ECLI:NL:RBROT:2021:11938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
9349184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringskosten en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) en een gedaagde partij, die in deze procedure wordt aangeduid als '[gedaagde]'. DSW vorderde betaling van een bedrag van € 311,20, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, wegens een betalingsachterstand in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde had aanspraak gemaakt op vergoeding van zorg, maar had een eigen bijdrage van € 258,05 niet voldaan. DSW had de gedaagde meerdere nota's gestuurd, maar de betaling bleef uit. De gedaagde heeft de feiten niet betwist, maar voerde aan dat eerdere pogingen tot het treffen van een betalingsregeling niet haalbaar waren.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was het eigen risico te betalen en dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar was. De kantonrechter gaf de gedaagde de mogelijkheid om een betalingsregeling te treffen met DSW, maar kon hier zonder instemming van DSW geen beslissing over nemen. De gevorderde rente en de buitengerechtelijke incassokosten werden eveneens toegewezen, omdat de gedaagde hiertegen geen verweer had gevoerd. De gedaagde werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 249,60 aan verschotten en € 75,00 aan salaris voor de gemachtigde van DSW. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9349184 \ CV EXPL 21-24354
uitspraak: 27 augustus 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij
Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te Schiedam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 7 juli 2021,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: [naam].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘DSW’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het op de rolzitting van 27 juli 2021 door de gemachtigde van [gedaagde] gegeven mondelinge antwoord.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van het volgende.
2.1.
[gedaagde] is met DSW een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan, uit hoofde waarvan [gedaagde] een eigen bijdrage verschuldigd kan zijn voor de aan haar verleende zorg. Indien er aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding voor verleende zorg, dan geldt ingevolge artikel 19 van de Zorgverzekeringswet een verplicht eigen risico.
2.2.
[gedaagde] heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van zorg. DSW heeft [gedaagde] in dat verband middels drie nota’s, gedateerd op respectievelijk 1 augustus 2020 en tweemaal 1 oktober 2020, een bedrag ter hoogte van € 258,05 aan eigen risico in rekening gebracht aan [gedaagde].

3..De vordering

3.1.
DSW heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 311,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 258,05 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft DSW - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van het eigen risico. Het betreft een bedrag van € 285,05 aan hoofdsom. Wegens de vertraging in de betaling is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd over de hoofdsom. Die rente bedraagt tot de dag van de dagvaarding € 4,75. Door de wanbetaling van [gedaagde] zag DSW zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Die kosten ten bedrage van € 48,40 (inclusief btw) komen op grond van artikel 6:96 lid 5 BW voor rekening van [gedaagde].

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet betwist, maar voert aan dat eerdere pogingen tot het treffen van een betalingsregeling zijn gestrand, doordat de eerder voorgestelde regeling(en) financieel niet haalbaar bleken voor [gedaagde].

5..De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft de stellingen van DSW niet betwist. In rechte moet daarom worden uitgegaan van de juistheid daarvan. Anzai is gehouden het eigen risico te betalen. De gevorderde hoofdsom ten bedrage van € 258,05 zal dan ook worden toegewezen.
5.2.
[gedaagde] is bereid om de betalingsachterstand door middel van een regeling af te lossen. Op grond van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet bevoegd een betalingsregeling vast te stellen in het vonnis zonder instemming van DSW. De kantonrechter geeft [gedaagde] daarom in overweging zich binnen korte termijn na ontvangst van dit vonnis (nogmaals) tot de gemachtigde van DSW te wenden, teneinde alsnog te proberen om een betalingsregeling overeen te komen.
5.3.
De gevorderde rente is als onbetwist en op de wet gegrond toewijsbaar en zal dan ook worden toegewezen.
5.4.
DSW heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De kantonrechter stelt vast dat DSW voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht. Voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Het gevorderde bedrag ter hoogte van € 40,00 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen, alsmede de daarover gevorderde btw ten bedrage van € 8,40. In totaal zal een bedrag ter hoogte van € 48,40 worden toegewezen.
5.5.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten zijn vastgesteld op € 126,00 aan griffierecht en € 123,60 aan exploot- en informatiekosten. Het salaris voor de gemachtigde van DSW wordt begroot op (1 punt à) € 75,00.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan DSW tegen kwijting te betalen € 311,20, vermeerderd met de wettelijke rente over € 258,05 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van DSW vastgesteld op € 249,60 aan verschotten en € 75,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50724