ECLI:NL:RBROT:2021:1207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
C/10/586501 / HA ZA 19-1104
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelskoop en non-conformiteit van geleverde goederen onder het Weens Koopverdrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Intervlees N.V. en GVFI Europe B.V. over een koopovereenkomst betreffende vleeswaren. Intervlees, gevestigd in België, had in december 2016 een partij vlees gekocht van GVFI, die op haar beurt de goederen had ingekocht bij de Braziliaanse vennootschap JJZ Alimentos S.A. De goederen arriveerden op 3 maart 2017 in Santos, Brazilië, en zijn op die datum betaald door Intervlees. Echter, op 22 maart 2017 werd Intervlees geïnformeerd dat er een importverbod gold voor de goederen, waardoor deze niet in de EU konden worden ingevoerd. Intervlees heeft de goederen uiteindelijk geretourneerd aan JJZ, maar ontving geen terugbetaling of vervangende lading van GVFI.

Intervlees vorderde in deze procedure betaling van het factuurbedrag, buitengerechtelijke incassokosten, gederfde winst en kosten voor het terugzenden van de goederen. De rechtbank oordeelde dat GVFI niet tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat het risico van de goederen op het moment van levering op Intervlees was overgegaan. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomst onder het Weens Koopverdrag viel en dat de non-conformiteit van de goederen niet voor rekening van GVFI kwam. De vorderingen van Intervlees werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De rechtbank benadrukte dat het aan Intervlees was om te bewijzen dat de goederen non-conform waren en dat zij niet had aangetoond dat de slachtomstandigheden van het vlees niet voldeden aan de eisen. De rechtbank concludeerde dat de stelling van Intervlees onvoldoende gemotiveerd was en dat GVFI zich niet had gedragen op een manier die afstand van recht zou impliceren. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over risico-overdracht en conformiteit in internationale handelskoopovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/586501 / HA ZA 19-1104
Vonnis van 27 januari 2021
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
INTERVLEES N.V.,
gevestigd te Brasschaat, België,
eiseres,
advocaat mr. L.E.J. Jonker te 's-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GVFI EUROPE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Boeve te Utrecht.
Partijen zullen hierna Intervlees en GVFI genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 20 mei 2020, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 9 september 2020;
  • de zittingsagenda van 10 november 2020;
  • de aanvullende producties van Intervlees;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 30 november 2020, alsmede de daarin genoemde spreekaantekeningen;
  • de opmerkingen op het proces-verbaal van Intervlees en van GVFI;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Intervlees houdt zich bezig met de import en export van vleeswaren op groothandelsniveau.
2.2.
GVFI importeert en levert vlees aan onder meer groothandels en detailhandel.
2.3.
Intervlees heeft in december 2016 een partij vlees gekocht, welk vlees afkomstig was de Braziliaanse vennootschap JJZ Alimentos S.A. (hierna: JJZ). Op 3 maart 2017 zijn de goederen in Santos, Brazilië gearriveerd ten behoeve van het vervoer naar Intervlees. Op de factuur van GVFI aan Intervlees staat bij betaling ‘TT against document’ en bij levering ‘FOB Santos’. Intervlees heeft deze goederen op 17 maart 2017 betaald aan GVFI voor het bedrag van USD 160.710,15.
2.4.
Op 22 maart 2017 mailt Thermotraffic Holland B.V., (hierna: Thermotraffic) de logistieke dienstverlener van Intervlees, aan Intervlees dat zij zojuist (“just”) een bericht van de NVWA heeft ontvangen, waarin staat dat JJZ een importverbod heeft voor de EU, hetgeen betekent dat de partij vlees niet zal kunnen worden ingevoerd.
2.5.
De dag erna, op 23 maart 2017, mailt Thermotraffic aan Intervlees:
“Good afternoon,
Hereby a update with subject to the banning of Veterinarian Brazilian import containers.
Rotterdam arrivals:
- All containers from below companies will be rejected for import EU, due to the withdraw of their approval for import EU.
Rejection can be done at the veterinarian checkpoint and in some cases at the terminal (your TTH contact can assist in these cases).
After rejection there are 3 options: 1) Return country of origin 2) Destruction 3) Re export outside EU with acceptance letter from the Veterinarians of consignee.
(…)”
2.6.
Op 28 maart 2017 mailt JJZ aan Intervlees:
“Please we had information this container should release to come to Brazil,
Please ask to your forwarder contact us to start the import procedures.”
2.7.
Intervlees mailt daarop aan JJZ en GVFI:
“Plse inform how to proceed....
Shall we make an invoice to GVFI or will we receive a credit note from GVFI...
Kindly advise how you see payment arranged.
As we speak, container is in process of being veterinary inspected.
Official outcome will follow later today/tomorrow.
Meantime, send us all necessary details in order to get container re-routed back to origin.
All correspondence should pass through Intervlees NV ( not directly to our forwarder)”
Waarop GVFI reageert:
“you need to talk to [naam persoon A] we do the same I believe they will replace the goods of course!”
2.8.
Op 29 maart 2017 mailt [naam persoon A] van JJZ aan Intervlees en GVFI:
“As per below message, from [naam persoon B] , I reconfirm to you. As soon as our plant come back to the normal process, we will replace this container to you.
For now, we need your help to bring back this container. What’s your Agent Forwarder?
Our Logistic guy ( [naam persoon C] ) is reading us in copy and he will keep contact with you on this matter.”
2.9.
Op 30 maart 2017 heeft de NVWA een ‘Bericht aanbieder/SIP-houder voornemen tot weigering’ verzonden aan Thermotraffic.
2.10.
Intervlees heeft de goederen aan JJZ geretourneerd maar heeft geen terugbetaling van het factuurbedrag of vervangende lading ontvangen.

3..Het geschil

3.1.
Intervlees vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. GVFI veroordeelt om aan lntervlees te betalen een bedrag van USD 160.710,15, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop GVFI in verzuim is tot de dag van volledige betaling;
II. GVFI veroordeelt om aan Intervlees een bedrag van € 2.459,00 buitengerechtelijke incassokosten te voldoen vermeerderd met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden;
III. GVFI veroordeelt om aan Intervlees een bedrag van € 28.927,83 te betalen ter vergoeding van de door Intervlees gederfde winst;
IV. GVFI veroordeelt om aan Intervlees een bedrag van € 3.750,- te betalen ter vergoeding van de door Intervlees gemaakte kosten voor het terugzenden van de goederen; en
V. GVFI veroordeelt in de kosten van deze procedure inclusief en vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2.
Intervlees heeft hieraan kort samengevat ten grondslag gelegd dat GVFI tekort is geschoten in de nakoming van de tussen Intervlees en GVFI gesloten koopovereenkomst. Intervlees heeft de goederen immers betaald, maar nooit van GVFI ontvangen. Dat levering ‘FOB Santos’ overeen was gekomen, doet hieraan niet af; de goederen waren immers non-conform, omdat zij niet konden worden geïmporteerd.
3.3.
GVFI voert verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van Intervlees in haar vorderingen, althans tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van Intervlees in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.4.
Hieraan heeft GVFI ten grondslag gelegd dat tussen Intervlees en GVFI niet was overeengekomen dat GVFI de risico’s van de goederen zou dragen. Daarnaast heeft GVFI conform afspraken de partij rundvlees begin maart 2017 ‘FOB Santos’, Brazilië afgeleverd, zodat zij de overeenkomst reeds is nagekomen. Ook heeft GVFI zich beroepen op rechtsverwerking.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Na het vonnis in het bevoegdheidsincident is de bevoegdheid van deze rechtbank – terecht – niet langer in geschil (vgl. art. 4 Brussel I bis, 99 Rv). Nu (nog) niet is gebleken van een rechtskeuze tussen partijen, wordt de overeenkomst beheerst door Nederlands recht (artikel 4 lid 1 aanhef en sub a of b Rome I); voor zover Intervlees haar vorderingen grondt op een koopovereenkomst, is het Weens Koopverdrag (hierna: CISG) (artikel 1 CISG) van toepassing.
4.2.
Intervlees heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat GVFI tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen Intervlees en GVFI. Het is derhalve aan Intervlees om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij een overkomst had gesloten met GVFI, welke verbintenis(sen) daaruit voortvloeien voor GVFI, en dat GVFI in de nakoming van (een van) deze verbintenis(sen) tekort is geschoten.
4.3.
In dit kader heeft Intervlees naar voren gebracht dat zij een koopovereenkomst had met GVFI. GVFI kocht het vlees in bij JJZ. JJZ heeft de door Intervlees van GVFI gekochte goederen vervolgens verzonden. De goederen zijn echter nooit bij Intervlees aangekomen, doordat de goederen werden geweigerd als gevolg van een voorgenomen importverbod, zo blijkt uit de mail van Thermotraffic van 22 maart 2017 en uit het bericht van de NVWA van 30 maart 2017. JJZ en GVFI hebben Intervlees verzocht het vlees terug te sturen. Hieruit volgt dat GVFI in haar mail van 29 maart 2017 heeft erkend de goederen niet conform waren en dat GVFI niet aan haar verplichtingen onder de overeenkomst heeft voldaan. Intervlees doet in dit kader een beroep op rechtsverwerking, nu GVFI met deze mail bij Intervlees het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de goederen vervangen zouden worden en dat de goederen dienden te worden geretourneerd. Hiermee heeft GVFI afstand gedaan van haar recht om te betogen dat er wel conforme goederen zijn geleverd.
Daarnaast was het vlees al van meet af aan niet-conform. De non-conformiteit was immers het gevolg van een volksgezondheidsrisico dat terug te voeren is op de slachtomstandigheden in de slachthuizen van JJZ, zodat dit zich al heeft gerealiseerd voorafgaand aan de aflevering. Voorts was het vlees non-conform doordat overeengekomen was dat het vlees importeerbaar moest zijn in de EU, en blijkens het importverbod was dit niet het geval.
4.4.
GVFI heeft hier onder meer tegen ingebracht dat, voor zover er een koopovereenkomst tussen haar en GVFI zou bestaan, overeen was gekomen dat GVFI FOB Santos (Brazilië) zou leveren. GVFI heeft de goederen op 3 maart 2017 ‘FOB Santos’ geleverd. Op dat moment gold er geen (voorgenomen) importverbod en was er nog geen onderzoek gestart naar de omstandigheden in de slachthuizen van JJZ. De goederen waren op dat moment dus nog in de EU te importeren. Bovendien was niet overeengekomen dat GVFI goederen diende te leveren die importeerbaar waren binnen de EU. Ook overigens blijkt uit het importverbod niet dat het vlees volksgezondheidsrisico’s in zich droeg. Uit de stukken blijkt van een voornemen van de NVWA tot het afgeven van een importverbod in verband met onderzoek van de Braziliaanse autoriteiten, maar Intervlees heeft niet aangetoond dat er iets mis was met het vlees bij de aflevering.
4.5.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de overeenkomst met betrekking tot het vlees tussen Intervlees en GVFI als een koopovereenkomst moet worden getypeerd. Weliswaar heeft Intervlees direct met JJZ gecommuniceerd over (onder meer) de prijs van het vlees, waarna JJZ GVFI heeft geïnformeerd over de door Intervlees gedane vleesbestelling, maar vast staat dat de betaling en levering van het vlees via GVFI is gelopen. GVFI was dan ook de wederpartij van Intervlees bij een koopovereenkomst, hetgeen onder meer inhoudt dat op GVFI de verplichting rustte om vlees te leveren aan Intervlees dat beantwoordde aan de eisen van de overeenkomst (artikel 35 lid 1 CISG). Daaronder valt naar het oordeel van de rechtbank ook dat het vlees kan worden geïmporteerd in de EU ten einde bij koper Intervlees terecht te kunnen komen. De rechtbank stelt in dit kader vast dat GVFI niet heeft gesteld, noch is dit gebleken, dat zij niet wist dat het vlees in de EU moest worden afgeleverd. In het midden kan daarom worden gelaten of de voorwaarden over de
health certificates, zoals vastgelegd in de
purchase confirmationvan Intervlees (productie 17 van Intervlees), ook met GVFI zijn overeengekomen, zoals Intervlees stelt en GVFI betwist. Tussen partijen staat vast dat het vlees niet kon worden geïmporteerd in Nederland. De vraag is vervolgens voor wiens rekening moet komen dat het vlees niet te importeren was.
4.6.
Volgens Intervlees komt de non-conformiteit voor rekening van GVFI, waartegen GVFI zich verweert door een beroep te doen op de overeengekomen
Incoterm“FOB Santos”, waaruit volgt dat de risico’s met betrekking tot import van het vlees op 3 maart 2017 voor rekening zijn gekomen van Intervlees.
4.7.
Ingevolge artikel 36 lid 1 CISG dient de conformiteit van de goederen te worden beoordeeld naar het moment van risico-overgang. Tussen partijen is niet in geschil dat de levering van het vlees door GVFI aan Intervlees op 3 maart 2017 in Santos, Brazilië heeft plaatsgevonden, waaruit volgt dat toen het risico van het vlees is overgegaan op Intervlees.
GVFI heeft gemotiveerd gesteld dat er nog geen problemen waren met de import van het vlees in de EU op 3 maart 2017 en dat niet is gebleken dat het vlees zelf niet deugdelijk was. Zij wijst in dit kader op de onder 2.4 geciteerde email van Thermotraffic van 22 maart 2017 dat zij zojuist “
just” bericht heeft ontvangen over het importverbod. Ook wijst GVFI op een bericht van JJZ op haar website van 20 maart 2017 (productie 6 van GVFI), waarin JJZ haar visie geeft op het “
recently launched” onderzoek “
Carna Fraca” door de Braziliaanse politie.
Gelet op deze gemotiveerde stelling van GVFI had het op de weg van Intervlees gelegen om nader te onderbouwen waarom het feit dat het vlees niet te importeren was, voor rekening van GVFI moet komen. Intervlees had niet kunnen volstaan met de enkele stelling dat het importverbod te maken had met de slachtomstandigheden in de slachthuizen van JJZ, waaruit volgt dat het vlees op het moment van de slacht al non-conform was. Intervlees heeft niet nader onderbouwd dat de slachtomstandigheden ten tijde van de slacht van het vlees niet voldeden aan de eisen die daaraan mochten worden gesteld. Uit het feit dat onderzoek wordt gedaan naar de omstandigheden in de slachthuizen van JJZ volgt niet zonder meer dat deze omstandigheden niet voldeden ten tijde van de slacht van het vlees. De rechtbank neemt in dit kader ook in aanmerking dat uit de processtukken volgt dat vóór december 2016 zowel Intervlees als GVFI vaker vlees hebben afgenomen dat afkomstig was van JJZ en dat dit wel kon worden geïmporteerd in de EU. Uit hetgeen ter zitting is besproken volgt ook dat nog steeds niet duidelijk is wat de uitkomst is van het onderzoek naar de slachthuizen van JJZ en dat er voor het bericht van Thermotraffic op 22 maart 2017 nog geen sprake was van problemen. Tot slot stelt de rechtbank vast dat Intervlees geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat het vlees zelf non-conform was, zoals bijvoorbeeld resultaten van monsternemingen van het vlees bij aflevering. Dit alles leidt ertoe dat de stelling van Intervlees, dat het risico van het importverbod van het vlees door GVFI moet worden gedragen, als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd zal worden afgewezen.
4.8.
Voor zover Intervlees heeft aangevoerd dat er sprake is van rechtsverwerking of afstand van recht aan de zijde van GVFI om de non-conformiteit nog te betwisten, geldt dat een zo verstrekkend rechtsgevolg niet aan de mail van GVFI van 29 maart 2017 kan worden verbonden. In deze mail schrijft GVFI: “you need to talk to [naam persoon A] we do the same I believe they will replace the goods of course!” Uit deze mail over een voorspelling of verwachting omtrent het gedrag van een derde volgt niet dat GVFI zich zodanig heeft gedragen dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van haar recht of bevoegdheid. GVFI meldt in de mail niets over de vraag of en welke rechten zij nog geldend wenst te maken.
4.9.
Gelet op het voorgaande heeft Intervlees onvoldoende onderbouwd dat GVFI niet aan haar verplichtingen uit die overeenkomst heeft voldaan. De vorderingen van Intervlees dienen derhalve te worden afgewezen.
4.10.
Intervlees zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GVFI worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
3.414,00(2,0 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 7.545,00
4.11.
De door GVFI gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Intervlees in de proceskosten, aan de zijde van GVFI tot op heden begroot op € 7.545,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Intervlees in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Intervlees niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2021.
3178/2054