ECLI:NL:RBROT:2021:12117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
ROT 20/5934
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fouten van een aan opposante toegewezen contactpersoon kunnen redelijkerwijs niet worden toegerekend aan opposante

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2021 uitspraak gedaan in het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 12 februari 2021. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het verschuldigde griffierecht niet tijdig had voldaan. Opposante heeft in verzet aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden tijdelijk op een ander adres verbleef en daardoor veel post, waaronder de aanmaningen voor het griffierecht, niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposante gedwongen in het stelsel Bewaken en Beveiligen is opgenomen en op een anoniem adres is ondergebracht. Een aan haar toegewezen contactpersoon had de nota griffierecht en herinneringen verstuurd, maar deze zijn niet doorgestuurd naar opposante. De rechtbank oordeelt dat het niet redelijk is om de fouten van de contactpersoon aan opposante toe te rekenen, waardoor het verzet gegrond is verklaard. De eerdere uitspraak van 12 februari 2021 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De rechtbank wijst erop dat opnieuw griffierecht zal worden geheven en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien niet is gebleken dat opposante kosten heeft gemaakt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5934
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2021 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van

[naam opposante] , te [plaats] , opposante,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 februari 2021 in het geding tussen opposante en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: verweerder) over het besluit van 8 oktober 2020.

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van opposante tegen het besluit van 25 mei 2020 ongegrond verklaard.
Tegen het bestreden besluit heeft namens opposante [persoon A] beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 12 februari 2021 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op 7 december 2021. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

De verzetprocedure
1. Het gaat in deze verzetprocedure om de vraag of de rechtbank het beroep van opposant terecht zonder zitting heeft afgedaan bij de uitspraak van 12 februari 2021. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing.
2. In de uitspraak van 12 februari 2021 (waartegen verzet is gedaan) is overwogen dat opposante het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan.
Het verzetschrift
3. Opposante heeft in verzet aangevoerd dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden tijdelijk op een ander adres heeft verbleven en om die reden veel post niet heeft ontvangen. Voor het voldoen van de eigen bijdrage is opposante afhankelijk van bijzondere bijstand waar zij een aanvraag voor heeft ingediend. De bijzondere bijstand is inmiddels toegekend.
Het wettelijk kader
4. Uit het bepaalde in artikel 8:41, eerste lid, van de Awb volgt dat door de griffier van de indiener van het beroepschrift griffierecht wordt geheven.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het verschuldigde bedrag van het griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
Beoordeling van het verzet
5. De verzetrechter overweegt het volgende. Gelet op de brief van het Openbaar Ministerie van 6 januari 2020 is gebleken dat opposante gedwongen in het stelsel Bewaken en Beveiligen is opgenomen. Als gevolg hiervan is zij op een anoniem adres ondergebracht en is een contactpersoon aan haar toegewezen (geen eigen keuze van opposante). Aan deze contactpersoon zijn de nota griffierecht en de daaropvolgende herinnering verstuurd die klaarblijkelijk niet zijn doorgestuurd aan opposante. Gelet op de situatie van opposante is het niet redelijk om de fouten van deze contactpersoon toe te rekenen aan opposante en te oordelen dat opposante hierdoor in verzuim is geweest. Om die reden is het verzet gegrond.
De uitspraak
6. Het verzet is gegrond. De buitenzitting-uitspraak van 12 februari 2021 vervalt hiermee en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Dit betekent onder andere dat aan opposante opnieuw griffierecht zal worden geheven. De verzetrechter wijst er ten slotte nog op dat in voorkomende gevallen een beroep kan worden gedaan op
Betalingsonmacht griffierecht.
7. Het is niet gebleken dat opposante in verzet kosten heeft gemaakt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarmee geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 december 2021.
De griffier en rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.