ECLI:NL:RBROT:2021:12009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
71/051531-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor voorbereidingshandelingen bij invoer van grote hoeveelheden cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. De verdachte was in de periode van november 2020 tot en met februari 2021 betrokken bij twee transporten van respectievelijk 16.174 kilogram en 7.200 kilogram cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van tien jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de zelfstandige invoer van de cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van de cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 54 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank weigerde ook het verzoek om de voorlopige hechtenis te schorsen, gezien de ernst van de feiten en de belangen van de samenleving. De inbeslaggenomen iPhone van de verdachte werd onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit in strijd was met de wet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 71/051531-21
Datum uitspraak: 2 december 2021
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] , inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres verdachte] , tijdens het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2021.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de zitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kortgezegd wordt de verdachte verweten dat hij:
Primair op 5 februari 2021 samen met anderen ongeveer 16.174 kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd en subsidiair dat hij daartoe voorbereidingshandelingen heeft verricht.
Primair op 19 februari 2021 samen met anderen ongeveer 7.200 kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd en subsidiair dat hij daartoe voorbereidingshandelingen heeft verricht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. G. Rip, heeft gevorderd:
  • de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen;
  • de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest.

Bewijs

Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft ten aanzien van beide cocaïnetransporten vanaf de binnenkomst van de schepen met cocaïne in Nederland tot aan (in ieder geval) de inbeslagnames van de partijen cocaïne in Hamburg en Antwerpen in zijn eentje handelingen verricht die waren gericht op het verdere vervoer en aflevering van de partijen cocaïne. Daarom kan het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde, met uitzondering van het medeplegen, dus worden bewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De verdachte had geen wetenschap van de inhoud van de containers en had dan ook geen opzet op (de verlengde) invoer van cocaïne.
Beoordeling
Cocaïne in Hamburg (Duitsland)
Op 12 februari 2021 is door de Duitse Douane in Hamburg 16.174 kilogram cocaïne in beslag genomen. De cocaïne was verstopt in 1.728 blikken met gipsplaat pasta, verspreid over drie containers a) [containernummer 1] ) [containernummer 2] ) [containernummer 3] (hierna: de drie containers) die stonden op het containerschip ‘ [naam schip 1] ’. Dit containerschip was afkomstig uit Paraguay, heeft in de periode van 5 tot en met 7 februari 2021 in Nederland (Rotterdam) verbleven en is vervolgens naar Hamburg gevaren. De containers stonden vermeld op een bill of lading voorzien van nummer [nummer 1] en met boekingsnummer [boekingsnummer] .
Op de genoemde bill of lading staat als consigne het bedrijf [naam bedrijf 1] met als contactpersoon de verdachte, te bereiken op het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit opgenomen en afgeluisterde tapgesprekken volgt dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De gebruiker van dit telefoonnummer stelt zich onder verschillende namen voor, waaronder [naam verdachte] van [naam bedrijf 1] , [naam 1] van [naam bedrijf 2] of [naam 2] van [naam bedrijf 3] en doet navraag naar de drie containers. Door middel van stemvergelijking is gebleken dat het één en dezelfde persoon betreft: de verdachte. Ook is de telefoon die bij het IMEI-nummer in combinatie met het telefoonnummer hoort in de woning van de verdachte aangetroffen en in beslag genomen.
Cocaïne in Antwerpen (België)
Uit de opgenomen en afgeluisterde tapgesprekken blijkt verder dat de verdachte niet alleen navraag doet naar de drie containers op de ‘ [naam schip 1] ’, maar ook naar containers op het containerschip ‘ [naam schip 2] ’. De verdachte belt ook met betrekking tot deze containers onder valse namen, waaronder [naam 1] van [naam bedrijf 2] en [naam verdachte] namens [naam bedrijf 3] , naar [naam rederij] om navraag te doen naar de ‘ [naam schip 2] ’ en een bill of lading voorzien van nummer [nummer 2] . Op die bill of lading stonden in totaal zeven containers vermeld, waaronder een container met nummer [nummer 3] (hierna: de container). Op 20 februari 2021 is in die container in totaal 7.179 kilogram cocaïne aangetroffen. Containerschip ‘ [naam schip 2] ’ was afkomstig uit Panama, is op 18 februari 2021 Nederlands grondgebied binnengekomen via de Westerschelde en is op 19 februari 2021 aangekomen in de haven van Antwerpen.
Betrokkenheid verdachte
Ten aanzien van beide transporten heeft de verdachte meermalen onder valse namen contact opgenomen met vestigingen van [naam rederij] in Nederland, België en Duitsland om te informeren naar de containers en de verdere afwikkeling daarvan. Ook is er via de telefoon van verdachte mailverkeer geweest over de containers. Met het e-mailadres [e-mailadres 1] is bij de douane in Hamburg meermalen verzocht om een timeslot te reserveren voor de douanescan van de containers. Verder heeft er mailwisseling plaatsgevonden over de ‘ [naam schip 2] ’ in combinatie met de bill of lading [nummer 2] . Op de telefoon van de verdachte stond een foto van een blik die sterk lijkt op de blikken met gipsplaat pasta waarin cocaïne in Hamburg is aangetroffen. De verdachte is ook degene die met zijn privérekening (door middel van derden) facturen heeft betaald ten behoeve van de containers. Ook zijn er vanaf de rekening van de verdachte meerdere betalingen gedaan aan ‘mijndomein.nl’ voor onder andere de website [domeinnaam 1] en de e-mailadressen [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3] Deze domeinnaam en e-mailadressen staan vermeld op de genoemde bills of lading en lijken op bestaande namen van bedrijven in de transportwereld. In de slaapkamer van de verdachte lagen verschillende bescheiden met daarop informatie over de containers. Ten slotte staan op de laptop van de verdachte documenten die zien op de containerschepen en de containers waarin de cocaïne is aangetroffen.
Tussenconclusie
De tussenconclusie op grond van het voorgaande is dat de verdachte in een korte periode zeer veel, directe en concrete bemoeienis heeft gehad met containers met daarin zeer grote hoeveelheden cocaïne in twee verschillende Europese havensteden.
Wetenschap
Bij de vraag of de verdachte wist van de cocaïne in de containers wordt vooropgesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat er via de havens van Rotterdam en Antwerpen met grote regelmaat cocaïne wordt ingevoerd in containers.
Uit bovengenoemde handelingen van de verdachte wordt afgeleid dat de verdachte op een buitengewoon schimmige manier zeer actief betrokken is geweest bij twee grote cocaïnetransporten. Gelet op zijn handelingen, de straatwaarde van de aangetroffen partijen cocaïne en het belang dat de opdrachtgever heeft bij geslaagde acties door de verdachte, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de aangetroffen verdovende middelen in de containers. Bij dat bewijsoordeel heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat verdachte voor de handelingen, die zijn betrokkenheid bij de containers direct onderbouwen, en die daarmee van belang zijn voor het bewijs, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven.
Voorbereidingshandelingen
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank niet dat de vastgestelde feiten en omstandigheden kunnen leiden tot bewezenverklaring van de zelfstandige verlengde invoer van de partijen cocaïne. De bewijsredenering van de officier van justitie overtuigt niet. Daarvoor is het dossier teveel gericht op de handelingen van alleen de verdachte, hoewel sterk in het oog springt dat de verdachte een onderdeel moet zijn geweest van een veel groter geheel, waarbij vele mededaders (moeten) zijn betrokken. Door het ontbreken van enig concreet zicht op dat grotere geheel zou bewezenverklaring van een zelfstandige verlengde invoer een te globale bewijsrechtelijke duiding van de vastgestelde feiten en omstandigheden inhouden.
Die feiten en omstandigheden rond de verdachte laten zich daarom het allerbeste duiden als de voorbereidingshandelingen van/bij de cocaïnetransporten.
Eindconclusies
De verdachte wordt vrijgesproken van de primair ten laste gelegde invoer van de beide partijen cocaïne maar bewezen kan worden dat hij de invoer van beide partijen heeft voorbereid, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze:
1.
dat hij in de periode van 14 november 2020 tot en met 15 februari 2021 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door:
  • de logistieke en administratieve afhandeling te verzorgen van de containers waarin de cocaïne was geplaatst en
  • zijn gegevens te (laten) vermelden op de Bill of Lading en
  • de domeinnamen ‘ [domeinnaam 2] ’ en ‘ [domeinnaam 1] ’ te registreren en te betalen en
  • te trachten 'timeslots' te reserveren en
  • het opstellen en versturen van een T-1 douane document en
  • het verrichten van betalingen aan rederij [naam rederij] ten behoeve van factuur nr. 907366 en Bill of Lading [nummer 1] en
  • het middels telefoon of email contact onderhouden met rederij [naam rederij] en [naam bedrijf 4] en de Duitse Douane ten behoeve van de verwerking of vrijgave van de containers genoemd op Bill of Lading [nummer 1] en
  • de actuele vaarlocatie van het vrachtschip [naam schip 1] op te zoeken.
2.
dat hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2021 tot en met 19 februari 2021 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door:
  • de logistieke en administratieve afhandeling te verzorgen van de container(s) waarin de cocaïne was geplaatst en
  • de domeinnaam ‘[domeinnaam 3]’ en/of ‘ [domeinnaam 1] ’ te registreren en/of te betalen en
  • het verrichten van betalingen aan [naam bedrijf 3] ten behoeve van een betaling aan rederij [naam rederij] ten behoeve van factuur nr. 908790 en/of Bill of Lading [nummer 2] en
  • het middels telefoon of email contact onderhouden met rederij [naam rederij] en/of de Belgische douane ten behoeve van de verwerking en/of vrijgave van de containers genoemd op Bill of Lading [nummer 2] .
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van de wettige bewijsmiddelen en de daarop gebaseerde bewijsoverwegingen. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
2.
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
De feiten zijn strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van november 2020 tot februari 2021 twee keer de invoer van grote partijen cocaïne voorbereid. De verdachte heeft met betrekking tot de twee transporten (onder valse namen) informatie opgevraagd over de containers waarin de cocaïne zat en de verdere afwikkeling daarvan, de actuele vaarroutes opgezocht, betalingen verricht en benodigde (douane)documenten opgesteld en verzonden. Ondanks dat de rechtbank er niet vanuit gaat dat de verdachte de eigenaar is van de cocaïne, waren deze handelingen een onmisbare schakel voor de invoer van de cocaïne. De verspreiding van en handel in harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en gaan gepaard met vele andere vormen van (zware) criminaliteit en overlast in zowel binnen- als buitenland. De verdachte heeft zich van de zeer nadelige maatschappelijke gevolgen niets aangetrokken.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij een bewezenverklaring van beide primair ten laste gelegde feiten zou de rechtbank een maximale gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar hebben kunnen opleggen. De officier van justitie, die uitgaat van een dergelijke bewezenverklaring, heeft een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren geëist. Voor de subsidiair ten laste gelegde feiten - die de rechtbank bewezen acht - kan een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 8 jaren worden opgelegd. Bij het bepalen van de op te leggen straf gaat de rechtbank uit van dezelfde verhouding tussen de maximale en de op te leggen straf. Dit komt neer op een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De keuze voor die verhouding ligt in het gegeven dat de officier van justitie de feiten weliswaar anders kwalificeert, maar in de kern - net als de rechtbank - uitgaat van een ondersteunende rol van de verdachte.
Daarnaast houdt de rechtbank er in de strafmaat in enige mate rekening mee dat het niet aannemelijk is geworden dat de verdachte op de hoogte was van de exacte hoeveelheid cocaïne. Wel is aannemelijk geworden dat hij van een grote hoeveelheid moest uitgaan gelet ook op de twee transporten. Er kan immers ook niet aan worden voorbijgegaan dat het feitelijk om twee kolossale partijen cocaïne gaat. Een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden acht de rechtbank daarom passend en geboden.
Schorsingsverzoek
Het verzoek van de raadsman om de voorlopige hechtenis te schorsen bij einduitspraak wordt afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat met het wijzen van dit vonnis de ernstige bezwaren en ook de gronden voor voorlopige hechtenis nog altijd aanwezig zijn en dat – gezien de aard, ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten en de strafoplegging – het belang dat verdachte vanwege zijn persoonlijke omstandigheden bij schorsing heeft, ondergeschikt is aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis.

Inbeslaggenomen voorwerp

Beoordeling
De inbeslaggenomen iPhone Apple Crypto (beslagcode: BE187.01.01.005) zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit is in strijd met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist dat de inbeslaggenomen iPhone Apple Crypto, kleur zwart (beslagcode: BE187.01.01.005), wordt onttrokken aan het verkeer;
wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2021.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
dat hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2021 tot 12 februari 2021, in de Nederlandse territoriale wateren en/of te Rotterdam en/of te Vlaardingen en/of te Bleskensgraaf, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede begrepen invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) ongeveer 16.174 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
dat hij in of omstreeks de periode van 14 november 2020 tot en met 15 februari 2021 te Vlaardingen en/of te Bleskensgraaf, althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
  • het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of (verder) vervoeren
van ongeveer 16.174 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
door:
  • de logistieke en administratieve afhandeling te verzorgen van de containers waarin de cocaïne was geplaatst en/of
  • zijn gegevens te (laten) vermelden op de Bill of Lading en/of
  • de domeinnamen ‘ [domeinnaam 2] ’ en/of ‘ [domeinnaam 1] ’ te registreren en/of te betalen en/of
  • te trachten 'timeslots' te reserveren en/of
  • het opstellen en/of versturen van een T-1 douane document en/of
  • het verrichten van één of meerdere betalingen aan rederij [naam rederij] ten behoeve van factuur nr. 907366 en/of Bill of Lading [nummer 1] en/of
  • het middels telefoon en/of email contact onderhouden met rederij [naam rederij] en/of [naam bedrijf 4] en/of de Duitse Douane ten behoeve van de verwerking en/of vrijgave van de containers genoemd op Bill of Lading [nummer 1] en/of
  • één of meerdere malen de actuele vaarlocatie van het vrachtschip [naam schip 1] op te zoeken.
2
dat hij op of omstreeks 19 februari 2021 in de Nederlandse territoriale wateren en/of in de Westerschelde en/of te Vlaardingen en/of te Bleskensgraaf, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede begrepen invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) ongeveer 7.200 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
dat hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2021 tot en met 19 februari 2021 te Vlaardingen en/of te Bleskensgraaf, althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten:
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
  • het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of (verder) vervoeren
van ongeveer 7.200 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door:
  • de logistieke en administratieve afhandeling te verzorgen van de container(s) waarin de cocaïne was geplaatst en/of
  • de domeinnaam ‘[domeinnaam 3]’ en/of ‘ [domeinnaam 1] ’ te registreren en/of te betalen en/of
  • het verrichten van één of meerdere betalingen aan [naam bedrijf 3] ten behoeve van een betaling aan rederij [naam rederij] ten behoeve van factuur nr. 908790 en/of Bill of Lading [nummer 2] en/of
  • het middels telefoon en/of email één of meerdere malen contact onderhouden met rederij [naam rederij] en/of de Belgische douane ten behoeve van de verwerking en/of vrijgave van de containers genoemd op Bill of Lading [nummer 2] .