ECLI:NL:RBROT:2021:12121

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
9263490 CV EXPL 24-2496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over niet-betaalde huurpenningen en huurvermindering wegens gebrek aan gehuurde vulmachine

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen een vennootschap onder firma en een maatschap. De eiseres, een vennootschap onder firma, vordert betaling van niet-betaalde huurpenningen van in totaal € 135.377,18, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De gedaagden, bestaande uit de maatschap en twee maten, betwisten de hoogte van de huurprijs en doen een beroep op huurvermindering vanwege een gebrek aan de vulmachine die onderdeel uitmaakte van de gehuurde opstal. De huurtermijnen die niet zijn voldaan, betreffen zeven termijnen van € 14.520,- per kwartaal, die samen een hoofdsom van € 101.640,- vormen. De gedaagden hebben erkend dat de huurtermijnen niet zijn betaald, maar betwisten de hoogte van de huurprijs in de jaren 2016 en 2017. Ze stellen dat de vulmachine slechts 500 flessen per uur vulde in plaats van de afgesproken 1.000 flessen per uur, wat hen heeft benadeeld in hun huurgenot. De kantonrechter heeft de eiseres opgedragen bewijs te leveren van de hoogte van de huurprijs en de ontvangst van facturen, terwijl de gedaagden bewijs moeten leveren van het gebrek aan de vulmachine gedurende de huurperiode. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9263490 CV EXPL 21-2496
uitspraak: 9 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. van den Bogert (Juridisch Advies- en Incassobureau Incasso Result B.V.),
tegen
1. de maatschap
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],wonende te [woonplaats gedaagde 2],

3. [gedaagde 3]

wonende te [woonplaats gedaagde 3],
gedaagden,
gemachtigde: mr. A.M. Takkenberg.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres]’, ‘[gedaagde 1]’, ‘[gedaagde 2]’ en ‘[gedaagde 3]’ genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk ‘[gedaagden]’ genoemd worden.

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiseres] van 25 mei 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagden], met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres], zonder producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2021. Namens [eiseres] is verschenen [naam], bijgestaan door mr. J.A. van den Bogert. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Takkenberg. Zij vertegenwoordigen ook [gedaagde 1]. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1
[eiseres] is eigenaar van [naam opstal], een opstal aan de [adres]. Van 1 februari 2014 tot en met 30 november 2017 heeft [eiseres] [naam opstal] verhuurd aan [gedaagde 1]. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn beiden maten van [gedaagde 1].
2.2
De huur van [naam opstal] betrof de opstal inclusief apparatuur om een zuivelboerderij te exploiteren. Onder deze apparatuur bevond zich een vulmachine. [eiseres] en [gedaagde 2] hebben de vulmachine voorafgaand aan de huurperiode gezamenlijk uitgezocht en [eiseres] heeft de vulmachine gefinancierd. Gelet op de specificaties van de vulmachine zou deze 1.000 flessen per uur moeten kunnen verwerken.
2.3
Tot eind 2015 heeft [gedaagde 1] ook een stuk grond gepacht van [eiseres]. De pachtprijs bedroeg € 1.167,- per maand.

3..Het geschil

In conventie
3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot:
- betaling aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting van € 135.377,18, vermeerderd met de wettelijke handelsrente tot aan de dag der algehele voldoening, berekend over € 101.640,-;
- betaling van de kosten van deze procedure.
3.2
Het gevorderde bedrag is als volgt opgebouwd: € 101.640,- aan hoofdsom, € 31.945,78 aan reeds vervallen wettelijke handelsrente tot aan de datum van de dagvaarding en € 1.791,40 aan buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter leest het petitum zo dat daarnaast de wettelijke handelsrente wordt gevorderd over de hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3
Aan haar vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] heeft zeven huurtermijnen voor [naam opstal] niet voldaan. De huur betrof € 14.520,- per kwartaal. De niet betaalde huur betreft dus in totaal een bedrag van € 101.640.-. [eiseres] vordert nakoming van de betalingsverplichting door [gedaagde 1]. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn als maten van [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van de huur.
[eiseres] heeft de huur opgevoerd in de volgende facturen:
Factuurnummer/omschrijving
Bedrag
Datum factuur
Uiterste betaaldatum
2016-05, 2e kw 2015
€ 14.520,-
3 juni 2016
28 dagen na factuur
2017-013, 2e kw 2017
€ 14.520,-
1 juli 2017
28 dagen na factuur
2017-16, 4e kw 2015
€ 14.520,-
28 december 2017
28 dagen na factuur
2017-17, 1e kw 2016
€ 14.520,-
28 december 2017
28 dagen na factuur
2017-18, 2e kw 2016
€ 14.520,-
28 december 2017
28 dagen na factuur
2017-20, 3e kw 2016
€ 14.520,-
29 december 2017
28 dagen na factuur
2017-21, 4e kw 2016
€ 14.520,-
29 december 2017
28 dagen na factuur
3.4
[gedaagden] erkent dat de gevorderde huurtermijnen niet zijn betaald. [gedaagden] betwist echter dat de huurprijs in de jaren 2016 en 2017 € 14.520,- per kwartaal betrof. [gedaagden] doet daarnaast een beroep op verrekening in verband met een vordering die zij nog op [eiseres] heeft. Deze vordering bestaat enerzijds uit € 8.803,77 aan gemaakte herstelkosten aan (apparatuur in) [naam opstal], die [gedaagden] heeft gemaakt en voor rekening dienen te komen van [eiseres]. Anderzijds bestaat de vordering uit een schadevergoeding in verband met extra gemaakte personeelskosten (€ 57.195,97) en investering van extra eigen tijd (ongeveer € 35.000,-) doordat de vulmachine niet naar behoren werkte. De vordering van [eiseres] op [gedaagden] gaat met aanpassing van de huurprijs en deze verrekening tot zijn gehele beloop teniet.
In reconventie
3.5
In reconventie vordert [gedaagden] dat [eiseres] wordt veroordeeld bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot:
- betaling aan [gedaagden] van een bedrag van € 111.320, althans een bedrag van € 90.359,50, te betalen binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
- betaling aan [gedaagden] van de wettelijke rente over de hoofdsom met ingang van 5 augustus 2021 tot aan de datum dat [eiseres] integraal aan zijn betalingsverplichtingen jegens [gedaagden] heeft voldaan;
- betaling van de kosten van deze procedure.
3.6
Aan haar vordering legt [gedaagden] het volgende ten grondslag. De vulmachine, die onderdeel uitmaakte van [naam opstal], leverde slechts 500 flessen per uur in plaats van de afgesproken 1.000 flessen per uur. Dit gebrek was vanaf het begin van de huurperiode bekend bij [eiseres] en [eiseres] heeft het gebrek gedurende de gehele huurperiode niet verholpen. Dit heeft ervoor gezorgd dat [gedaagden] 50% minder huurgenot gehad. Op grond van artikel 7:207 BW vordert [gedaagden] daarom een huurvermindering van 50% over de gehele huurperiode.
3.7
[eiseres] erkent dat zij aan het begin van de huurperiode op de hoogte was van het gebrek aan de vulmachine, maar geeft aan dat dit gebrek op enig moment is verholpen door reparaties. Zij betwist dat dit gebrek nog bestond na de reparaties, dan wel dat zij daarover in kennis is gesteld of daarmee in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan.

4..De beoordeling

In conventie
Huurprijs
4.1
[eiseres] vordert betaling van 7 huurtermijnen. [gedaagden] erkent dat de huurprijs in 2015 € 14.520,- per kwartaal was, maar betwist dat de huurprijs in 2016 en 2017 € 14.520,- per kwartaal was. De huurprijs zou volgens [gedaagden] in 2016 en 2017 moeten worden verlaagd met € 1.167,- per maand, dus € 3.501,- per kwartaal. [gedaagden] voert hiertoe aan dat zij bij de aanvang van de huur met [eiseres] heeft afgesproken dat de huurprijs inclusief de prijs was voor de pacht van het stuk grond dat [gedaagden] al van [eiseres] pachtte. [gedaagden] heeft dit stuk grond tot eind 2015 van [eiseres] gepacht en betwist dus gehouden te zijn om over de periodes in 2016 en 2017 een bedrag van € 14.520,- per kwartaal te betalen. [eiseres] erkent dat de pachtprijs € 1.167,- per maand bedroeg, maar stelt dat dit onafhankelijk van de huurprijs werd betaald.
4.2
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] ten aanzien van de huurprijs staat vooralsnog niet vast hoe hoog de huurprijs was voor de periode 2016 en 2017. [eiseres] draagt op basis van artikel 150 Rv de bewijslast hiervoor. [eiseres] heeft een bewijsaanbod gedaan en zal worden opgedragen te bewijzen dat de huurprijs in de periode 2016 en 2017 € 14.520,- per kwartaal bedroeg.
Verrekeningsverweer
4.3
[gedaagden] voert aan dat zij de nader te bepalen huurprijs niet langer verschuldigd is, omdat dit verrekend dient te worden met de vorderingen die zij op [eiseres] heeft. Hiertoe heeft [gedaagden] een groot aantal facturen en tabellen overgelegd. [eiseres] betwist de juistheid van de facturen en dat deze facturen voor haar rekening moeten komen. Verder betwist [eiseres] in verzuim te zijn, betwist zij de omvang van de schade en betwist ook dat de schade aan haar kan worden toegerekend.
4.4
Zonder nadere bewijslevering kan de kantonrechter op dit moment niet vaststellen of de facturen zien op werkzaamheden aan [naam opstal], of dit werkzaamheden zijn die voor rekening van [eiseres] hadden moeten komen, of [eiseres] hiermee in verzuim was, wat de omvang is van de gestelde schade en of deze schade aan [eiseres] kan worden toegerekend. De gegrondheid van het verrekeningsverweer is dan ook niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Daarom zal de kantonrechter op grond van artikel 6:136 BW aan dat verweer voorbijgaan.
Wettelijke handelsrente
4.5
Artikel 6:119a BW betreffende de wettelijke handelsrente is van toepassing. De berekening van [eiseres] gaat ervan uit dat de wettelijke handelsrente is gaan lopen op de uiterste betaaldata van de betreffende facturen. [eiseres] stelt dat zij de facturen heeft afgegeven bij [gedaagden] betwist de ontvangst van de facturen, met uitzondering van de factuur met datum 3 juni 2016, waarop rechtsboven handgeschreven “afgeg.” en rechtsonder handgeschreven een paraaf staat. Daarnaast betwist [gedaagden] ontvangst van de eerste aanmaning in oktober 2018. [eiseres] stelt dat [gedaagden] de per aangetekende post verstuurde aanmaning van oktober 2018 heeft geweigerd en dat zij van het niet ontvangen van deze aanmaning daarom het nadeel dient te dragen, gelet op artikel 3:37 lid 3 BW.
4.6
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] ten aanzien van de ontvangst van de facturen staat vooralsnog niet vast wanneer de wettelijke handelsrente is gaan lopen voor de bedragen die zijn gefactureerd op de 6 facturen van 1 juli 2017, 28 december 2017 en 29 december 2017. [eiseres] draagt op basis van artikel 150 Rv de bewijslast hiervoor. [eiseres] heeft een bewijsaanbod gedaan en zal worden opgedragen te bewijzen wanneer [gedaagden] de betreffende facturen heeft ontvangen. Daarnaast zal [eiseres] worden opgedragen te bewijzen dat [gedaagden] de per aangetekende post verstuurde aanmaning van 30 oktober 2018 heeft geweigerd.
Conclusie in conventie
4.7
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, liggen de twee gevorderde huurtermijnen die zien op de periode in 2015 voor toewijzing gereed, omdat de huurprijs hiervan niet wordt betwist. Voor de facturen die zien op de periode in 2016 en 2017 staat vast dat er sprake was van een huurovereenkomst waarvoor [gedaagden] een nader te bepalen huurprijs verschuldigd is. Om deze huurprijs nader te bepalen wordt een bewijsopdracht gegeven aan [eiseres]. Het verrekeningsverweer wordt gepasseerd. Voor wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente van 6 facturen wordt aan [eiseres] ook een bewijsopdracht gegeven.
In reconventie
Gebrek vulmachine
4.8
Artikel 7:207 BW bepaalt dat een huurder in geval van vermindering van huurgenot door een gebrek recht heeft op een daaraan evenredige vermindering van de huur van de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk heeft kennis gegeven aan de verhuurder of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan, tot die waarop het gebrek is verholpen.
4.9
De kantonrechter stelt vast dat een naar behoren werkende vulmachine onderdeel was van de huurovereenkomst. De vulmachine diende gezien de specificaties 1.000 flessen per uur te vullen. Daar mocht [gedaagden] ook vanuit gaan.
4.1
[gedaagden] heeft een e-mail overgelegd uit 2014 (productie 3 bij de conclusie van antwoord). Dit betreft een e-mail van de heer [eiseres] aan de leverancier van de vulmachine. Uit deze e-mail blijkt dat [eiseres] op het moment van versturen van deze e-mail op de hoogte was van een gebrek aan de vulmachine en dat dit gebrek eruit bestond dat de vulmachine slechts tussen de 500 en de 600 flessen per uur vulde. [eiseres] erkent dat zij op dat moment op de hoogte was van een gebrek aan de vulmachine, maar geeft aan dat dat gebrek daarna door een aantal reparaties is verholpen. Uit de e-mail van 6 juli 2015 van [eiseres] aan de leverancier blijkt dat het gebrek in elk geval op 6 juli 2015 nog niet is verholpen. In deze e-mail staat namelijk:
“Bijgaand document heb ik ontvangen van een incasso-bureau.
U heeft dat dossier in behandeling op verzoek van [gedaagde 2].
Het gaat over een vulmachine die de capaciteit niet haalt.
We hebben de firma in gebreke gesteld.
Ze hebben aangegeven de machine te willen verbeteren.
Het punt van verschil zit hierin dat zij de machine in hun fabriek willen hebben,
en dat wij willen dat het hier gebeurd.
Dit kan ook makkelijk.
Wij kunnen de machine ook geen 3 dagen missen, daar we dagverse melk inpakken.
Mijn rol is die van financier.
Ik hoop u voldoende geïnformeerd te hebben en ga ervan uit dat u de rest van het dossier heeft.
Met vr. gr. [naam]”
4.11
Bij gebrek aan een gemotiveerde betwisting aan de zijde van [eiseres], stelt de kantonrechter vast dat de gestelde afwijking van 500 flessen per uur zich in elk geval gedurende de periode vanaf de in 4.10 genoemde e-mail uit 2014 tot en met 6 juli 2015 heeft gemanifesteerd. Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat het gebrek in die periode ook voldoende bekend was bij [eiseres] om maatregelen te treffen en dat het gebrek tot en met in elk geval 6 juli 2015 niet is verholpen. De afwijking van 500 flessen per uur leidt naar het oordeel van de kantonrechter tot een substantiële aantasting van het huurgenot. [gedaagden] heeft daarom recht op een evenredige vermindering van de huur. De huur van [naam opstal] omvatte meer dan alleen de vulmachine, maar de vulmachine was wel een essentieel onderdeel van de productie. De huurprijsvermindering wordt bepaald op 30% over in elk geval de periode vanaf de in 4.10 genoemde e-mail uit 2014 [1] tot en met 6 juli 2015.
4.12
[gedaagden] stelt dat de vulmachine nooit afdoende is gerepareerd en vordert daarom een huurprijsvermindering tot en met het einde van de huurperiode in november 2017. [eiseres] betwist dit en voert hiertoe aan dat de vulmachine na een aantal reparaties op enig moment 960 flessen per uur vulde. [gedaagden] zou hier volgens [eiseres] tevreden mee zijn geweest. Gelet op de stelling van [eiseres] dat het gebrek op enig moment is verholpen door reparaties staat vooralsnog niet vast dat het gebrek aan de vulmachine tot en met 30 november 2017 heeft voortgeduurd. [gedaagden] draagt op basis van artikel 150 Rv de bewijslast van het bestaan van het gebrek in de gehele huurperiode. [gedaagden] heeft een bewijsaanbod gedaan en zal worden opgedragen te bewijzen dat het gebrek in de periode vanaf 6 juli 2015 tot en met 30 november 2017 heeft voortgeduurd en dat [gedaagden] [eiseres] daarvan behoorlijk in kennis heeft gesteld, dan wel dat [eiseres] in voldoende mate bekend was met het gebrek om tot maatregelen over te gaan en het gebrek gedurende de gehele huurperiode niet heeft verholpen.
4.13
De kantonrechter draagt [gedaagden] daarnaast op om de producties 3, 4 en 5 bij de conclusie van antwoord opnieuw in te dienen in goed leesbare kwaliteit.
Conclusie in reconventie
4.14
[eiseres] was vanaf enig moment in 2014 van een gebrek aan de vulmachine op de hoogte. De vulmachine vulde slechts 500 flessen per uur in plaats van de 1.000 flessen per uur waarvan [gedaagden] mocht uitgaan. Het gebrek was in elk geval op 6 juli 2015 niet verholpen. Het gebrek leidt tot een substantiële aantasting van het huurgenot, dat aanleiding is tot een huurprijsvermindering van 30%. [gedaagden] krijgt een bewijsopdracht ten aanzien van het bestaan van het gebrek en de wetenschap hiervan bij [eiseres] in de periode na 6 juli 2015 tot en met 30 november 2017.
4.15
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
draagt [eiseres] op te bewijzen dat de huurprijs in de periode 2016 en 2017 € 14.520,- per kwartaal bedroeg;
draagt [eiseres] op te bewijzen dat en wanneer [gedaagden] de 6 facturen van 1 juli 2017, 28 december 2017 en 29 december 2017 heeft ontvangen;
draagt [eiseres] op te bewijzen dat [gedaagden] de per aangetekende post verstuurde aanmaning van 30 oktober 2018 heeft geweigerd;
draagt [gedaagden] op te bewijzen dat het gebrek aan de vulmachine in de periode vanaf 6 juli 2015 tot en met 30 november 2017 heeft voortgeduurd en dat [gedaagden] [eiseres] daarvan behoorlijk in kennis heeft gesteld, dan wel dat [eiseres] in voldoende mate bekend was met het gebrek om tot maatregelen over te gaan en het gebrek gedurende de gehele huurperiode niet heeft verholpen;
draagt [gedaagden] op de producties 3, 4 en 5 bij de conclusie van antwoord opnieuw in te dienen in goed leesbare kwaliteit;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 6 januari 2022 om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij dit bewijs wensen te leveren;
bepaalt dat indien zij dit bewijs schriftelijk wensen te leveren, zij dit direct bij deze akte moeten doen;
bepaalt dat indien zij dit bewijs wensen te leveren door het doen horen van getuigen, zij bij deze akte de namen en woonplaats van de voor te brengen getuigen moeten opgeven met opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden januari 2022 tot en met mei 2022;
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht ten overstaan van een van de hierna genoemde rechter;
wijst partijen erop dat zij voor te brengen getuigen zelf dienen op te roepen;
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen in persoon daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend op het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. van den Wildenberg en uitgesproken in het openbaar.
48996

Voetnoten

1.Opmerking kantonrechter: de exacte datum zal later worden vastgesteld, omdat deze datum niet goed leesbaar is op de overgelegde productie.