ECLI:NL:RBROT:2021:11933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
9273592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. De gedaagde had een huurachterstand van € 6.388,09 opgebouwd tot en met oktober 2021, en was niet in staat om de huurtermijnen te betalen door persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde erkend dat hij in gebreke was gebleven met de huurbetalingen, maar verzocht om een betalingsregeling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand substantieel was en dat de gedaagde in verzuim was. Gezien de hoogte van de huurachterstand en het belang van de verhuurder bij een huurder die aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan Havensteder. De vordering tot betaling van € 641,20 per maand zolang de gedaagde het gehuurde in bezit houdt, is eveneens toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9273592 EXPL CV 21-20281
uitspraak: 5 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting,
Stichting Havensteder,voor wie als beheerster optreedt
Havensteder Wijkteam Feijenoord (F1),
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 10 juni 2021,
gemachtigde: M.D. Brouwer te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het op de rolzitting van 22 juni 2021 door [gedaagde] gegeven mondelinge antwoord;
  • het tussenvonnis van 5 juli 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte tevens inhoudende vermeerdering van eis van Havensteder van 22 september 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021. Daarbij is aan de zijde van eisende partij namens de gemachtigde [naam] verschenen. Aan de zijde van gedaagde partij is [gedaagde] in persoon verschenen. De zaak is met partijen besproken. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van het volgende.
2.1
Tussen Havensteder als verhuurster en [gedaagde] als huurder is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan het [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling huur verschuldigd aan Havensteder, laatstelijk bedragend € 641,20 per maand.

3..De vordering

3.1
Havensteder heeft, na vermeerdering van eis, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, en tot betaling van € 6.388,09 aan huurachterstand berekend tot en met de maand oktober 2021 en € 769,22 (incl. BTW) aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de huurachterstand berekend tot en met juni 2021, alsmede met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, en een bedrag van € 641,20 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na 31 oktober 2021 in gebruik zal houden, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Havensteder - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] heeft ondanks aanmaning de huurachterstand niet voldaan. Hij is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling en is in verzuim. Hij heeft tot en met de maand oktober 2021 een huurachterstand van € 6.388,09 laten ontstaan, hetgeen ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.2.2
[gedaagde] is krachtens de bepalingen van de huurovereenkomst bij niet tijdige voldoening van de bij vooruitbetaling verschuldigde huurpenningen vertragingsrente verschuldigd. Die rente bedraagt tot de dag van de dagvaarding € 22,86.
3.2.3
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Havensteder zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Op 9 maart 2021 heeft de gemachtigde van Havensteder [gedaagde] aangemaand. De gemaakte kosten van € 769,22 (incl. BTW) komen op grond van artikel 6:96 lid 5 BW voor rekening van [gedaagde].
3.2.4
Voorts heeft Havensteder gevorderd betaling van de som van € 641,20 per maand of gedeelte daarvan zolang [gedaagde] het gehuurde na 31 oktober 2021 in gebruik zal houden.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft de door Havensteder gevorderde huurachterstand erkend. Hij was niet in staat de huurtermijnen te betalen. Het lukte hem ook niet de eerder getroffen betalingsregeling na te komen. Door problemen met zijn gezondheid kon hij geen opdrachten uitvoeren voor zijn bouwbedrijf. Hij is bezig om als instructeur in de sportschool te werken. Op dit moment heeft [gedaagde] geen uitkering. Hij wil graag opnieuw een betalingsregeling om de betalingsachterstand af te lossen.

5..De beoordeling

5.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Havensteder toegelicht dat de huurachterstand berekend tot en met oktober 2021 € 6.388,09 bedraagt. [gedaagde] heeft de door Havensteder gestelde hoogte en verschuldigdheid van de huurachterstand niet betwist, zodat in rechte van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. De vordering van Havensteder tot betaling van de achterstallige huur tot en met oktober 2021 wordt dan ook toegewezen.
5.2
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit rechtsoverweging 5.1 volgt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens Havensteder. Gebleken is dat de huurachterstand op de dag van de dagvaarding al een omvang had van in totaal ruim acht maanden huur. Havensteder heeft toegelicht dat de lopende huur nog altijd niet wordt betaald, waardoor de huurachterstand inmiddels verder is opgelopen tot € 6.388,09. Gelet op de hoogte van de huurachterstand van tien maanden is in ieder geval geen sprake van een tekortkoming van geringe betekenis. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. Bovendien acht de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd, gelet op het belang van Havensteder bij een huurder die (tijdig) aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De gevorderde ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.3
Havensteder maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door de gemachtigde van Havensteder aan [gedaagde] verzonden aanmaning van 9 maart 2021 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook, als niet weersproken, worden toegewezen tot een bedrag van € 769,22 (incl. BTW).
5.4
De gevorderde wettelijke rente wordt, als onbetwist en op de wet gegrond, toegewezen zoals hierna vermeld.
5.5
De vordering tot betaling van € 641,20 per maand zolang [gedaagde] het gehuurde in bezit houdt, zal als onbetwist worden toegewezen op de wijze als hierna onder de beslissing is vermeld.
5.6
[gedaagde] heeft gesteld dat hij de huurachterstand door middel van een betalingsregeling wil aflossen. Op grond van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet bevoegd een betalingsregeling vast te stellen in het vonnis zonder instemming van Havensteder. Voor het eventueel alsnog treffen van een betalingsregeling wordt [gedaagde] verwezen naar (de gemachtigde van) Havensteder.
5.7
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van Havensteder veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten zijn vastgesteld op € 507,00 aan griffierecht en € 106,01 aan exploot- en informatiekosten. Het salaris voor de gemachtigde van Havensteder wordt begroot op (2 punten à € 311,00) in totaal € 622,00.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om Havensteder tegen kwijting te betalen € 7.180,17 aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en meegevorderde rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.605,69 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen € 641,20 per maand of gedeelte daarvan, met ingang van de maand november 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 613,01 aan verschotten en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50724