Uitspraak
bevel
RECHTBANK ROTTERDAM-14-
[naam verdachte],
Procedure
Beoordeling
Ernstige bezwaren en gronden
IIIIll 1111111111111111111111111111111111111111111
Schorsing
Beslissing
90 (negentig) dagen;
Rechtbank Rotterdam
Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam in de zaak met parketnummer 10-312366-21 een bevel tot gevangenhouding uitgesproken. De rechter-commissaris had eerder op 19 november 2021 de bewaring van de verdachte bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren en gronden, zoals bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, nog steeds van toepassing zijn. De officier van justitie heeft de gevangenhouding van de verdachte gevorderd, en de rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en zowel de verdachte als de raadsvrouw gehoord via videoverbinding.
De verdediging heeft verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen voldoende onderbouwde persoonlijke belangen zijn aangevoerd die een schorsing rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdediging een lijst met eerdere uitspraken heeft overgelegd waarin voorlopige hechtenis is geschorst, maar dat er geen gelijke gevallen zijn aangetoond. De rechtbank benadrukt dat elk verzoek om schorsing op zijn eigen merites moet worden beoordeeld, en dat er in dit geval geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten ernstig zijn, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld, en dat het schokkend zou zijn voor de maatschappij als de verdachte op dit moment op vrije voeten zou worden gesteld. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van 90 dagen bevolen. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de rechters op 30 november 2021.