Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2021 in de zaken tussen
[naam eiseres], te [vestigingsplaats eiseres], eiseres,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder,
Procesverloop
- een houdbaarheidstermijn van minder dan 5 dagen vanaf het moment dat zij geproduceerd zijn in de fabriek wordt gehanteerd; of
Het verbod blijft van kracht totdat eiseres tot genoegen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) kan aantonen dat de levensmiddelen die zij in de handel brengt voldoen aan de eisen gesteld in de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving en met name aan de volgende door verordening (EG) 2073/2005 verplicht gestelde taken:
Het verbod blijft van kracht totdat eiseres tot genoegen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) kan aantonen dat de levensmiddelen die zij in de handel brengt voldoen aan de eisen gesteld in de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving. Daarbij is de te verbeuren dwangsom vastgesteld op € 50.000,- bij iedere overtreding van dit verbod, met een maximum van € 250.000.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door
[naam 4], jurist, [naam 5], microbioloog en [naam 6], inspecteur, allen werkzaam bij de NVWA.
[naam 2], respectievelijk bestuurder van en directeur bij [naam eiseres], en door
[naam 3], deskundige. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door [naam 4], jurist, [naam 5], microbioloog en [naam 6], inspecteur, allen werkzaam bij de NVWA.
Overwegingen
17 dagen van de door haar geproduceerde “Combi Salted” eindproducten, heeft verweerder bij e-mailbericht van 23 februari 2016 ingestemd met het aanhouden van een houdbaarheidsperiode van 17 dagen onder een aantal voorwaarden, waaronder de voorwaarden dat de producten bestemd zijn voor de Nederlandse markt omdat eiseres geen studies heeft uitgevoerd aan de hand van de gemiddelde bewaartemperatuur van 12 graden Celsius in andere (EU) landen en dat eiseres een validatie in de vorm van een challengetest op het eindproduct moet uitvoeren ter onderbouwing van de nieuwe houdbaarheidsperiode.
5 deelmonsters van 25 gram, met een grenswaarde van afwezigheid Lm ‘af fabriek’.
Eiseres heeft niet elke partij conform dit criterium onderzocht en bovendien is in producten van eiseres nog Lm aangetroffen. Omdat eiseres niet tot genoegen van verweerder heeft voldaan aan de microbiologische criteria, is bij besluit van 20 mei 2016 terecht een verdere verlenging geweigerd. Met de nota van het Belgische Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) van oktober 2014 wordt niet aangetoond dat het temperatuurprofiel in België ten aanzien van de retailfase 7 graden Celsius betreft, in afwijking van de Europese standaardwaarde van 12 graden Celsius. Ook aan het door eiseres overgelegde Koninklijk Besluit hecht verweerder geen doorslaggevende betekenis omdat het bestaan van een wettelijke (Belgische) norm niet noodzakelijkerwijs betekent dat die norm ook in de praktijk algemeen wordt nageleefd.
13 januari 2017 een inspectie bij eiseres uitgevoerd. Door de inspecteurs is geconstateerd dat voor producten op de Zwitserse markt een houdbaarheid van meer dan vier dagen is gehanteerd, en dat daarmee in strijd is gehandeld met het bepaalde in het primaire besluit en het daarmee samenhangende e-mail bericht van 23 februari 2016. Daarom is bestreden besluit II genomen.
- De challengetesten dienen te worden uitgevoerd op het product waarvan de, uit gezondheidsperspectief, meest ongunstige resultaten met betrekking tot de groei van Lm worden verwacht. De testen zoals deze voorlagen ten tijde van bestreden besluit I zijn uitgevoerd op moten gerookte zalm, terwijl vaststaat dat dit niet het belangrijkste eindproduct van eiseres betreft. De testen zijn daarom niet representatief voor het belangrijkste eindproduct van eiseres: in plakken gesneden (gerookte of gemarineerde) gevacumeerde zalm. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de zalmmoten in die challengetesten alleen aan de buitenkant met Lm zijn besmet. Nu de zalmmoten vanwege het rookproces aan de buitenkant droger zijn en meer rookcomponenten bevatten, wat een remmende werking op de groei van Lm heeft, stelt verweerder dat de challengetesten niet zijn uitgevoerd op het product waarvan de meest slechte resultaten met betrekking tot de groei van Lm worden verwacht. Eiseres heeft verwezen naar een reactie van [naam laboratorium], het laboratorium dat voor haar challengetesten heeft verricht. Daarin is op dit punt vermeld dat [naam laboratorium] niet is betrokken bij de keuze van de producten waarop challengetesten zijn uitgevoerd. Verder stelt [naam laboratorium] dat de resultaten van testen op zalmmoten ook kunnen worden gebruikt ter bewijsvoering voor zalm die op andere wijze is gesneden, mits het enige verschil in deze producten de wijze van snijden is. Daarmee is echter niet ingegaan op het feit dat alleen de buitenzijde van de moten met Lm zijn besmet die door het rookproces droger is geworden en waar rookcomponenten zijn ingetrokken, wat een remmende werking op de groei van Lm heeft volgens verweerder. Als het oppervlak van de in dunne plakken gesneden zalm niet op dezelfde wijze aan het rookproces is blootgesteld en dus niet dezelfde mate van droging en opname van rookcomponenten heeft ondergaan, is niet alleen de wijze van snijden anders. Verweerder heeft er in dupliek bovendien op gewezen dat uit de challengetesten op de zalmmoten een aanzienlijk lagere groeipotentie van Lm bleek dan in een later uitgevoerde challengetest op in dunne plakken gesneden zalm.
- Verder heeft verweerder erop gewezen dat de door eiseres uitgevoerde challengetesten een aanzienlijke spreiding in de analyseresultaten van het kiemgetal Lm aan het einde van de houdbaarheid laten zien en dat sprake is van uitschieters in de resultaten van individuele monsters, zodat eiseres ten onrechte is uitgegaan van de mediane waarde van de resultaten. Uit het Technical Guidance Document volgt dat de mediane waarde van drie resultaten binnen één batch gebruikt worden om de groeipotentie te berekenen indien er sprake is van een voldoende homogeen product. Als er grote verschillen bestaan in de uitgroei van Lm, is geen sprake van een voldoende homogeen product en kan daarom niet van de mediane waarde worden gegaan. [naam laboratorium] heeft eiseres daar ook op gewezen.
- Ten slotte heeft verweerder ten aanzien van de challengetesten van eiseres vastgesteld dat deze testen niet voldeden aan de voorwaarde uit het Technical Guidance Document dat bij de batchkeuze dient te worden uitgegaan van de producten met de gunstigste fysiochemische eigenschappen (pH en Aw) voor de groei van Lm. Eiseres heeft vanwege die eis een bepaalde bandbreedte gesteld voor de Aw-waarde van de producten die aan een challengetest onderworpen moesten worden. Verweerder heeft echter vastgesteld dat de Aw-waarde van de producten die daadwerkelijk in de challengetesten zijn onderzocht, niet binnen de vooraf gestelde bandbreedte vielen. Eiseres heeft dat met de reactie van [naam laboratorium] ‘dat het erg lastig is om bij deze producten aan deze norm te voldoen en dat dit een strakke planning vereist’, niet inhoudelijk betwist en de rechtbank ziet daarom geen aanleiding om niet van de juistheid van de vaststelling van verweerder uit te gaan.
In het advies van de VWS-commissie bezwaarschriften Awb is vermeld dat eiseres tijdens de hoorzitting van de commissie heeft verklaard dat zij elke dag een andere productgroep heeft bemonsterd volgens het schema n=5, c=0 en dat daarover een afspraak zou zijn gemaakt met de NVWA. Verweerder heeft dat laatste betwist. In beroep betwist eiseres dat zij niet zou hebben voldaan aan het bemonsteringsschema n=5, c=0 en wat daarover in het Infoblad 85 is vermeld.
- Bemonsterde [naam eiseres] voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit dagelijks alle partijen van alle productgroepen volgens het bemonsteringsschema n=5, c=0?
- Zo nee, handhaaft [naam eiseres] haar standpunt dat over een afwijkende bemonstering afspraken zijn gemaakt met de NVWA?
- Zo ja, waar blijken die afspraken uit?
“Het antwoord op de eerste vraag van de rechtbank per brieven van 30 maart 2021 luidt
ja, met dien verstande dat niet per partij,
alsmedeper productgroep werd
dagelijks per partijhetgeen in overeenstemming is met de
De koud gerookte zalm zal dagelijks worden onderzocht tegen het criterium afwezigheid van Listeria monocytogenes in 25 gram af fabriek volgens het schema n=5 c=0.’, niet dat eiseres erop mocht vertrouwen dat in afwijking van de uit de Verordening (EG) 2073/2005 voortvloeiende onderzoeksverplichtingen alleen nog koud gerookte zalm onderzocht hoefde te worden. Het verslag van die audit vermeldt immers ook dat niet zonder meer gesteld kan worden dat de uitgangspunten en uitkomsten van de studies voor koud gerookte zalm ook van toepassing zijn op de andere productgroepen en dat de studieverplichting voor andere (in het verslag bij naam genoemde) producten en productgroepen onveranderd blijft gelden. Reeds hierom kon eiseres er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij in afwijking van de uit Verordening (EG) 2073/2005 voortvloeiende studie- en onderzoeksverplichtingen alleen nog maar onderzoek hoefde te doen naar koud gerookte zalm. Verder volgt uit Bijlage 1 voetnoot 7 van de Verordening (EG) 2073/2005 dat het bemonsteringsschema n=5, c=0 geldt voor alle producten waarvan niet tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit kon worden aangetoond dat deze gedurende de hele houdbaarheidsdatum aan de grenswaarde van 100 kve/g zullen voldoen, zodat eiseres als professionele partij wist of behoorde te weten dat zij bij gebrek aan challengetesten al haar producten aan het bemonsteringsschema n=5, c=0 diende te onderwerpen.
12 graden Celsius bij consumenten, tenzij een lagere temperatuur met gedetailleerde informatie kan worden aangetoond. Vaststaat dat eiseres geen challengetesten heeft verricht waarin een bewaartemperatuur van 12 graden Celsius is gehanteerd. De NVWA heeft voor Nederland aangegeven dat afdoende is aangetoond dat de bewaartemperatuur lager ligt, maar dat dit niet het geval is voor andere landen in de Europese Unie, waardoor eiseres bij haar challengetesten in beginsel uit moet gaan van een door consumenten in het buitenland te hanteren temperatuur van 12 graden Celsius. De bewijslast voor het mogen hanteren van een lagere temperatuur dan 12 graden Celsius, rust op eiseres. Zij heeft in bezwaar een Dienstnota van de FAVV van oktober 2014 en voornoemd Belgisch Koninklijk Besluit overgelegd. Dat laatste heeft verweerder terecht niet maatgevend gevonden nu uit het Technical Guidance Document volgt dat moet worden uitgegaan van gedetailleerde informatie over de daadwerkelijk in de praktijk behaalde temperaturen voor de verschillende fases tussen productie en consumptie. Wat eiseres daarover opmerkt in het beroepschrift, dat sprake zou zijn van een ontluisterend standpunt en dat sprake zou zijn van vooringenomenheid, gaat voorbij aan het in het Technical Guidance Document genoemde beoordelingskader zoals dat in de Dienstnota van de FAVV eveneens wordt gehanteerd.
In de Dienstnota uit 2014 is niet vermeld wat de aan te houden temperatuur voor de retailfase is. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat eiseres in bezwaar niet afdoende heeft aangetoond dat de bewaartemperatuur voor de relevante fases in België lager ligt dan 12 graden Celsius. Eerst uit de Dienstnota van de FAVV uit 2016, die eiseres op de datum dat bestreden besluit I werd genomen heeft overlegd, volgt dat voor de retailfase kan worden uitgegaan van een temperatuur van 7 graden Celsius. Daarin is eveneens vermeld dat de aanbevolen temperatuur om de fase bij de consument te simuleren op 9 graden Celsius wordt bepaald. Dat verweerder niettemin akkoord is gegaan met een temperatuur van 7 graden Celsius is in het voordeel van eiseres en betekent niet dat verweerder al vóór het overleggen van de Dienstnota uit 2016 akkoord had moeten gaan met dat temperatuurniveau.
II zijn ongegrond. Het beroep tegen invorderingsbesluit I is gegrond en dat besluit moet worden vernietigd voor zover dat inhoudt dat eiseres op 16 januari 2017 een dwangsom heeft verbeurd.
Beslissing
- verklaart het beroep in zaak 17/1884 ongegrond;
- verklaart het beroep in zaak 17/2141 voor zover gericht tegen invorderingsbesluit I gegrond;
- vernietigt invorderingsbesluit I voor zover dat inhoudt dat eiseres op 16 januari 2017 een dwangsom heeft verbeurd;
- verklaart het beroep in zaak 17/2141 voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het in zaak 17/2141 betaalde griffierecht (€ 333,- ) vergoedt ;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.244,-.
Rechtsmiddel
Bijlage
Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen
(…)