangeefster [naam aangeefster] . De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan door de deur van de zolderkamer te vergrendelen, haar kleding uit te trekken en haar vast te houden. De verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer meermalen zowel vaginaal als anaal verkracht. Zij hebben daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. De verdachte en zijn mededader hebben zich enkel bekommerd om de bevrediging van hun eigen lustgevoelens en hebben daarbij misbruik gemaakt van de kwetsbare positie en hun fysieke overwicht over het slachtoffer. Dit is een zeer ernstig feit. Dat dit soort feiten tot psychische schade kunnen leiden en dat de slachtoffers daarvan langdurig de gevolgen meedragen, is een feit van algemene bekendheid. De verklaringen van de aangeefster bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting onderstrepen de impact die het bewezen feit in de afgelopen jaren op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op de uittreksels uit de Britse en Nederlandse justitiële documentatie van 4 december 2020 respectievelijk 15 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf komt de rechtbank – gelet op de LOVS-oriëntatiepunten – uit op een lagere gevangenisstraf dan is geëist door de officier van justitie.
De door de officier van justitie gevorderde maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank, gelet op de pleegdatum, gelegen vóór de datum van in werking treden van de wetswijziging waarbij deze maatregel in de wet is gekomen, te weten op 1 april 2012, niet opleggen. De rechtbank ziet op dit moment ook geen aanleiding op andere wijze verdachte aan een contact- en/of locatieverbod te onderwerpen, gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijk gevangenisstraf en de mogelijkheden waarover de officier van justitie beschikt in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Zij heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering dan wel afwijzing van de vordering bepleit, wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw gevraagd het toe te wijzen bedrag te matigen, nu de bij de vordering aangehaalde zaken niet geheel vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de aard en de ernst van wat de benadeelde partij door de verdachte is aangedaan komt de hoogte van de vordering de rechtbank niet bovenmatig voor. Naar maatstaven van billijkheid zal de immateriële schade dan ook op het gevraagde bedrag van € 10.000,-, worden vastgesteld. De vordering zal dus in zijn geheel worden toegewezen.
De schadevergoeding zal hoofdelijk worden toegewezen nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan de schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd.
De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 augustus 2001.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader zo, dat als de één betaald de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 augustus 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [naam benadeelde]te betalen
€ 10.000,- (hoofdsom
, zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
11 augustus 2001 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 10.000,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor maximaal
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 augustus 2001 te [plaatsnaam] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- vergrendelen van de deur met een stoel,
- op bed duwen/trekken van [naam slachtoffer] ,
- zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat ze op bed moest komen liggen,
- vasthouden van die [naam slachtoffer] terwijl ze werd uitgekleed,
- negeren van het tegenstribbelen, wegduwen, schreeuwen, huilen en/of zeggen/roepen “ophouden” en/of “ik wil niet” door die [naam slachtoffer] ,
- op die [naam slachtoffer] gaan liggen,
- brengen en/of bewegen van zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- de lichamen van hemzelf en van die [naam slachtoffer] op de zij te draaien, zodat de medeverdachte zijn penis in de anus van die [naam slachtoffer] kon brengen en/of bewegen (terwijl hij, verdachte, nog steeds zijn penis in haar vagina had en/of bewoog), en/of
- meermalen brengen en/of bewegen van een penis in de vagina en/of anus van die [naam slachtoffer]
die [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
te weten het
- uittrekken van de schoenen, broek en onderbroek van die [naam slachtoffer] ,
- ( deels) omhoogdoen van het shirt en beha van die [naam slachtoffer] ,
- in de mond (proberen te) doen, althans likken, van de tepel, althans borst, van die [naam slachtoffer] ,
- brengen en/of bewegen van zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ,
- op de zij draaien van de lichamen van hemzelf en van die [naam slachtoffer] , zodat de medeverdachte zijn penis in de anus van die [naam slachtoffer] kon brengen en/of bewegen (terwijl hij, verdachte, nog steeds zijn penis in haar vagina had en/of bewoog), en/of
- meermalen brengen en/of bewegen van een penis in de vagina en/of anus van die [naam slachtoffer] .
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )