ECLI:NL:RBROT:2021:11912

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
10/219830-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor afpersing van een bezorger van keukenapparatuur met geweld en bedreiging

Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van afpersing in vereniging met een ander. De feiten vonden plaats op 14 augustus 2021, toen de aangever, een bezorger van keukenapparatuur, werd overvallen in Dordrecht. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de aangever onder bedreiging met geweld gedwongen om keukenapparatuur en telefoons af te geven. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte beoordeeld en deze als betrouwbaar geacht, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, inclusief de herkenning door de aangever en de verklaringen van de medeverdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte een taser en pepperspray heeft gebruikt tijdens de overval. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 1.829,05 vorderde, inclusief materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/219830-21
Datum uitspraak: 3 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Zwijndrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1, 2 en 3
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit voor hetgeen onder 1 ten laste is gelegd. De verdachte ontkent dat hij betrokken was bij de overval. Wettig en overtuigend bewijs van zijn betrokkenheid ontbreekt. De verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte] zijn belastend voor de verdachte, maar zijn niet betrouwbaar. De verklaring van aangever [naam slachtoffer] ter zitting, dat hij de verdachte als één van de overvallers herkent, dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat geen sprake was van een eerlijke confrontatie. Dit geldt ook voor de fotoherkenning bij de politie. Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent de taser en de pepperspray ooit te hebben gezien. Alleen medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte wist van de taser en de pepperspray. Voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dus.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staan de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 augustus 2021 omstreeks 08:20 uur is aangever overvallen op de [plaats delict] in Dordrecht. Twee mannen, waaronder medeverdachte [naam medeverdachte] , hebben aangever onder druk van bedreiging met geweld en met geweld gedwongen keukenapparatuur uit zijn bakwagen over te laden naar hun busje. Ook werd aangever gedwongen zijn werk- en privételefoon af te geven. Vervolgens zijn de twee mannen vertrokken.
Op 14 augustus 2021 omstreeks 08:30 uur heeft de politie een busje aangetroffen voor de woning van de verdachte met daarin de gestolen keukenapparatuur. In de achtertuin van de verdachte werden verder een grote verpakte koelkast en een kleiner verpakt apparaat aangetroffen.
Betrouwbaarheid verklaring medeverdachte [naam medeverdachte]
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte de overval heeft gepleegd. Hij is met de verdachte naar de plek van de overval gereden. De verdachte had op dat moment telefonisch contact met aangever terwijl medeverdachte [naam medeverdachte] de bus bestuurde. De verdachte is uitgestapt om aangever de weg te wijzen. Nadat medeverdachte [naam medeverdachte] de witte bakwagen richting de verdachte zag rijden, is hij daar achteraan gereden en heeft zijn bus achteruit tegen de bakwagen geparkeerd. Op dat moment deed de verdachte alsof hij een hek open wilde maken. Medeverdachte [naam medeverdachte] is uitgestapt met een taser in zijn hand. Hij heeft aangever om zijn telefoon gevraagd. Omdat aangever deze niet direct wilde afstaan, heeft medeverdachte [naam medeverdachte] de taser twee of drie keer op aangever gebruikt. De verdachte droeg witte latex handschoenen, zo verklaart de medeverdachte [naam medeverdachte] .
In tegenstelling tot wat de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] betrouwbaar en zal zij deze gebruiken voor het bewijs. Hoewel medeverdachte [naam medeverdachte] in eerste instantie heeft ontkend dat hij iets met de overval te maken had, heeft hij uiteindelijk bekend en vervolgens op essentiële onderdelen consistent verklaard. Hij heeft niet alleen belastend voor de verdachte maar ook zeer belastend voor zichzelf verklaard.
De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] wordt ook in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rolverdeling zoals omschreven door medeverdachte [naam medeverdachte] sluit aan bij de verklaring van aangever. Zo heeft aangever verklaard dat de man met wie hij telefonisch contact had hem de weg heeft gewezen en deed alsof hij een poort ging openmaken. Over de bestuurder heeft aangever onder meer verklaard dat hij vroeg om zijn telefoon en twee keer de taser heeft gebruikt. Daarnaast wordt de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] , dat hij de overval samen met de verdachte heeft gepleegd, ondersteund door het signalement dat aangever heeft gegeven van “de man die de poort open deed”. Aangever omschrijft deze man als een blanke man van Nederlandse afkomst, ongeveer 1.90 m lang, smal postuur met witte latex handschoenen. De verdachte past binnen dit signalement.
Herkenning
Ten aanzien van de verklaring van aangever, onder ede ter zitting afgelegd, dat hij de verdachte herkent als één van de daders overweegt de rechtbank als volgt. De betrouwbaarheid van deze herkenning wordt ondersteund door het signalement dat aangever bij zijn aangifte heeft gegeven. Zoals hiervoor overwogen past de verdachte binnen dit signalement. Daarnaast heeft aangever ter zitting specifieke persoonskenmerken benoemd van de verdachte waaraan hij hem herkent, namelijk zijn ogen, zijn wenkbrauwen, de manier waarop de verdachte kijkt en hoe de verdachte praat. De aangever was overtuigd en toonde geen spoor van aarzeling op het moment dat hij verklaarde dat hij de verdachte 1000% herkende als de dader. Gelet hierop wordt de verklaring van aangever als getuige op de zitting betrouwbaar geacht en zal deze worden gebruikt voor het bewijs.
Alternatief scenario
De verdachte heeft, kort samengevat, ontkend dat hij betrokken was bij de overval. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, namelijk dat hij zijn bus had uitgeleend en dat de medeverdachte de keukenspullen voor hem had geregeld, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. De daarin vermelde feiten en omstandigheden sluiten de alternatieve lezing van de verdachte uit, omdat daaruit blijkt dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was.
De verklaring van de verdachte, dat hij vanwege een breuk in zijn nek, niet in staat zou zijn om dozen van de bakwagen naar de bestelbus te verplaatsen is niet aannemelijk geworden. Een (medische) onderbouwing hiervan ontbreekt. Overigens zijn ook lichte goederen – zoals een citruspers – verplaatst.
Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in vereniging met een ander heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 geldt het volgende. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij en de verdachte op de dag van de overval verschillende spullen bij zich hadden voor de overval, waaronder een taser en pepperspray. Deze spullen zaten in een blauwe Albert Heijn tas. De verdachte heeft de taser en pepperspray meegenomen. Tijdens de overval heeft medeverdachte [naam medeverdachte] de taser gebruikt. Na de overval heeft de verdachte de Albert Heijn tas in de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] gelegd. De politie heeft de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] onderzocht en in de kofferbak een blauwe plastic Albert Heijn tas aangetroffen met daarin onder andere twee busjes pepperspray en een zaklamp met taser. De verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend weliswaar een plastic tas in de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gelegd, maar dat hij dit onder bedreiging van medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gedaan. Dat sprake was van enige dreiging is echter op geen enkele manier aannemelijk geworden.
Ook het onder 2 ten laste gelegde feit in vereniging met een ander heeft gepleegd en het onder 3 ten laste gelegde feit alleen heeft gepleegd wordt wettig en overtuigend bewezen geacht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 14 augustus 2021 te Dordrecht
op de openbare weg, te weten de [plaats delict] ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen met geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van keukenapparatuur en telefoons ,die ten dele aan die [naam slachtoffer] , toebehoorde(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- met een taser aan zijn komen lopen envervolgens die taser aan die [naam slachtoffer] hebben getoond en
- de woorden hebben toegevoegd "meewerken, we gaan je vastbinden aan het hek", althans woorden van gelijke dreigende aard en- tiewraps aan die [naam slachtoffer] hebben getoond en
- een sleutel entelefoons van die [naam slachtoffer] hebben gevraagd en
- die [naam slachtoffer] hebben gevraagd mee te lopen naar de achterklep van zijn voertuig en
- die [naam slachtoffer] de keukenapparatuur uit zijn bus hebben laten pakken envervolgensdie [naam slachtoffer] hebben opgedragen die keukenapparatuur op zijn laadklep te zetten en
- voornoemde keukenapparatuur in de bus van verdachte en zijn mededader hebben geladenen
- een knuppel tevoorschijn hebben gehaald en die knuppel hebben getoond aan die [naam slachtoffer] en
- ( nogmaals) een telefoon aan die [naam slachtoffer] hebben gevraagd en
- meermaals die taser tegen de buik van die [naam slachtoffer] hebben gezet en die [naam slachtoffer] vervolgens meermaals hebben getaserd en
- de pincode van de telefoon van die [naam slachtoffer] hebben gevraagd;
2.
hij op 14 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen van het merk Flashlight, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 14 augustus 2021 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met een giftige en verstikkende en weerloosmakende en traanverwekkende stof, namelijk twee spuitbusjes pepperspray met als opschrift American Style NATO super-paralisant CS-Gas Silliarde, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met medeverdachte [naam medeverdachte] een overval gepleegd op aangever. Bij de overval hebben de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] gedreigd met geweld en geweld gebruikt. De verdachte heeft een knuppel, die medeverdachte [naam medeverdachte] had meegenomen, vastgehouden en getoond aan aangever. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft aangever meerdere schokken gegeven met een taser. De verdachte had verder pepperspray voorhanden. De aangever is keukenapparatuur en twee telefoons afhandig gemaakt. De precieze aanleiding voor de overval is onduidelijk gebleven omdat de verdachte zijn betrokkenheid heeft ontkend. Gelet op het feit dat de verdachte op het moment van de overval zelf geen keuken had en de afhandig gemaakte goederen voor zijn woning en in zijn achtertuin zijn aangetroffen, heeft het er alle schijn van dat de verdachte zichzelf wilde verrijken door een keuken afhandig te maken zonder daarvoor te betalen. Het is zeer ernstig dat de verdachte de aangever, die slechts zijn werk deed, in de val heeft gelokt en vervolgens samen met medeverdachte [naam medeverdachte] heeft geconfronteerd met (de dreiging van) geweld. Dat de verdachte op deze manier, terwijl hij over voldoende inkomen beschikt om een vrijstaande woning te financieren, een hardwerkende bezorger overvalt om aan zijn nieuwe keuken te komen, is verwerpelijk. De aangever heeft in zijn slachtofferverklaring gemeld dat hij zijn werk als bezorger, dat hij als bijbaantje deed op de zaterdagen, niet meer heeft hervat. Hij heeft last gehad van nachtmerries en angsten en voelde zich niet meer veilig genoeg om als bezorger te werken. Het is aan de verdachte en zijn medeverdachte te wijten dat aangever, die hard werkt voor zijn geld, op deze manier slachtoffer wordt. Feiten als deze veroorzaken ook gevoelens van angst, onveiligheid en woede in de samenleving. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en geen enkel berouw of zelfinzicht getoond en de schuld op zijn jonge medeverdachte geschoven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 18 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, namelijk op 16 september 2021 en op 4 november 2021. Deze rapporten houden, voor zover relevant, het volgende in. De verdachte heeft ontkend, waardoor het risico op recidive niet is in te schatten. Er zijn geen problematische leefgebieden. De verdachte heeft geen begeleiding nodig. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer te laten duren dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, ongeveer 4 maanden. De rechtbank ziet daartoe, gelet op de ernst van het misdrijf, de geldende oriëntatiepunten (LOVS) en het geweld waarmee niet alleen is gedreigd maar dat ook is toegepast, geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 730,99 aan materiële schade (€ 717,06 aan verlies arbeidsvermogen en € 13,93 aan medische kosten) en een vergoeding van € 1.600,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Mocht de rechtbank komen tot een veroordeling, dan bepleit de raadsman het volgende. De vordering met betrekking tot het verlies van arbeidsvermogen moet worden afgewezen omdat de benadeelde partij recht heeft op doorbetaling van zijn salaris door zijn werkgever. Dat sprake is van immateriële schade wordt niet betwist, de vordering dient echter te worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ten aanzien van de medische kosten ten bedrage van € 13,93 heeft de raadsman geen verweer gevoerd. Deze kosten zijn ook voldoende onderbouwd, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het verlies aan arbeidsvermogen geldt het volgende. De benadeelde partij is een vaste zaterdagkracht en staat iedere week standaard ingeroosterd. Hij is langer dan drie maanden in dienst. Hij heeft bij ziekte dan ook recht op doorbetaling van minimaal 70% van zijn loon door zijn werkgever. Die vordering dient hij dan ook bij zijn werkgever in te dienen. Of de benadeelde partij recht heeft op een hogere vergoeding is afhankelijk van de geldende cao. Hierover is geen informatie verstrekt. Omdat de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld maakt de rechtbank gebruik van haar mogelijkheid om de schade te schatten. Omdat, nadat zijn werkgever 70% van zijn loon heeft betaald de benadeelde partij nog schade heeft ter hoogte van 30% van zijn loon wordt dat deel toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard wat betreft het resterende deel van de vordering
Ten aanzien van de immateriële schade geldt dat gelet op de aard en ernst van de normschending, de nadelige gevolgen zo voor de hand liggend zijn dat een aantasting in de persoon (als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek) kan worden aangenomen. Daarbij geldt dat de benadeelde partij tijdens zijn werk als koerier slachtoffer is geworden van een beroving gepleegd door twee personen, waarbij één van de daders hem met een honkbalknuppel heeft bedreigd en de ander hem meerdere malen heeft getaserd. De gevolgen van de overval waren voor de benadeelde partij niet direct merkbaar. Na enkele weken kreeg hij echter last van nachtmerries, angsten en was hij sneller afgeleid dan normaal. De benadeelde partij heeft enige tijd gebruik gemaakt van slaapmedicatie. De rechtbank stelt de schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 1.600,-.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre tegenover de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.829,05, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.829,05 (zegge: duizend achthonderdnegenentwintig euro en vijf eurocent), bestaande uit € 229,05 aan materiële schade en € 1.600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 1.829,05(hoofdsom,
zegge: duizend achthonderdnegenentwintig euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.829,05 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
28 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Dordrecht
op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , althans op of aan de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen met geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van keukenapparatuur (onder meer een wasmachine en/of combi stoomoven en/of inductiekookplaat en/of koelkast) en/of een of meer telefoons (Samsung Galaxy en/of Iphone XR), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer] , toebehoorde(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- met een taser aan is/zijn komen lopen en/of (vervolgens) die taser aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- de woorden heeft/hebben gezegd/toegevoegd "meewerken, we gaan je vastbinden aan het hek", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking en/of
- tiewraps aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- een sleutel en/of (een) telefoon(s) van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd en/of
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd mee te lopen naar de achterklep van zijn voertuig en/of
- die [naam slachtoffer] de keukenapparatuur uit zijn bus heeft/hebben laten pakken en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft/hebben opgedragen/gevraagd die keukenapparatuur op zijn laadklep te zetten en/of
- voornoemde keukenapparatuur in de bus van verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben geladen/laten laden en/of
- een (honkbal)knuppel tevoorschijn heeft/hebben gehaald/gepakt en/of die knuppel heeft/hebben getoond aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( nogmaals) een telefoon aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd en/of
- ( meermaals) die taser nabij/tegen/op de buik, atlhans tegen het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of die [naam slachtoffer] (vervolgens) (meermaals) heeft/hebben getaserd en/of
- de pincode van de telefoon van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gevraagd;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen van het merk Flashlight, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, namelijk twee (spuit)busje(s) pepperspray (met als opschrift American Style NATO super-paralisant CS-Gas Silliarde), voorhanden heeft gehad.