ECLI:NL:RBROT:2021:11960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
10-312366-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gevangenhouding en afwijzing schorsingsverzoek in ernstige strafzaak

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam in de zaak met parketnummer 10-312366-21 een bevel tot gevangenhouding uitgesproken. De rechter-commissaris had eerder op 19 november 2021 de bewaring van de verdachte bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren en gronden, zoals bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, nog steeds van toepassing zijn. De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd, en de rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en zowel de verdachte als de raadsvrouw gehoord via videoverbinding.

De verdediging heeft verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen voldoende onderbouwde persoonlijke belangen zijn aangevoerd die een schorsing rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdediging een lijst met eerdere uitspraken heeft overgelegd waarin voorlopige hechtenis is geschorst, maar dat er geen gelijke gevallen zijn aangetoond. De rechtbank benadrukt dat elk verzoek om schorsing op zijn eigen merites moet worden beoordeeld, en dat er in dit geval geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten ernstig zijn, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld, en dat het schokkend zou zijn voor de maatschappij als de verdachte op dit moment op vrije voeten zou worden gesteld. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van 90 dagen bevolen. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de rechters op 30 november 2021.

Uitspraak

bevel

RECHTBANK ROTTERDAM-14-

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-312366-21
bevel gevangenhouding van de raadkamer d.d. 30 november 2021 (artikel 65 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte], vertrokken, onbekend waarheen,
nu gedetineerd in DC Rotterdam

Procedure

De rechter-commissaris heeft op 19 november 2021 de bewaring bevolen.
De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte ( via video) en de raadsvrouw gehoord.
De verdediging heeft de opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.

Beoordeling

Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de grond(en) als bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot bewaring van verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.

Ernstige bezwaren en gronden

Anders dan de verdediging heeft betoogd, kan op dit moment niet worden uitgegaan van de onbetrouwbaarheid van de getuigenverklaring van Yousef, gelet op de inhoud van die verklaring, maar ook omdat daarnaast nog andere aanwijzingen in het dossier zijn dat verdachte bij de feiten betrokken is. De rechtbank wijst op het signalement en op het telefoonnummer van verdachte met de link naar de BMW.
Het betreft ernstige en nare feiten, een wederrechtelijke vrijheidsberoving en een diefstal met geweld in een woning. Reeds om die reden zou het schokkend zijn voor de maatschappij indien een verdachte daarvan, al op deze termijn weer op vrije voeten zou worden gesteld. Daartoe hoeft niet te blijken dat in dit concrete geval dat daadwerkelijk zo is. Overigens is dienaangaande ook niets concreets aangevoerd; het enkele feit dat het feit al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden, is dat immers niet.

IIIIll 1111111111111111111111111111111111111111111

[nummer]
parketnummer : 10-312366-21 inzake: : [naam verdachte]
blad 2
Van de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid Sv is, gelet op deze verdenking, geen sprake.

Schorsing

De rechtbank is van oordeel dat de 12 jaarsgrond zwaar weegt. Enkel in geval van zeer uitzonderlijke, bijzondere persoonlijke belangen, kan sprake zijn van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Van dergelijke belangen is niet gebleken, ze zijn ook niet aangevoerd. Wel is door de verdediging een lijst met een 28-tal uitspraken naar voren gebracht waarin de voorlopige hechtenis is geschorst. Er is echter niet gebleken van gelijke zaken, niet voor wat betreft feiten, maar ook niet voor wat betreft duur van reeds ondergane voorlopige hechtenis (hetgeen wel relevant is), en ook niet voor wat betreft persoonlijke omstandigheden. De rechtbank is ook van oordeel dat elk geval op zijn eigen merites moet worden beoordeeld, juist in het geval van een schorsingsverzoek op grond van persoonlijke omstandigheden, die voor een ieder verschillend zullen zijn. Daartoe zullen allereerst die persoonlijke belangen moeten worden aangevoerd en onderbouwd.
De rechtbank zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
De rechtbank neemt de artikelen 65, 66, 67, 67a en 78 van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
beveelt de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van
90 (negentig) dagen;
wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 30 november 202 l door: mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
mr. L.J.M. Janssen en mr. F.W.H. van den Emster, rechters, in tegenwoordigheid van J. Stolle, griffier.
ëg-2