Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
2..De standpunten
3..De beoordeling
3..De beslissing
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
[woonplaats];
mr. J.C.A.T. Frima;
Rechtbank Rotterdam
Op 30 september 2021 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot opheffing van haar faillissement, uitgesproken op 4 augustus 2020, en tegelijkertijd de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank ontving op 20 oktober 2021 het advies van de curator, die op 11 november 2021 een aanvullend advies indiende. Tijdens de zitting op 22 november 2021 zijn verzoekster en de curator gehoord. Verzoekster heeft het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ontvangen en ondertekend voor instemming.
Verzoekster verklaarde dat haar schulden zijn ontstaan door oplichting door [naam 1] en [naam 2]. Deze personen hebben zonder haar medeweten verschillende overeenkomsten aangegaan, waaronder leaseovereenkomsten, en hebben zelfs een auto verkocht. Daarnaast zijn er schulden ontstaan door een hennepkwekerij in haar verhuurde woning. Verzoekster heeft aangifte gedaan tegen [naam 1] en [naam 2], en er loopt een strafrechtelijk onderzoek. De curator adviseert positief over het omzettingsverzoek, ondanks de bijzondere omstandigheden, omdat hij meent dat verzoekster te goeder trouw heeft gehandeld.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De rechtbank heeft alle omstandigheden in overweging genomen, waaronder de aard en omvang van de vorderingen en het gedrag van verzoekster. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heft het faillissement op, stelt het salaris van de curator vast en spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit.