ECLI:NL:RBROT:2021:12134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
10/207059-21, 10/054376-21, 10/301624-21, 10/681023-19 en 10/681030-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, mishandeling en verkeersdelicten

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling, opzetheling, en verkeersdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 april 2021 in Dordrecht een postpakket heeft weggenomen van een postbezorger, vergezeld van geweld. Daarnaast heeft hij op 14 juni 2021 een andere persoon mishandeld door deze te slaan. De verdachte was ook betrokken bij het rijden in een gestolen auto en heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs, het weigeren van een bloedonderzoek, en het voorhanden hebben van een verboden wapen. De officier van justitie had een jeugddetentie van 180 dagen geëist, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veiligheid van anderen niet in het geding was en heeft geen PIJ-maatregel opgelegd. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot 5 maanden jeugddetentie, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meewerken aan behandeling en dagbesteding. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.500,00 toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade.

Uitspraak

vonnis promis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team jeugd
Parketnummers: 10/207059-21 (dagvaarding I), 10/054376-21 (dagvaarding II) en 10/301624-21 (dagvaarding III) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/681023-19 en 10/681030-18 (rolnummer 22/000617-19) (behorend bij dagvaarding II)
Datum uitspraak: 30 november 2021 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in: Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hartelborgt te Spijkenisse, aldaar ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 16 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
- vrijspraak van het op dagvaarding I onder 2 en 4 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het op dagvaarding I onder 1, 3, 4 subsidiair en 5, het op dagvaarding II primair en het op dagvaarding III onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden: meewerken aan (maatwerk)behandeling en dagbesteding bij Enver, een meldplicht bij Jeugdbescherming west en begeleid wonen bij Accuraat Begeleid Wonen te Amsterdam;
- met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het op dagvaarding I onder 2 en onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het op dagvaarding II primair ten laste gelegde.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het gripzakje met wit poeder, waarvan de inhoud door het Nederlands Forensisch Instituut is getest als bevattende cocaïne, op enig moment in het bezit is geweest van de verdachte. Evenmin kan worden vastgesteld dat dit betreffende zakje in het portiek van de parkeergarage, waarvan de beelden door de politie zijn uitgekeken en beschreven, is aangetroffen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het bereiden of verwerken van cocaïne dan wel dat hij cocaïne in zijn bezit heeft gehad. De verdachte zal daarom van het op dagvaarding II primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het op dagvaarding II primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
4.3.1.
Dagvaarding I onder 4 subsidiair
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2.
Dagvaarding I onder 1, 3, en 5 en dagvaarding III onder 1, 2, 3 en 4
Het op dagvaarding I onder 1, 3 en 5 en het op dagvaarding III onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandig- heden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder 1, 3 en 5 en op dagvaarding III onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de voornoemd bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding I
1.
hij
op 22 april 2021 te Dordrecht
op of aan de openbare weg, de Sint Jorisweg, een postpakket, dat aan een (onbekend
gebleven) ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door dat pakket (onverhoeds en van achteren) weg te rukken van onder de arm van die [naam slachtoffer 1];
3.
hij
op 14 juni 2021 te Dordrecht
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [naam slachtoffer 2] te slaan op het hoofd;
4.
subsidiair
hij op 31 juli 2021 te Dordrecht,
een auto (merk/type Toyota Yaris, gekentekend [kentekennummer 1])), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
Hij op 10 mei 2021 te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk/type VW Polo, kenteken [kentekennummer 2]), d
iegeheel of ten dele aan [naam slachtoffer 4], toebehoorde heeft beschadigd, ;
Dagvaarding III
1.
hij op 1 augustus 2021 te Dordrecht
als bestuurder van een voertuig (een personenauto Toyota Yaris), daarmee rijdende op de weg, de Baanhoekweg en de Merwedestraat en de Prins Hendrikbrug
en de Oranjelaan en de Bankastraat en de Ceramstraat,
  • op de Baanhoekweg met verhoogde snelheid is door gereden en
  • in botsing is gekomen met een politievoertuig dat probeerde de bestuurder tot
stoppen te dwingen en- op de Merwedestraat met een snelheid van 140 km/u, ruim meer dan de
50 km/u die daar is toegestaan, heeft gereden en
  • via de busstrook rechts meerdere auto's heeft ingehaald en
  • tegen het verkeer in de Oranjelaan is opgereden waar een of meer tegenliggers moesten uitwijken en en een overstekende bestuurder van een bromfiets bijna heeft aangereden en
  • op de Ceramstraat is gecrashed tegen een personenauto, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op 1 augustus 2021 te Dordrecht als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto Toyota Yaris) heeft gereden op de weg,
de Baanhoekweg en de Merwedestraat en de Prins Hendrikbrug en de Oranjelaan en de
Bankastraat en de Ceramstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op 1 augustus 2021 te Dordrecht,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig [een personenauto Toyota Yaris] te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
4.
hij op 1 augustus 2021 te Dordrecht,
een wapen als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie in artikel 2 lid 1 van categorie I, onder 1° juncto de art 2 lid 1 onder a van de Regeling Wapens en Munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I1.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
3.
mishandeling
4.
subsidiair
opzetheling
5.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen
Dagvaarding III1.
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
2.
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
3.
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
4.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 22 april 2021 schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, door een postpakket onder de arm van een postbezorger weg te rukken, waarna hij met het pakket is weggerend. Enkele weken later heeft de verdachte na een verkeersruzie een auto beschadigd, door hier een deuk in te schoppen. De verdachte heeft hiermee schade en ongemak veroorzaakt bij anderen en een gebrek aan respect getoond voor hun eigendom.
Ongeveer een maand hierna heeft de verdachte een man in een scootmobiel mishandeld door hem op het hoofd te slaan, nadat deze de verdachte vroeg of hij hem mocht passeren. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn en letsel aan het hoofd opgelopen. Weer anderhalve maand later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een auto, door in een gestolen auto te gaan rijden. Heling is een ernstig feit, nu daardoor het plegen van andere vermogensmisdrijven wordt bevorderd en zo schade wordt berokkend aan de rechtmatige eigenaars van goederen. Met deze auto heeft de verdachte gereden zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Hij heeft gevaar op de weg veroorzaakt in een poging om met deze auto aan de politie te ontkomen. De verdachte heeft met aanzienlijk hogere snelheden dan de toegestane maximum snelheid door Dordrecht gereden, waarbij hij in botsing is gekomen met een politieauto. Ook heeft de verdachte via de busstrook meerdere auto’s ingehaald en heeft hij tegen het verkeer in gereden, waarbij tegenliggers moesten uitwijken en de verdachte bijna een overstekende bestuurder van een bromfiets heeft aangereden. Uiteindelijk is de verdachte tegen een personenauto gebotst en is hij te voet gevlucht. Bij zijn aanhouding bleek de verdachte in het bezit van een verboden wapen, te weten een stiletto. Op basis van een positief resultaat op cannabis van een indicatieve speekseltest en de uiterlijke kenmerken van de verdachte is door de hulpofficier van justitie een bloedonderzoek bevolen. De verdachte heeft geweigerd hieraan mee te werken.
Het gedrag van de verdachte heeft herhaaldelijk overlastgevende situaties opgeleverd voor anderen. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij steeds zijn eigen belang heeft laten prevaleren boven de eigendommen en de veiligheid van anderen. Om de veiligheid van andere weggebruikers heeft hij zich in het geheel niet bekommerd. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank ook mee dat de verdachte wist of kon weten dat hij tijdens zijn vlucht voor de politie tweemaal een andere auto had geraakt, waarbij hij zich niet om de inzittenden of de ontstane schade heeft bekommerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 november 2021. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in. Geadviseerd wordt om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) op te leggen en de voorwaardelijk opgelegde straffen geheel ten uitvoer te
leggen. Uit het huidig onderzoek en eerdere onderzoeken van de Raad komen voornamelijk risico’s naar voren. De grootste risico’s worden geconstateerd op de domeinen: school, vrije tijd, relaties, attitude, vaardigheden, gezin, middelengebruik en agressie. De verdachte lijkt over onvoldoende vaardigheden te beschikken om de juiste keuzes te maken, vooral als hij met anderen samen is. De verdachte is moeilijk te begrenzen en het lukt de moeder van de verdachte onvoldoende om zicht op hem te houden en invloed op hem uit te oefenen om delictgedrag te voorkomen. Bovendien heeft de verdachte vooral contact met antisociale jongeren die in aanraking komen met politie en is hij beïnvloedbaar en statusgevoelig in de sociale context. Er is lange tijd geen sprake geweest van adequate dagbesteding. Dit alles vergroot de kans op herhaling van delictgedrag. De Raad ziet behalve de oplegging van een PIJ-maatregel geen andere mogelijkheden meer om de ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren en om zijn veiligheid alsmede die van de samenleving, te waarborgen.
Op de zitting is als deskundige gehoord [naam 1] van de Raad. Op de zitting heeft zij verklaard dit advies te handhaven.
Ook is op de zitting als deskundige gehoord [naam 2] van Jeugdbescherming west. Hij heeft verklaard dat het rapport van de Raad in samenspraak met Jeugdbescherming west tot stand is gekomen en dat de verdachte zich in de afgelopen periode met toezicht door de jeugdreclassering weinig gemotiveerd heeft getoond. Het is de ambulante hulpverlener niet gelukt om in contact met de verdachte te komen. De verdachte is na een paar weken gestopt met werk in de autotechniek omdat dit onbetaald werk was. Betaald werk is vervolgens niet van de grond gekomen. Ook is het niet gelukt om te starten met een opleiding. Geadviseerd wordt behandeling in een dwingend kader, met hierop volgend begeleid wonen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de door psychiater [naam 3] en psycholoog
[naam 4] over de verdachte opgemaakte rapporten, respectievelijk gedateerd 6 november 2021 en 9 november 2021. De bevindingen van de deskundigen komen grotendeels overeen. De rapporten houden – samengevat – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis in de vorm van een normoverschrijdend-gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken en een laagbegaafd niveau van functioneren. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, gelet op het chronische en structurele karakter ervan. Dit beïnvloedde waarschijnlijk verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, maar dit is onvoldoende duidelijk geworden. Het plegen van de tenlastegelegde feiten lijkt vooral te worden bepaald door een gebrek aan remming vanuit een gebrekkig ontwikkelde gewetensfunctie, zijn egocentriciteit met een gebrek aan empathie, een beperkte frustratietolerantie en het zich mogelijk laten beïnvloeden door derden. De verdachte is gericht op onmiddellijke behoeftebevrediging, heeft antisociale ideaties en laat prikkelzoekend gedrag zien. Hij wordt onvoldoende geremd door een adequaat functionerend geweten en de empathische vermogens zijn beperkt. Het recidivegevaar is blijkens de risicotaxatie verhoogd. Er zijn geen effectieve beschermende factoren aanwezig. De verdachte heeft omgang met antisociaal gerichte jongeren en heeft geen dagbesteding. Om de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen en de kans op recidive te beperken, is een strak behandelprogramma nodig, dat zowel forensische behandelmodaliteiten als toeleiding naar school en vrijetijdsbesteding verzorgt. De behandeling dient zich te richten op de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte en het systeem rondom de verdachte. Het moreel beredeneren dient gestimuleerd te worden, waarbij de verdachte leert om, vooral affectief, afgeremd te worden in het maken van negatieve keuzes. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt geadviseerd, omdat een ambulant traject niet meer haalbaar wordt geacht om recidivegedrag te voorkomen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat één van de bewezenverklaarde feiten (diefstal met geweld, dagvaarding I onder 1) een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, zoals vereist voor het kunnen opleggen van een PIJ-maatregel. Op alle andere bewezenverklaarde feiten is een lagere straf gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapporten vermelden, komt de rechtbank verder tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van dat misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, wat ook is vereist voor het kunnen opleggen van een PIJ-maatregel. De rechtbank ziet echter geen grond voor het opleggen van de PIJ-maatregel, omdat de geweldscomponent van de diefstal met geweld zeer beperkt is, de overige bewezenverklaarde feiten deels overtredingen betreffen en de verdachte is vrijgesproken voor de hem eerder ten laste gelegde poging doodslag, waarvoor ook toen al een PIJ-maatregel is geadviseerd. Gelet op al deze omstandigheden, en eerdere veroordelingen in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van een PIJ-maatregel eisen.
Gezien de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een jeugddetentie, zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal een lagere straf opleggen, dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank niet komt tot een bewezenverklaring van het op dagvaarding II ten laste gelegde. Op grond van de rapporten en de verklaringen van de deskundigen op de zitting acht de rechtbank, net als de officier van justitie, begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Daarom zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals geëist door de officier van justitie en hierna genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van het op dagvaarding III onder 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van
€ 2.694,99 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een deel van de vordering, te weten een bedrag van € 1.500,00, voldoende is onderbouwd en dat dit bedrag kan worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk te worden verklaard, nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het op dagvaarding III onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het bedrag van € 1.500,00, zijnde de dagwaarde van de auto, is genoegzaam onderbouwd en door de verdachte niet weersproken. De vordering zal voor dit bedrag worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard, aangezien verder
onderzoek naar de gegrondheid van dat gedeelte van de vordering een uitgebreide nadere behandeling vereist. De rechtbank is van oordeel dat die nadere behandeling een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging behorend bij dagvaarding II

9.1.
Vonnis en arrest waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
9.1.1.
Parketnummer 10/681023-19
Bij vonnis van 30 augustus 2019 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstallen (in vereniging), schuldheling en poging tot diefstal met verbreking veroordeeld - voor zover van belang - tot een jeugddetentie van 47 dagen, met aftrek, waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 september 2019.
9.1.2.
Parketnummer 10/681030-18 (rolnummer 22/000617-19)
Bij arrest van 6 februari 2020 van het Gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van brandstichting met gevaar voor goederen en personen en opzetheling veroordeeld - voor zover van belang - tot een jeugddetentie van 85 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte groot 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 21 februari 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
9.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen bij dagvaarding II ten laste is gelegd, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5, 107, 163, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de op dagvaarding I onder 2 en 4 primair en op dagvaarding II primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het de op dagvaarding I onder 1, 3, 4 subsidiair en 5 en op dagvaarding III onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 5 (vijf) maanden,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
meewerkt aan een (maatwerk) behandeling bij Enver (of een soortgelijke instelling); meewerkt aan een programma gericht op onderwijs of werk bij Enver (of een soortgelijke instelling);
gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Accuraat of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 1.500,00(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 augustus 2019 van de kinderrechter in Rotterdam met parketnummer 10/681023-19 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 6 februari 2020 van het Gerechtshof in Den Haag (met parketnummer 10/681030-18, rolnummer 22/000617-19) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, en mr. H.J. de Kraker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2021. De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-207059-21
Feit 1
hij
op of omstreeks 22 april 2021 te Dordrecht
op of aan de openbare weg, de Sint Jorisweg, althans een openbare weg,
een postpakket, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een (onbekend gebleven) ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door dat pakket (onverhoeds en/of van achteren) weg te trekken/weg te rukken van onder de arm van die [naam slachtoffer 1];
Feit 2
hij
op of omstreeks 28 mei 2021 te Sliedrecht
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een op of aan de [straatnaam] geparkeerd staande auto (merk/type Mercedes Benz, kenteken [kentekennummer 3]), toebehorende aan [naam slachtoffer 3], geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een of meer aldaar geparkeerd staande andere auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Feit 3
hij
op of omstreeks 14 juni 2021 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (telkens) te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd;
Feit 4Primairhij
op of omstreeks 31 juli 2021 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een auto (merk/type Toyota Yaris, gekentekend [kentekennummer 1]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiairhij
op of omstreeks 31 juli 2021 te Dordrecht,
een auto (merk/type Toyota Yaris, gekentekend [kentekennummer 1])), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5
hij
op of omstreeks 10 mei 2021 te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk/type VW Polo, kenteken [kentekennummer 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
10-054376-21
Primair
hij, op of omstreeks 25 februari 2021 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 25 februari 2021 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10-301624-21
Feit 1
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Dordrecht
als bestuurder van een voertuig (een personenauto Toyota Yaris), daarmee rijdende
op de weg, de Baanhoekweg en/of de Merwedestraat en/of de Prins Hendrikbrug en/of de Oranjelaan en/of de Bankastraat en/of de Ceramstraat,
  • op de Baanhoekweg na een stopteken van een politieauto met verhoogde snelheid is door gereden en/of
  • in botsing is gekomen met een politievoertuig dat probeerde de bestuurder tot stoppen te dwingen en/of
  • op de Merwedestraat met een snelheid van 140 km/u,k althans ruim meer dan de 50 km/u die daar is toegestaan, heeft gereden en/of
  • via de busstrook rechts meerdere auto's heeft ingehaald en/of
  • tegen het verkeer in de Oranjelaan is opgereden waar een of meer tegenliggers moesten uitwijken en/of en een overstekende bestuurder van een bromfiets bijna heeft aangereden en/of
  • op de Ceramstraat is gecrashed tegen een personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Toyota Yaris) heeft gereden op de weg, e Baanhoekweg en/of de Merwedestraat en/of de Prins Hendrikbrug en/of de Oranjelaan en/of de Bankastraat en/of de Ceramstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Feit 3
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Dordrecht,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig [een personenauto Toyota Yaris] te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
Feit 4
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te Dordrecht,
een wapen als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie in artikel 2 lid 1 van categorie I, onder 1° juncto de art 2 lid 1 onder a van de Regeling Wapens en Munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.