ECLI:NL:RBROT:2021:11915

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
10/212329-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 augustus 2021 in Rozenburg een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Köse. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een ernstig feit is dat een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebrengt. De verdachte had het wapen in zijn woning, waar ook een jong kind aanwezig was, en dit werd als een gevaarlijke situatie beschouwd. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat, gezien de ernst van het feit, een gevangenisstraf noodzakelijk was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/212329-21
Datum uitspraak: 3 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. E. Köse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 7 augustus 2021, te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Walther, model PPS, voorzien van serienummer [serienummer] en daarbij voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 16 kogelpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen in cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. In de woonkamer van de verdachte is op de bank een pistool met munitie aangetroffen. Naar eigen zeggen werd de verdachte bedreigd en had hij het wapen om zijn gezin te beschermen. De verdachte had het wapen dus bij zich om het mogelijk daadwerkelijk te gebruiken. Daarnaast verbleef het jonge kind van de verdachte in de woning. De verdachte heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen voor dit kind. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan. Daarom vormt dit een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Het gebruik en het voorhanden hebben van een vuurwapen brengen ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 29 oktober 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is geen sprake van een delictpatroon. Uit het onderzoek van de reclassering is gebleken dat er op de leefgebieden dagbesteding, financiën, psychosociaal functioneren, houding en (mogelijk) sociaal netwerkproblemen zijn geconstateerd die het risico op recidive verhogen. Verdachte heeft schulden, maar met behulp van zijn familie lijkt hij, ondanks dat hij geen werk en inkomen heeft, sociaal/maatschappelijk redelijk te functioneren. Er zijn beschermende factoren aanwezig, zoals een steunend familienetwerk die hem financieel onderhouden en er is geen sprake van problematisch middelengebruik en/of (ernstige) psychische problematiek.
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht, waardoor ons niet duidelijk is geworden wat precies heeft bijgedragen aan het delictgedrag. Het recidiverisico kan niet goed worden ingeschat. Derhalve kunnen wij met de beschikbare informatie niet adviseren of
interventies of toezicht nodig is. Het recidiverisico kan niet worden uitgesloten. Een voorwaardelijk strafdeel kan voor verdachte een stok achter de deur zijn om zich verre te houden van zaken die justitiecontacten tot gevolg kunnen hebben.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 7 augustus 2021, te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Walther, model PPS, voorzien van serinummer [serienummer] en/of (daarbij) voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 16 kogelpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.