ECLI:NL:RBROT:2021:12079

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
C/10/626246 / JE RK 21-2589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen te verlengen voor de duur van zes maanden. De minderjarigen wonen momenteel bij de (stief)vader, terwijl de moeder en de vader van de kinderen betrokken zijn in de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder als gevolg van persoonlijke problematiek onvoldoende zorg kan bieden aan de kinderen, wat heeft geleid tot hun uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, inclusief eerdere beschikkingen en de huidige situatie van de ouders en de kinderen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, en dat dit in het belang van de kinderen is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 december 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/626246 / JE RK 21-2589
datum uitspraak: 26 november 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2015 te [geboorteplaats minderjarige 1] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2018 te [geboorteplaats minderjarige 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam (stief)vader] , hierna te noemen de (stief)vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 september 2021, ingekomen bij de griffie op
30 september 2021;
- een e-mailbericht van mr. M.A.P. Kolsteren-van Heijst van 25 november 2021 met als bijlagen een verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 25 november 2021.
Op 26 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.A.P. Kolsteren-van Heijst,
- de vader, bijgestaan door mr. M. Bredius,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de moeder. Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de (stief)vader.
Bij beschikking van 5 maart 2021 en gerectificeerd bij beschikking van 2 april 2021 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 5 maart 2022, is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in het netwerk, te weten bij de (stief)vader, verleend tot
5 december 2021 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] bij de vader met gezag verleend tot 5 december 2021.
Bij beschikking van 18 oktober 2021 (zaaknummer C/10/610432) van deze rechtbank is een zorgregeling vastgesteld, die voorziet in een geleidelijke uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij (een) net(werk)pleeggezin/vader te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft ter zitting het verzoek verduidelijkt in die zin dat de GI verzoekt om een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling en als volgt nader toegelicht.
De vader is in staat [voornaam minderjarige 1] duidelijkheid en structuur te bieden waardoor hij rust en veiligheid heeft ervaren zodat hij zich kan ontwikkelen. Op de groep bij Enver heeft [voornaam minderjarige 1] rond de voorjaarsvakantie en juni 2021 een behoorlijke terugval in zijn gedrag laten zien. Hij accepteert dan minder gezag en laat onrust zien.
Naar aanleiding van de beschikking van de rechtbank van 18 oktober 2021 is de omgang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] met hun moeder in de afgelopen periode uitgebreid. De omgang verloopt rustig. De moeder probeert haar aandacht over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] goed te verdelen. [voornaam minderjarige 2] vraagt echter veel aandacht. Zo wil hij 's avonds niet eten en is naar de vader gegaan.
Bij de uitvoering van deze regeling zijn ook praktische problemen ontstaan. Zo zou volgende week de omgang van 12:30 uur tot 18:30 uur op woensdag moeten plaatsvinden terwijl [voornaam minderjarige 2] om 19:00 uur naar bed gaat. De komende periode zal tijdens evaluatiegesprekken duidelijk moeten worden of de moeder kan aansluiten bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , wat haar opvoedvaardigheden zijn en of de omgang verder kan worden uitgebreid. Daarbij staat het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorop.
De ouders communiceren niet met elkaar, hebben geen vertrouwen in elkaar en kunnen zelfstandig geen overeenstemming over de omgang van de moeder met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bereiken. Daarom is een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de (stief)vader in het vrijwillig kader, zoals door de advocaat van de moeder is aangevoerd, niet mogelijk.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
Eerder heeft de Raad voor de Kinderbescherming aangegeven dat als de moeder kan instemmen met een vrijwillig verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de (stief)vader, deze plaatsing niet met een machtiging uithuisplaatsing hoeft te worden geformaliseerd. De moeder kan instemmen met een verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de (stief)vader. Daarom hoeft deze plaatsing formeel niet te worden vastgelegd. De moeder wil bovendien toewerken naar en zich houden aan de voorlopige zorgregeling, zoals door de rechtbank is vastgelegd bij beschikking van 18 oktober 2021. De moeder kan dan laten zien dat zij over opvoedvaardigheden beschikt. Volgens Coachpoint verloopt de omgang positief. De zorgen van de GI over het welzijn van de moeder zijn gebaseerd op het verleden en worden niet met schriftelijke stukken onderbouwd. Zo blijkt uit het overgelegde e-mailbericht van Coach-Point van 25 augustus 2021 (productie 3) dat er geen grote zorgen zijn tijdens de huidige bezoekmomenten en is de beschikbaarheid van de moeder beschreven. Een lang bezoek op woensdagmiddag zal volgens Coachpoint veel van de moeder vragen, maar kan begeleid worden door Coachpoint. Sinds de opname en de aangepaste medicatie gaat het erg goed met de moeder. Het is voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kwalijk dat hun moeder op basis van niet onderbouwde vermoedens wordt gediskwalificeerd.
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting verzocht om het verzoek van de GI toe te wijzen. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd.
Er bestaan gronden voor het verlengen van de machtiging uithuisplaatsing. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn gebaat bij rust en regelmaat en moeten weten dat hun plek bij de (stief)vader is. Met het overleggen van gespreksverslagen door de advocaat van de moeder wordt een situatie gecreëerd, waarbij het vertrouwen van de vader wordt geschaad. Als er geen vertrouwen is in elkaar, dan zou er zeker ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] veel onduidelijkheid ontstaan indien de machtiging uithuisplaatsing niet zou worden verlengd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder als gevolg van haar persoonlijke problematiek onvoldoende voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kon zorgen. Daarom wonen zij sinds eind november 2020 bij de (stief)vader. Aan de hand van de beschikking van 18 oktober wordt inmiddels gewerkt aan de uitbreiding van de omgang met de moeder. Het is van belang dat, gedurende dit traject en in afwachting van het vervolg van de procedure rondom de zorgregeling, [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] bij de (stief)vader wonen. Anders dan de moeder betoogd kan dit niet in het vrijwillig kader plaatsvinden. Uit artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek volgt immers dat voor die plaatsing een machtiging noodzakelijk is. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] volgt dit reeds uit de omstandigheid dat de vader niet met het gezag over hem is belast. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] geldt dat, nu zijn hoofdverblijf nog niet is bepaald, een machtiging noodzakelijk is om uitsluitsel te bieden over zijn verblijfplaats.
Nu de moeder wenst toe te werken naar co-ouderschap en de rechtbank bij beschikking van 18 oktober 2021 een voorlopige zorgregeling heeft vastgesteld, waarbij de omgang bij de moeder is uitgebreid, is het de komende periode van belang dat de ouders in het kader van de ondertoezichtstelling blijven werken aan hun samenwerking en communicatie om hun ouderrelatie in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verbeteren.
Uit voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Gezien de samenhang tussen de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing enerzijds en de zorgregeling anderzijds, acht de kinderrechter het wenselijk dat een verlengingsverzoek ten aanzien van deze maatregelen gelijktijdig wordt behandeld met de voortgezette behandeling van de procedure rondom (onder meer) de zorgregeling. Partijen hebben aangegeven daarmee in te stemmen. Gelet hierop wordt de GI verzocht bij een eventueel verlengingsverzoek in het bijzonderhedenformulier duidelijk aan de rechtbank (team familie) te vragen om een gecombineerde behandeling met het verzoek geregistreerd onder het zaaknummer C/10/610432 / FA RK 20-10111.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in het netwerk, te weten bij de stiefvader, tot 5 maart 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] bij de vader met gezag tot 5 maart 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.