ECLI:NL:RBROT:2021:11959

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
C/10/618794 / HA ZA 21-442
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de woning en inboedel na beëindiging van een affectieve relatie tussen samenwoners

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2021, gaat het om de verdeling van de woning en inboedel tussen twee samenwoners na de beëindiging van hun relatie. De vrouw, eiseres in conventie, vordert onder andere de verkoop van de woning en de verdeling van de opbrengst, alsook een vergoeding van € 4.000,- voor een vervangende auto. De man, gedaagde in conventie, verzet zich tegen deze vorderingen en vordert in reconventie de toedeling van de woning aan hem tegen de getaxeerde waarde van € 285.000,-. De rechtbank behandelt de vorderingen gezamenlijk en oordeelt dat de man niet met succes een bijdrage van de vrouw kan vorderen voor de woonlasten die hij tijdens de samenwoning heeft betaald, vanwege een stilzwijgende overeenkomst tussen partijen. De rechtbank stelt vast dat de vrouw recht heeft op een gebruiksvergoeding, maar dat de man geen recht heeft op vergoeding van kosten voor investeringen in de woning, omdat deze niet zijn onderbouwd. De rechtbank gelast een nieuwe taxatie van de woning en biedt de man de mogelijkheid om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen. Indien dit niet binnen drie maanden gebeurt, zal de woning aan een derde worden verkocht. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618794 / HA ZA 21-442
Vonnis van 1 december 2021
in de zaak van:
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] , gemeente [gemeente A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G. Laurman te Strijen, gemeente Hoeksche Waard,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] , gemeente [gemeente B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T. van den Bout te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 mei 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 29 juli 2021 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte tot aanvulling/vermeerdering van eis in conventie, met producties;
  • de brieven van de advocaat van de man van 15 en 16 september 2021 met producties;
  • de brief van advocaat van de vrouw van 21 september 2021 met producties; en
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 september 2021.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf januari 2004 een affectieve relatie gehad die eind 2020 is geëindigd. Zij zijn niet gehuwd geweest en hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.2.
Partijen zijn samen (ieder voor de onverdeelde helft) eigenaar van de woning aan de [adres] in Pernis, gemeente Rotterdam (hierna: de woning), die zij op 1 september 2008 hebben gekocht voor € 190.000,-. Ter financiering van de woning en de verbouwing van de woning zijn partijen bij Westland-Utrecht Hypotheekbank N.V. (hierna: WUH) op beider naam twee hypothecaire leningen ten bedrage van in totaal € 231.850,-aangegaan. Het uitstaande bedrag van deze beide hypothecaire leningen bedroeg op 1 juli 2021 € 188.900,03.
2.3.
Partijen hebben drie minderjarige kinderen (nu zeven, negen en twaalf jaar oud). Op 1 oktober 2020 heeft de vrouw met de kinderen de woning verlaten. Zij verblijft sindsdien met de kinderen bij haar moeder. De man is in de woning blijven wonen.
2.4.
In opdracht van de man heeft Hafkamp Makelaardij op 25 mei 2021 de marktwaarde van de woning getaxeerd op € 285.000.-.

3..Het geschil

Het geschil in conventie
3.1.
De vrouw vordert na eisvermeerdering, samengevat, (i) te bepalen dat de woning wordt verdeeld door verkoop waarna de opbrengst bij helfte wordt verdeeld, (ii) de vrouw te machtigen om in het kader van de verkoop bepaalde rechtshandelingen namens de man te verrichten, en (iii) te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de akte van levering. Daarnaast vordert de vrouw verdeling van de inboedel door toedeling aan de man onder de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te vergoeden. Tot slot vordert de vrouw dat de man € 4.000,- aan haar betaalt als vergoeding voor een vervangende auto, althans dat de thans bij de man in gebruik zijnde auto aan de man wordt toegedeeld onder de verplichting van de man om de helft van de waarde aan haar te vergoeden.
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij op grond van artikel 3:185 BW recht heeft op verdeling van de woning, de inboedel en de auto. Zij stelt dat partijen de woning, de inboedel en de auto in gemeenschappelijke eigendom hebben. Daarnaast stelt de vrouw dat zij met de man heeft afgesproken dat hij € 4.000,- aan haar zou betalen voor een andere auto op het moment dat zij de gezinsauto aan de man zou afgeven.
3.3.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, hetzij door haar daarin niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij door haar die te ontzeggen, en veroordeling van de vrouw, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad, in de proceskosten. Ook de man wil dat de woning wordt verdeeld, maar hij wil dat de woning aan hem wordt toegedeeld. Volgens de man bestaat er geen gemeenschap ten aanzien van de inboedel en de gezinsauto, zodat een verdeling niet aan de orde is. Ook betwist de man dat partijen hebben afgesproken dat hij € 4.000,- aan de vrouw zou betalen voor een andere auto.
Het geschil in reconventie
3.4.
De man vordert, samengevat, verdeling van de woning door toedeling daarvan aan hem tegen de getaxeerde waarde van € 285.000,-, waarbij de man de hypotheekschuld overneemt en voor ontslag van de vrouw uit de hoofdelijkheid zorgdraagt. Subsidiair vordert de man verdeling van de woning door verkoop aan een derde. Voorts vordert de man dat van de overwaarde (dat wil zeggen: de woningwaarde verminderd met de hypothecaire geldleningen) in de eerste plaats € 73.458,88 aan hem zal worden vergoed, waarna het resterende deel van de overwaarde door partijen bij helfte zal worden verdeeld.
3.5.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij de woning kan en wil overnemen. Hij vindt dat daarbij moet worden uitgegaan van de op 25 mei 2021 getaxeerde waarde van de woning. Daarnaast stelt de man dat hij een vordering heeft op de vrouw, omdat hij uit eigen middelen diverse uitgaven voor de woning en de hypotheekschuld heeft gedaan, zoals rente en aflossingen op de hypothecaire schuld, spaarpremies, eigenaarsheffingen, verzekeringen, en investeringen in de woning.
3.6.
De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man in reconventie met compensatie van kosten. De vrouw betwist dat de man een vordering wegens door hem betaalde woonlasten heeft. Volgens de vrouw droegen beide partijen tijdens de samenwoning op basis van een stilzwijgende afspraak naar vermogen bij aan de kosten van de huishouding, waaronder de woonlasten, zodat er niets te verrekenen valt. Voor zover de vrouw over de periode na het uiteengaan van partijen een bedrag aan de man moet vergoeden, moet dit worden verrekend met een door de man aan haar te betalen vergoeding voor het gebruik van de woning, de inboedel en de auto. De vrouw betwist voorts dat moet worden uitgegaan van de door Hafkamp Makelaardij getaxeerde waarde van de woning. Volgens de vrouw heeft de man de taxateur beïnvloed. Er is volgens de vrouw ook geen reden om af te wijken van de hoofdregel dat moet worden uitgegaan van de waarde op het moment van de verdeling.
3.7.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank die vorderingen gezamenlijk behandelen. Daarbij ziet de rechtbank aanleiding om eerst de vordering van de man tot vergoeding van de door hem betaalde woonlasten te bespreken.
De vordering van de man wegens betaalde woonlasten
4.2.
Het door de man gevorderde bedrag bestaat voor het grootste deel uit eigenaarslasten die door de man zijn betaald, zoals onroerendezaakbelasting, waterschapsheffingen en premies voor de opstalverzekering, en uitgaven die door de man in verband met de hypotheekschuld zijn gedaan, zoals rente en aflossingen op de hypotheekschuld en premies voor de (inmiddels beëindigde) kapitaalverzekering. Deze uitgaven zijn deels tijdens de samenwoning van partijen gedaan en deels erna.
4.3.
Ten aanzien van de eigenaarslasten geldt dat partijen, nu zij ieder voor de helft tot de woning gerechtigd zijn, in beginsel ieder voor de helft in deze uitgaven moeten bijdragen (artikel 3:172 BW). Dit kan anders liggen indien zulks in de gegeven omstandigheden in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid of indien afwijkende afspraken zijn gemaakt. Ook voor de uitgaven in verband met de hypotheekschuld geldt dat partijen, nu zij deze schuld samen zijn aangegaan ter financiering van de woning die aan ieder van hen voor de helft toebehoort en die tot voor kort door hen samen werd bewoond, in beginsel ieder voor de helft in deze uitgaven dienen bij te dragen (artikel 6:10 BW), tenzij zulks in de gegeven omstandigheden in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid of afwijkende afspraken zijn gemaakt.
4.4.
De rechtbank zal aan de hand van deze wettelijke uitgangspunten eerst de vordering van de man tot vergoeding van woonlasten die hij heeft betaald tijdens de samenwoning beoordelen, en vervolgens de vordering tot vergoeding van woonlasten die hij heeft betaald na het verbreken van de samenwoning.
Tijdens de samenwoning betaalde woonlasten
4.5.
Omtrent de vordering van de man tot vergoeding van woonlasten die hij heeft betaald tijdens de samenwoning overweegt de rechtbank als volgt. Partijen hebben ruim 16 jaar een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn drie kinderen geboren. Na de geboorte van het eerste kind is de vrouw gestopt met werken en heeft zij de zorg voor het kind - en later de kinderen - op zich genomen. In 2010 is de vrouw aan huis een schoonheidssalon begonnen. De man - die een schilders- en stukadoorsbedrijf had en heeft - betaalde de vaste lasten en betaalde maandelijks € 700.- of € 750,- aan de vrouw voor de kosten van het huishouden. De man heeft ter zitting verklaard dat hij weleens bij de vrouw heeft aangegeven dat zij ook (meer) moest bijdragen in de kosten, maar de vrouw heeft dit betwist en een serieus gesprek hierover hebben partijen ook volgens de man nooit gevoerd. De man heeft naar eigen zeggen het onderwerp laten rusten, omdat hij geen ruzie wilde. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de vrouw er daarom van uitgaan dat de man instemde met de mate waarin beide partners bijdroegen aan de woonlasten en de kosten van de huishouding. Er was kennelijk sprake van een stilzwijgende overeenkomst. Die hield in dat de man de door hem betaalde uitgaven zou dragen en dat de vrouw de door haar betaalde uitgaven zou dragen en de zorg voor het huishouden en de kinderen op zich nam. Vanwege deze stilzwijgende overeenkomst, kan de man niet achteraf met succes een bijdrage van de vrouw vorderen in de door hem tijdens de samenwoning uit zijn inkomen betaalde woonlasten. Dat de man de door hem betaalde uitgaven tijdens de samenwoning van partijen draagt en niet alsnog (gedeeltelijk) kan verhalen op de vrouw is overigens ook in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid, nu de financiële draagkracht van de man in die periode mede is bepaald door de tussen partijen overeengekomen taakverdeling waardoor de man, anders dan de vrouw, alle benodigde tijd aan zijn eigen bedrijf kon besteden.
Na de samenwoning betaalde woonlasten
4.6.
Omtrent de vordering van de man tot vergoeding van woonlasten die hij heeft betaald na het verbreken van de samenwoning overweegt de rechtbank als volgt. In beginsel moet de vrouw voor de helft bijdragen in deze lasten. Daar staat tegenover dat de vrouw sinds het verbreken van de samenwoning het gebruiksrecht van de woning heeft moeten missen. Om die reden kan de rechtbank aan de vrouw een gebruiksvergoeding ten laste van de man toekennen, en de rechtbank is van oordeel dat daartoe ook aanleiding is. De rechtbank begroot de vordering van de vrouw ter zake van die gebruiksvergoeding op hetzelfde bedrag als de vordering van de man op de vrouw ter zake van de helft van de woonlasten. De vrouw mag haar vordering verrekenen, zodat partijen elkaar per saldo, over en weer, niets verschuldigd zijn.
4.7.
De man vordert ook een vergoeding ter zake van investeringen die hij na het verbreken van de samenwoning in de woning heeft gedaan. Het betreft de aanleg van airconditioning en diverse timmer- en loodgieterswerkzaamheden, waarvan de kosten in totaal € 4,856,42 bedragen.
Op grond van artikel 3:170 lid 1 BW is de man zelfstandig (dus zonder toestemming van de vrouw) bevoegd handelingen te verrichten tot gewoon onderhoud of behoud van de gemeenschappelijke woning die geen uitstel kunnen leiden. Als sprake is van dergelijke handelingen heeft de man in beginsel recht op vergoeding door de vrouw van de helft van de daarmee gemoeide kosten. De man heeft echter niet onderbouwd dat de door hem betaalde kosten betrekking hebben op handelingen in de zin van artikel 3:170 lid 1 BW, nu hij geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit de noodzaak van deze investeringen blijkt en waaruit blijkt dat deze investeringen geen uitstel konden lijden en dat hij deze investeringen niet met de vrouw kon bespreken. Om deze reden heeft de man geen recht op vergoeding van de helft van de genoemde kosten.
4.8.
Tot slot vordert de man vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt voor de taxatie van de woning door Hafkamp Makelaardij. Ook deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat zij niet in redelijkheid zijn gemaakt. De man heeft de vrouw niet bij deze taxatie betrokken. Mede daarom zal, zoals hierna aan de orde zal komen, een nieuwe taxatie moeten worden verricht.
De woning
4.9.
De vrouw is, kort gezegd, van mening dat de woning aan een derde moet worden verkocht en dat de man daaraan zijn medewerking moet verlenen. Volgens de vrouw kan van haar niet worden verlangd dat zij nog langer in een onverdeelde gemeenschap blijft. Zij stelt haar aandeel in de overwaarde nodig te hebben voor een nieuwe woning. Bij conclusie van antwoord in reconventie heeft de vrouw aangegeven het de man te gunnen dat hij in de woning kan blijven wonen, maar niet ten koste van haar portemonnee.
4.10.
Ook de man wil dat de woning wordt verdeeld, maar hij is van mening dat de woning aan hem moet worden toegedeeld tegen de getaxeerde waarde van € 285.000,-. Hij woont op dit moment in de woning en wil daar graag blijven wonen.
4.11.
Omdat de man heeft aangegeven de woning graag te willen overnemen, en de vrouw daar geen bezwaar tegen heeft mits zij haar deel van de overwaarde ontvangt en wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld, zal de rechtbank de man in de gelegenheid stellen het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen. Daartoe moet er een nieuwe, bindende taxatie van de vrije verkoopwaarde van de woning plaatsvinden. De vrouw is immers niet bij de taxatie door Hafkamp Makelaardij betrokken geweest en betwist het door Hafkamp Makelaardij getaxeerde bedrag, terwijl die taxatie ook niet meer actueel is. De man heeft op de zitting aangegeven met een nieuwe taxatie te kunnen instemmen. Tot de taxatie dient opdracht te worden gegeven door beide partijen en om een evenwichtige informatieverstrekking aan de taxateur te waarborgen, dienen bij de taxatie beide partijen – of vertegenwoordigers van beide partijen – aanwezig te zijn. De man zal na de taxatie een periode van drie maanden worden gegund om ervoor te zorgen dat de woning op zijn naam wordt gesteld, waarbij geldt dat uiterlijk ten tijde van de levering (i) de vrouw dient te worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld, dan wel de gehele hypothecaire schuld wordt afgelost, en (ii) de man de helft van de eventuele overwaarde aan de vrouw betaalt. Indien de getaxeerde vrije verkoopwaarde van de woning lager is dan het bedrag van de hypothecaire schuld, moet de vrouw de helft van het verschil aan de man betalen. De notaris- en makelaarskosten moeten door de man worden gedragen.
4.12.
Als de man de woning niet binnen de genoemde termijn van drie maanden kan of wil overnemen tegen de getaxeerde actuele vrije verkoopwaarde, moet de woning worden verkocht aan een derde, waarbij de makelaar die de taxatie van de woning heeft verricht als verkoopmakelaar zal optreden. Partijen moeten over alle kwesties in verband met de verkoop waarover zij het niet eens kunnen worden, de adviezen van de makelaar volgen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de man niet voortvarend zal meewerken aan het traject van verkoop en levering van de woning, zodat de vorderingen van de vrouw om haar te machtigen tot het geven van de verkoopopdracht aan de makelaar en tot het tekenen van de verkoopovereenkomst namens de man als prematuur zullen worden afgewezen. Dit geldt ook voor de vordering te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de akte van levering.
4.13.
Na verkoop van de woning moeten met de verkoopopbrengst eerst alle verkoopkosten, waaronder de kosten van de makelaar en de notaris, worden betaald. Vervolgens moet de op de woning rustende hypothecaire schuld worden afgelost. Tot het daarna resterende saldo zijn partijen ieder voor de helft gerechtigd. Indien een schuld resteert, moet deze, in de onderlinge verhouding tussen partijen, door ieder bij helfte worden gedragen.
De gezinsauto
4.14.
Nadat partijen uit elkaar zijn gegaan, heeft de vrouw de gezinsauto nog enige tijd gebruikt. Op een bepaald moment heeft de vrouw deze auto aan de man afgegeven. De vordering van de vrouw tot betaling van € 4.000,- is primair gebaseerd op de door de vrouw gestelde afspraak dat de man dit bedrag aan haar zou betalen voor de aanschaf van een andere auto nadat zij de gezinsauto aan de man zou hebben afgegeven. De man betwist deze afspraak.
4.15.
Op de vrouw rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van de hiervoor genoemde afspraak. Hoewel de vrouw ter zitting heeft verklaard dat deze afspraak per e-mail is vastgelegd, heeft zij die e-mail niet overgelegd en heeft zij ook niet aangeboden die e-mail te overleggen. Gezien de betwisting van de man, had dit wel op haar weg gelegen. De vrouw heeft het bestaan van de gestelde afspraak dus onvoldoende onderbouwd, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
4.16.
Naar de rechtbank begrijpt, stelt de vrouw daarnaast (subsidiair) dat de gezinsauto tot een eenvoudige gemeenschap tussen partijen behoort. De vrouw vordert toedeling van de auto aan de man onder de verplichting van de man om de helft van de waarde aan haar te vergoeden. De man heeft gemotiveerd betwist dat de gezinsauto tot een eenvoudige gemeenschap tussen partijen behoort. Volgens de man is hij alléén eigenaar van de gezinsauto en is de vrouw geen mede-eigenaar.
4.17.
De rechtbank komt tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat de vrouw mede-eigenaar is van de gezinsauto. De man heeft de gezinsauto gekocht, de factuur is op zijn naam gesteld en het kenteken is op zijn naam geregistreerd. Daarnaast is niet in geschil dat de man de auto heeft betaald. De vrouw stelt weliswaar dat de gezinsauto indirect van de gezamenlijke inkomsten is betaald, maar dit betekent nog niet dat zij mede-eigenaar is geworden. De vrouw heeft daarom geen recht op de helft van de waarde van de gezinsauto. De rechtbank zal de vordering van de vrouw op dit punt dan ook afwijzen.
De inboedel
4.18.
De vordering van de vrouw tot toedeling van de inboedel aan de man onder de verplichting de helft van de waarde daarvan aan de vrouw te vergoeden, zal eveneens worden afgewezen. De vrouw heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat een gemeenschap van inboedel bestaat tussen partijen. Dat de woning van gezamenlijke inkomsten is gemeubileerd, zoals de vrouw stelt, betekent niet dat een gemeenschap van inboedel is ontstaan. Partijen zullen in onderling overleg moeten bepalen aan wie welke inboedelgoederen toebehoren. Op de zitting heeft de man aangegeven dat de vrouw de bank mag hebben. De rechtbank gaat ervan uit de man die toezegging nakomt.
Proceskosten
4.19.
Gelet op de verhouding tussen partijen, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

5..De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank:
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als volgt, respectievelijk gelast partijen tot verdeling als volgt:
5.1.
gelast partijen de actuele vrije verkoopwaarde van de woning te laten taxeren door een makelaar die de man kiest uit een door de vrouw op te stellen lijst van drie. De vrouw zal deze lijst aan de man voorleggen binnen tien dagen na de datum van dit vonnis. Indien de man zijn keuze niet binnen tien dagen na ontvangst van de lijst heeft bepaald en aan de vrouw ter kennis heeft gebracht, zal als makelaar die de taxatie zal verrichten worden aangewezen de makelaar die de vrouw van de lijst kiest en aan de man ter kennis brengt. Tot de taxatie dient opdracht te worden gegeven door beide partijen, en beide partijen – of vertegenwoordigers van beide partijen – dienen bij de taxatie aanwezig te zijn;
5.2.
deelt de woning toe aan de man tegen de ingevolge 5.1 getaxeerde waarde en rekent de hypothecaire schuld toe aan de man, een en ander onder de voorwaarde dat de man ervoor zorgdraagt dat binnen drie maanden na de datum van het taxatierapport de notariële levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man plaatsvindt, en uiterlijk ten tijde van die levering (i) de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen wordt ontslagen, dan wel deze leningen geheel worden afgelost, en (ii) indien de getaxeerde waarde hoger is dan het bedrag van de hypothecaire geldleningen - en er dus sprake is van overwaarde - de man aan de vrouw een bedrag betaalt gelijk aan de helft van die overwaarde, dan wel (iii) indien de getaxeerde waarde lager is dan het bedrag van de hypothecaire geldleningen - en er dus sprake is van onderwaarde - de vrouw aan de man een bedrag betaalt gelijk aan de helft van die onderwaarde. De kosten van de taxatie en van de notariële levering dienen door de man gedragen te worden;
5.3.
gelast de vrouw mee te werken aan de in 5.2 genoemde notariële levering indien de man voorafgaand aan die notariële levering heeft aangetoond dat hij in staat is tot herfinanciering van de bestaande hypothecaire geldleningen of voortzetting daarvan onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en, indien sprake is van overwaarde, financiering van de aan de vrouw te betalen helft van die overwaarde;
5.4.
bepaalt dat, indien het aandeel van de vrouw niet binnen drie maanden na de datum van het taxatierapport aan de man is geleverd op de wijze bepaald in 5.2, de woning zal worden verkocht aan een derde. In dat geval geldt het volgende:
- partijen zullen als verkoopmakelaar aanwijzen de makelaar die ingevolge 5.1 is aangewezen om de taxatie van de woning te verrichten;
- indien partijen over de vaststelling van de vraag- of laatprijs of over enige andere kwestie in verband met de verkoop van de woning geen overeenstemming kunnen bereiken, zal ieder der partijen gerechtigd zijn een bindend advies aan de verkoopmakelaar te vragen en zullen partijen aan dat advies uitvoering geven;
- de man zal op eerste verzoek van de vrouw en de vrouw zal op eerste verzoek van de man elke rechtshandeling verrichten die nodig is om tot verkoop en levering van de woning aan een derde te komen, zoals het tekenen van de overeenkomst van opdracht met de verkoopmakelaar, de koopovereenkomst en de akte van levering (of een volmacht tot het tekenen van de akte van levering);
- de man zal alle feitelijke handelingen verrichten die nodig zijn om te komen tot spoedige verkoop van de woning aan een derde, zoals het meewerken aan het maken van foto’s door de verkoopmakelaar en aan bezichtigingen, en zal zich onthouden van handelingen die een spoedige verkoop belemmeren. De man zal ervoor zorgen dat het huis in behoorlijke staat en opgeruimd is ten tijde van het maken van de foto’s en ten tijde van de bezichtigingen;
- de man zal uiterlijk een dag vóór de notariële levering de woning verlaten en leeg en bezemschoon opleveren;
- de kosten in verband met de verkoop en de levering, waaronder de kosten van de verkoopmakelaar, eventuele verkoopkosten en kosten gemoeid met de notariële levering, zullen worden betaald uit de verkoopopbrengst;
- met de verkoopopbrengst, na betaling van de hiervoor genoemde kosten, zullen partijen de gezamenlijke hypothecaire schuld aflossen. De overwaarde, te weten het bedrag dat na die aflossing resteert, komt partijen ieder voor de helft toe. Indien na die aflossing een schuld resteert, dan zal deze in de onderlinge verhouding tussen partijen door ieder bij helfte worden gedragen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is ondertekend door de rolrechter en op 1 december 2021 uitgesproken in het openbaar.
3310/638