In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde nakoming van ongedaanmakingsverbintenissen, terwijl [gedaagde] in reconventie teruggave van zijn gereedschap eiste. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling op 1 oktober 2021. De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] is op 2 september 2021 begonnen met werkzaamheden in de tuin van [eiser], maar heeft deze niet tijdig afgerond. Na herhaaldelijk contact zonder resultaat, heeft [eiser] op 19 oktober 2020 de overeenkomst ontbonden en een bedrag van € 4.600,- teruggevorderd. [Gedaagde] heeft zich verweerd door te stellen dat hij werkzaamheden had verricht die waarde vertegenwoordigen.
De kantonrechter oordeelde dat [eiser] de overeenkomst terecht heeft ontbonden, omdat [gedaagde] zijn verplichtingen niet is nagekomen. De rechter stelde vast dat de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden geen subjectieve waarde voor [eiser] hadden, en dat [gedaagde] het bedrag van € 4.600,- aan [eiser] moest terugbetalen, verminderd met een bedrag voor de waarde van de werkzaamheden die daadwerkelijk zijn verricht. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] tot teruggave van gereedschap afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [eiser] deze in zijn bezit had. De rechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten.