ECLI:NL:RBROT:2021:11955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
10/213881-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging zware mishandeling en van mishandeling; veroordeling voor voorhanden hebben vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. Echter, het voorhanden hebben van een vuurwapen werd door de verdachte erkend, en de rechtbank heeft dit feit bewezen verklaard. De verdachte had op 8 augustus 2021 in Rotterdam een doorgeladen vuurwapen en bijbehorende munitie in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een gebruiksklaar wapen in het openbaar onaanvaardbaar is en dat dit zwaar bestraft moet worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen de schade en het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/213881-21
Datum uitspraak: 17 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet Rotterdam,
raadsvrouw mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort weergegeven – op neer dat de verdachte in het openbaar een vuurwapen voorhanden heeft gehad en dat hij, door het schoudertasje waar het doorgeladen vuurwapen in zat op de grond te gooien, een agent heeft verwond.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 8 augustus 2021 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65mm en
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
6 kogelpatronen, kaliber 7.65mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op de openbare weg een doorgeladen vuurwapen met zes kogelpatronen in een schoudertas bij zich gedragen. Hij verklaarde het vuurwapen te hebben gekocht voor zijn eigen veiligheid naar aanleiding van recente bedreigingen met de dood. Ook verklaarde de verdachte dat hij na vrijlating – als hij dat nodig vindt – wederom een vuurwapen zal kopen.
De aanwezigheid van (geladen) vuurwapens in het openbaar komt steeds vaker voor en dit is een zorgelijke ontwikkeling. Het bezit van vuurwapens leidt immers niet zelden tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige en potentieel dodelijke gevolgen van dien. In dit geval is het vuurwapen zelfs afgegaan toen het op de grond terecht kwam, waardoor een politieagent gewond is geraakt aan zijn been. Dit gebeuren legt nog eens bloot wat de risico’s zijn van het bezit van vuurwapens, óók als de gebruiker niet direct tot doel heeft om een ander te verwonden. Daar komt bij dat de verdachte duidelijk heeft gemaakt niet te schuwen voor eigenrichting.
Het bezit van een gebruiksklaar wapen en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar en dient zwaar bestraft te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd zoals opgenomen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij het voorhanden hebben van een vuurwapen in het openbaar wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De door de rechtbank op te leggen straf is hoger dan dit oriëntatiepunt, omdat het vuurwapen doorgeladen en dus gebruiksklaar was én de verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte, toen hij werd gecontroleerd en gefouilleerd op het bezit van wapens, niet heeft aangegeven dat hij in zijn schoudertas een doorgeladen vuurwapen bij zich droeg. Hij heeft daarover bewust gezwegen in de hoop dat het vuurwapen bij de fouillering onopgemerkt zou blijven. Daardoor konden geen passende maatregelen genomen worden ter waarborging van de veiligheid van personen in het algemeen en van de fouillerende politieagent in het bijzonder.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

Nu de officier van justitie ter zitting mondeling het klassieke beslag op een scooter en contant geld heeft ingetrokken, zal hierover geen beslissing genomen worden.

9..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
Hoewel vrijspraak is verzocht van het onder 2 ten laste gelegde, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. De schade zoals geleden door de benadeelde partij staat in causaal verband tot het onder 1 ten laste gelegde feit. De schade is een rechtstreeks gevolg van het handelen van de verdachte, namelijk het op de openbare weg bij zich dragen van een doorgeladen vuurwapen.
9.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat naar burgerlijk recht causaal verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en het bewezen verklaarde feit. Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte - het voorhanden hebben van een vuurwapen - is op zichzelf onvoldoende om de schade die is geleden door het afgaan van dat vuurwapen redelijkerwijs aan de verdachte toe te rekenen.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65mm en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
6 kogelpatronen, kaliber 7.65mm voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een tas met daarin een (doorgeladen) vuurwapen op de grond heeft gegooid,
waardoor dat vuurwapen is afgegaan en die [naam slachtoffer] in het been is geraakt door een
(uit dat wapen afgevuurde) kogel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 augustus 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door een tas met daarin een (doorgeladen) vuurwapen op de grond te gooien, waardoor dat vuurwapen is afgegaan en die [naam slachtoffer] in het been is geraakt door een (uit dat wapen afgevuurde) kogel.