Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling in conventie
6..De beoordeling in reconventie
7..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak vordert de eiser, wonende te Dordrecht, ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die de woning huurt voor € 650,- per maand. De eiser stelt dat hij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De gedaagde betwist deze noodzaak en voert aan dat er geen passende alternatieve woonruimte beschikbaar is, gezien haar inkomenssituatie en de omstandigheden van haar dochter. De kantonrechter oordeelt dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er andere passende woonruimte beschikbaar is, waardoor de vordering tot ontbinding wordt afgewezen.
In reconventie vordert de gedaagde herstel van verschillende gebreken in de woning. De kantonrechter erkent dat er sprake is van achterstallig onderhoud, maar stelt dat de gedaagde moet meewerken aan herstelwerkzaamheden. De rechter bepaalt dat de eiser een termijn van zes maanden krijgt om de gebreken te verhelpen, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 7.500,-. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak is gedaan op 2 december 2021 door de kantonrechter in Rotterdam, en de zaak betreft een civielrechtelijke procedure.