In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst tot overname van een snackbar. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.B. Visser, vordert betaling van een bedrag van € 62.470 van de gedaagde, die de snackbar heeft overgenomen. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. Q.F.B.W. Kendall, voert aan dat de overeenkomst vernietigbaar is omdat zijn echtgenote geen toestemming heeft verleend voor de overeenkomst, zoals vereist op grond van artikel 1:88 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote wel degelijk betrokken was bij de totstandkoming van de overeenkomst en dat de eiseres gerechtvaardigd mocht vertrouwen op haar toestemming. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is en dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van het overeengekomen bedrag. De vordering van de eiseres wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering in reconventie van de gedaagde, die gebaseerd was op de vernietiging van de overeenkomst, wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt de gedaagde in de proceskosten van de eiseres.