Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een schuldregeling hebben aangeboden aan hun schuldeisers. Verzoekers, die te maken hebben met een aanzienlijke schuldenlast van € 163.229,38, hebben een voorstel gedaan om 3,92% van hun schulden te voldoen. Dit voorstel is gebaseerd op het inkomen van verzoekster, die in de zorg werkt, terwijl verzoeker geen inkomen heeft en kampt met psychische problemen. Twee van de drie schuldeisers stemden in met de regeling, maar de andere twee, [schuldeiser 1] en [schuldeiser 3], hebben geweigerd, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vonden en meenden dat het niet het maximaal haalbare was.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de verzoekers. De rechtbank oordeelde dat het voorstel niet het uiterste was wat verzoekers konden bieden, vooral omdat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij de komende drie jaar niet in staat zou zijn om te werken. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, en zal in een aparte beslissing op de verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om een realistisch en haalbaar voorstel te doen dat rekening houdt met de belangen van alle schuldeisers, en dat zij moeten aantonen dat zij niet in staat zijn om meer te bieden.