ECLI:NL:RBROT:2021:11964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
FT EA 21/1125
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot een saneringskrediet

In deze zaak heeft verzoekster op 2 september 2021 een verzoek ingediend om een schuldsaneringsregeling toe te passen, samen met een verzoek op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht aan [schuldeiser], die weigerde in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 was de weigerende schuldeiser niet aanwezig, terwijl verzoekster en haar schuldhulpverlener wel aanwezig waren. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden die voorzag in een betaling van 18,95% aan de preferente schuldeiser en 9,47% aan de concurrente schuldeisers, gebaseerd op haar Participatiewet-uitkering. Twee van de schuldeisers stemden in met de regeling, maar [schuldeiser] weigerde, met als argument dat de regeling niet goed gedocumenteerd was en dat er onvoldoende financiële transparantie was.

De rechtbank heeft beoordeeld of [schuldeiser] in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank concludeerde dat het voorstel niet voldoende onderbouwd was en dat verzoekster, die actief solliciteert naar werk, in staat geacht werd om meer te verdienen dan haar huidige uitkering. Hierdoor was het aanbod niet het uiterste dat verzoekster financieel kon bieden. De rechtbank oordeelde dat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering zwaarder woog dan de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling werd afgewezen, en de rechtbank gaf aan dat een wettelijk schuldsaneringstraject meer waarborgen biedt voor de schuldeisers.

De rechtbank heeft besloten om het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 20 oktober 2021
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 2 september 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser]) die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 8 oktober 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer R. Schollaart, werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift drie schuldeisers, met één preferente en drie concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 12.977,29 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 29 april 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 18,95% aan de preferente schuldeiser en 9,47% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij actief solliciteert naar betaald werk, maar dat zij vermoedelijk vanwege haar leeftijd niet wordt aangenomen.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat er is gekozen voor een saneringskrediet, omdat het beleid van NVVK erop gericht is om zo vaak mogelijk een saneringskrediet aan te bieden in plaats van een prognoseakkoord om stress bij de schuldenaar weg te nemen. In dit geval zal volgens de schuldhulpverlening bovendien de afloscapaciteit van verzoekster naar verwachting ook bij het ontvangen van inkomsten uit arbeid niet stijgen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Twee schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier als enige schuldeiser niet mee in. Zij heeft een vordering van € 12.977,29 op verzoekster, welke 29,01% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft [schuldeiser] – kort samengevat – zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. Daarbij heeft [schuldeiser] vragen gesteld aan schuldhulpverlening waar zij geen antwoorden op heeft ontvangen. Bovendien twijfelt [schuldeiser] of het aangeboden aanbod het maximaal haalbare is. Daarbij constateert [schuldeiser] dat er een saneringskrediet wordt aangeboden, terwijl is gebleken dat verzoekster solliciteert naar betaald werk. De aangeboden regeling is gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoekster de komende tijd nog zou kunnen verbeteren, nu zij kan (en blijkt te) solliciteren naar betaald werk.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat het voorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd dient te zijn. Uit het voorstel moet voldoende blijken dat het aanbod het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat moet worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Uit de stukken en hetgeen verhandeld is ter zitting blijkt dat verzoekster actief solliciteert naar betaalde arbeid en in staat wordt geacht om fulltime betaalde arbeid te verrichten, terwijl het aanbod uitgaat van ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Met een saneringskrediet, zoals hier aan de schuldeisers is aangeboden, kunnen de schuldeisers niet profiteren van de eventueel toekomstig te genereren inkomsten van verzoekster. Daarnaast heeft schuldhulpverlening onvoldoende weten te onderbouwen dat verzoekster (de komende jaren) geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige Participatiewet-uitkering.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van [schuldeiser] als weigerende schuldeiser zwaarder weegt dan dat van verzoekster of de overige schuldeisers en dat [schuldeiser] in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt dan ook afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de schuldeisers meer baat bij een wettelijk schuldsaneringstraject, omdat een wettelijk schuldsaneringstraject meer waarborgen biedt voor maximalisering van de inspanningen dan het minnelijke schuldsaneringstraject.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van [schuldeiser] geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. A.A. Dadzie, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.