ECLI:NL:RBROT:2021:12120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
616553 HA ZA 21-319
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop en ontruiming van woning onder MGE-voorwaarden na executoriaal beslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde partij, die zich op 13 oktober 2021 heeft onttrokken aan de procedure. De zaak betreft een machtiging op grond van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij Woonbron de bevoegdheid vraagt om een woning, die onder Maatschappelijk Gebonden Eigendom (MGE) valt, namens de gedaagde aan zichzelf te verkopen. De gedaagde heeft in 1991 de woning gekocht van de rechtsvoorganger van Woonbron, maar heeft nagelaten de woning te koop aan te bieden na executoriaal beslag door een derde partij, Viramah Vastgoed B.V. Woonbron heeft de gedaagde gesommeerd om de woning te koop aan te bieden, maar dit is niet gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2021 hebben partijen een regeling getroffen, die door de rechtbank is vastgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van Woonbron toegewezen, met uitzondering van de vordering tot machtiging voor de levering van het registergoed, die is afgewezen. De gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van een contractuele boete, evenals de proceskosten. De dwangsom voor de ontruiming is vastgesteld op € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,-. Het vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaaknummer / rolnummer: C/10/616553 HA ZA 21-319
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. T.A. Vermeulen,
tegen
[naam gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat: mr. H. Orduseven-Semerci, die zich op 13 oktober 2021 heeft onttrokken.
Partijen zullen hierna ‘Woonbron’ en ‘ [naam gedaagde] ’ genoemd worden.

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Woonbron van 30 maart 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord van [naam gedaagde] , met producties;
- de brief van Woonbron van 29 september 2021, met producties;
- het B-formulier van 13 oktober 2021 van [naam gedaagde] , waarbij mr. Orduseven-Semerci zich heeft onttrokken;
- het proces-verbaal van 14 oktober 2021.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Namens Woonbron is verschenen haar advocaat. [naam gedaagde] is in persoon verschenen.
1.3
Ter zitting hebben Woonbron en [naam gedaagde] een regeling getroffen. Deze regeling is op 14 oktober 2021 vastgelegd in een proces-verbaal dat aan dit vonnis is gehecht. Onderdeel van de regeling is dat een derde partij, Viramah Vastgoed B.V. (hierna: Viramah), instemt met de regeling. Op 22 oktober 2021 heeft de advocaat van Woonbron de rechtbank per brief laten weten dat Viramah instemt met de regeling.
1.4
Onderdeel van de regeling is ook dat de rechtbank vonnis wijst in de onderhavige zaak en dat, als [naam gedaagde] de regeling niet nakomt, de regeling vervalt, waarna het Woonbron vrijstaat dit vonnis ten uitvoer te leggen. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1
Woonbron is een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet. [naam gedaagde] heeft in 1991 de woning aan de [adres 1] (hierna: de woning) gekocht van de rechtsvoorganger van Woonbron, Woningbouwvereniging M.G.E., voor een bedrag van NLG 30.000,-. In de akte van levering zijn de bepalingen van Maatschappelijk Gebonden Eigendom (hierna: MGE) van toepassing verklaard.
2.2
Artikel 4 van de MGE-bepalingen luidt, voor zover relevant, als volgt:
“De eigenaar is verplicht om het onroerend goed terstond bij aangetekend schrijven te koop aan te bieden aan de woningcorporatie/instelling, zodra:(…)
-
Op het onroerend goed executoriaal beslag wordt gelegd (…)”
2.3
Artikel 10 van de MGE-bepalingen luidt als volgt:
“Indien de eigenaar na bij aangetekend schrijven door de woningcorporatie/instelling in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig blijft aan de uitvoering van deze overeenkomst mede te werken, zal hij ten behoeve van de woningcorporatie/instelling zonder nadere ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst een door het bestuur van de woningcorporatie/instelling vast te stellen terstond opeisbare boete verschuldigd zijn van maximaal tweehonderd procent (200%) van de op het moment van overtreding of niet-nakoming geldende M.G.E.-prijs”
2.4
De terugkoopprijs is gelijk aan de destijds door de MGE-eigenaar betaalde aankoopprijs vermeerderd met een inflatiecorrectie en verminderd met een afschrijvingspercentage van 0,75% per jaar. Daarnaast ontvangt de MGE-eigenaar een vergoeding van 100% van de waardestijging die het gevolg is van door de MGE-eigenaar aangebrachte verbeteringen.
2.5
Op 18 december 2020 heeft Viramah executoriaal beslag gelegd op de woning ter hoogte van € 24.604,04. [naam gedaagde] heeft de woning niet te koop aangeboden aan Woonbron. Woonbron heeft [naam gedaagde] bij brief van 25 januari 2021 gesommeerd om binnen acht dagen de woning te koop aan te bieden aan Woonbron.

3..Het geschil

3.1
Woonbron vordert, na vermindering van eis, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- Woonbron te machtigen om het in het fundamentum petendi omschreven registergoed namens [naam gedaagde] aan zichzelf te koop aan te bieden en vervolgens te verkopen en te leveren tegen een koopsom welke wordt vastgesteld volgens de systematiek van de MGE-bepalingen en te bepalen dat, nadat een koopovereenkomst tussen Woonbron en [naam gedaagde] tot stand is gekomen, het ten deze te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van levering met betrekking tot het in het fundamentum petendi omschreven registergoed door [naam gedaagde] aan Woonbron alsmede dat het ten deze te wijzen vonnis in de plaats van de akte welke ten behoeve van de overdracht dient te worden opgemaakt, zal treden, onder de voorwaarden dat Woonbron de koopsom aan [naam gedaagde] betaalt door storting onder notaris welke zorgdraagt voor inschrijving van het ten deze te wijzen vonnis in de openbare registers;
- [naam gedaagde] te veroordelen om uiterlijk op de 14e dag voor de voorgenomen dag waarop de eigendom van het in het fundamentum petendi omschreven registergoed op Woonbron zal overgaan, de woning aan de [adres 1] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden, en onder afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woonbron te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat [naam gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
- [naam gedaagde] te veroordelen om, terzake voormeld, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonbron te betalen de somma € 1.862,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Het in het fundamentum petendi omschreven registergoed betreft het appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente Charlois, sectie [sectie] , complexaanduiding [nummer 1] , appartementsindex [nummer 2] , rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning op de derde woonlaag en een berging, gelegen in de kelder, plaatselijk bekend [adres 1] , en uitmakende het achtenveertig / vierduizenddriehonderdtachtigste onverdeeld aandeel in de gemeenschap, bestaande uit het erfpachtsrecht, eindigende dertig juni tweeduizendtweeendertig ten aanzien van de grond, alsmede de rechten van de erfpachter ten aanzien van de zich daarop bevindende opstallen, plaatselijk bekend te Rotterdam, [adressen] en [adres 2] en [adres 3] , een en ander ten tijde van de splitsing kadastraal bekend gemeente Charlois, sectie [sectie] nummers [nummer 3] [nummer 4] , [nummer 5] [nummer 6] en [nummer 7] , tezamen groot vierenzestig aren en vijfendertig centiaren.
3.3
Aan haar vordering legt Woonbron het volgende ten grondslag. Blijkens de MGE-bepalingen dient [naam gedaagde] de woning te koop aan te bieden aan Woonbron indien er sprake is van executoriaal beslag op de woning. Viramah heeft op 18 december 2020 executoriaal beslag gelegd op de woning. [naam gedaagde] heeft de woning tot op heden niet te koop aangeboden aan Woonbron. Woonbron vordert daarom een machtiging op grond van artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om de woning aan zichzelf te koop aan te bieden. Daarnaast vordert Woonbron ontruiming van de woning door [naam gedaagde] uiterlijk 14 dagen voor de overdracht van de woning, zodat een taxateur kan beoordelen of sprake is van waardestijging ten gevolge van door [naam gedaagde] zelf aangebrachte verbeteringen. Er wordt daarnaast een dwangsom gevorderd voor het geval [naam gedaagde] niet aan deze ontruiming voldoet. Omdat Woonbron [naam gedaagde] heeft gesommeerd om de woning te koop aan te bieden en [naam gedaagde] daar niet aan heeft voldaan, vordert Woonbron tevens betaling van de contractuele boete op grond van artikel 10 van de MGE-bepalingen. Ter zitting heeft Woonbron de vordering ten aanzien van de hoogte van de boete verminderd tot een bedrag van € 5.000,- minus de proceskosten. De proceskosten bedragen € 3.138,- (zie hieronder onder 4.5). De vordering van Woonbron aan boete bedraagt dus € 1.862,-.
3.4
Onderdeel van de onder 1.3 genoemde regeling is dat [naam gedaagde] afstand doet van zijn verweren in de procedure.

4..De beoordeling

4.1
De vorderingen liggen voor toewijzing gereed, omdat [naam gedaagde] de vorderingen niet langer betwist en geen verder verweer heeft gevoerd. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
4.2
Ten aanzien van de vordering tot machtiging om het registergoed namens [naam gedaagde] aan Woonbron te leveren overweegt de rechtbank dat in de levering van het registergoed wordt voorzien door de bepaling dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [naam gedaagde] met betrekking tot het tot stand brengen van de levering van het registergoed door [naam gedaagde] aan Woonbron. De vordering zal derhalve op dat onderdeel worden afgewezen.
4.3
Ten aanzien van de ontruiming wordt de dwangsom door de rechtbank vastgesteld op € 250,- per dag voor elke dag dat [naam gedaagde] hiermee in gebreke blijft. Aanleiding bestaat om de dwangsom te maximeren tot € 10.000,-.
4.4
Gelet op de verstrekkende aard van de toegewezen vordering en de door de rechter te betrachten terughoudendheid bij toepassing van artikel 3:300 BW, zal het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.5
[naam gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Woonbron worden begroot op:
- Deurwaarderskosten € 106,-
- Griffierecht € 2.076,-
- Salaris gemachtigde
€ 956,- (2 punten * € 478,-)
Totaal € 3.138,-

5..De beslissing

De rechtbank:
machtigt Woonbron om het registergoed, omschreven onder 3.2 van dit vonnis, namens [naam gedaagde] aan zichzelf te koop aan te bieden en vervolgens te verkopen tegen een koopsom welke wordt vastgesteld volgens de systematiek van de MGE-bepalingen;
bepaalt dat dit vonnis, nadat een koopovereenkomst tussen Woonbron en [naam gedaagde] tot stand is gekomen, dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [naam gedaagde] met betrekking tot het tot stand brengen van de levering van het registergoed door [naam gedaagde] aan Woonbron;
bepaalt dat dit vonnis in de plaats van de akte welke ten behoeve van de overdracht dient te worden opgemaakt, zal treden, onder de voorwaarde dat Woonbron de koopsom aan [naam gedaagde] betaalt door storting onder notaris die zorgdraagt voor inschrijving van dit vonnis in de openbare registers;
veroordeelt [naam gedaagde] om uiterlijk op de 14e dag voor de voorgenomen dag waarop de eigendom van het registergoed, omschreven onder 3.2 van dit vonnis, op Woonbron zal overgaan, de woning aan de [adres 1] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden, en onder afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van Woonbron te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag dat [naam gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
veroordeelt [naam gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonbron te betalen € 1.862,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [naam gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Woonbron tot op heden begroot op € 3.138,-;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. van den Wildenberg. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.
3426