Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- [schuldeiser 1] (hierna: [schuldeiser 1]); en
- [schuldeiser 2],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster, die te maken heeft met financiële problemen, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij een percentage van haar schulden wilde aflossen. Vijf van de zes schuldeisers stemden in met de regeling, maar één schuldeiser, aangeduid als [schuldeiser 1], weigerde. Deze schuldeiser voerde aan dat zij niet kon instemmen met de regeling omdat de vorderingen na 1 januari 2013 waren ontstaan en niet te goeder trouw zouden zijn. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare was voor verzoekster, gezien haar financiële situatie en de medische en sociale omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van [schuldeiser 1]. Daarom heeft de rechtbank [schuldeiser 1] bevolen om in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser 1] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn vastgesteld, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.