ECLI:NL:RBROT:2021:11864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
10/754543-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met gevangenisstraf en verbeurdverklaring

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de verlengde invoer van 65,87 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte had een essentiële rol als verbindende schakel tussen de opdrachtgevers en de uithalers. Tijdens het proces is gebleken dat de verdachte op verschillende momenten bij de container betrokken was, en dat hij gereedschap had aangeschaft dat gebruikt zou worden om de cocaïne uit de container te halen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en dat zijn gedragingen gericht waren op de invoer ervan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en heeft de in beslag genomen telefoon verbeurd verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte is als first offender aangemerkt, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/754543-20
Datum uitspraak: 30 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. K. Ramdhan, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek ter terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 februari 2021, 8 en 30 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard. Het onderdeel van het subsidiair tenlastegelegde ‘
gereedschap en/of werkhandschoenen aangeschaft en/of laten aanschaffen en/of voorhanden gehad’ is te ruim geformuleerd en niet duidelijk is om welk gereedschap en/of welke werkhandschoenen het gaat en waar en wanneer deze aangeschaft zou(den) zijn.
4.2.
Beoordeling
In artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn de eisen opgenomen waaraan de tenlastelegging moet voldoen, namelijk vermelding van feit, tijd, plaats en de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld. Verder is vereist dat de dagvaarding de omstandigheden vermeldt waaronder het feit zou zijn begaan. Hieraan ligt ten grondslag dat de beschrijving van het feit in de tenlastelegging voldoende specifiek moet zijn. De tenlastelegging dient de verdachte immers te informeren over het voorval waarvoor hij terecht moet staan, zodat hij weet waartegen hij zich moet verdedigen. Ook voor de rechter is de tenlastelegging leidend. Het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte ten laste wordt gelegd moet derhalve voldoende worden verfeitelijkt in de tenlastelegging zodat alle procesdeelnemers weten waar zij tijdens het proces de aandacht op moeten richten.
Naar het oordeel van de rechtbank is noch tijdens de verhoren van de verdachte bij de politie noch ter terechtzitting gebleken dat de aan de verdachte verweten gedragingen voor de verdediging onvoldoende duidelijk waren. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de tenlastelegging, gelezen in samenhang met het dossier, voldoende specifiek. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het dossier genoegzaam blijkt welk gereedschap er is gekocht bij de Gamma en later is aangetroffen op en achter de container. De dagvaarding voldoet aan de eisen die artikel 261 Sv stelt.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat vaststaat dat de verdachte betrokken was bij de opslag en het latere vervoer van de container, maar dat hij niet wist dat er in de container cocaïne verborgen zat.
4.1.2
Beoordeling
Betrokkenheid bij invoer
Op 2 oktober 2020 is een container met het nummer [containernummer] (hierna: de container), beladen met voedingsmiddelen, verscheept vanuit Paramaribo, Suriname, naar de Dominicaanse Republiek. Op 17 oktober 2020 is de container van daaruit verscheept naar Rotterdam. Het schip arriveerde op 27 oktober 2020 in Rotterdam. In het douanemanifest werd als ontvanger van de container vermeld het bedrijf [naam bedrijf 1] . Bij een douanecontrole op 27 oktober 2020 is verborgen in de constructiebalken van de container 65,87 kilogram cocaïne aangetroffen. De cocaïne is uit de container verwijderd en inbeslaggenomen. Er is hierna een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering. De container is, verzegeld en voorzien van technische hulpmiddelen, ter beschikking gesteld aan de rederij.
Op 11 november 2020 is de container opgehaald en van de ECT Delta Terminal vervoerd naar A15 Opslag en Verhuur te Vuren.
Op 12 november 2020 is de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar de container op het terrein van A15 Opslag en Verhuur gereden en [naam medeverdachte 1] heeft de container van buitenaf bekeken. Vervolgens heeft de verdachte op 15 november 2020 samen met onder meer de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] een deel van de lading van de container gelost.
Ook heeft de verdachte via de medeverdachte [naam medeverdachte 3] een nieuwe opslagplek voor de container geregeld.
Op 17 november 2020 is de container op een vrachtwagencombinatie geladen en overgebracht naar een loods van het bedrijf [naam bedrijf 2] in Rotterdam, waar [naam medeverdachte 3] werkzaam was. De verdachte is bij het overplaatsen van de container van A15 Opslag en Verhuur naar [naam bedrijf 2] samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] in diens Volkswagen Jetta achter de vrachtwagencombinatie aangereden. De verdachte heeft aldus het transport van de container geregeld, begeleid en gecontroleerd.
Op 17 november 2020 is de verdachte omstreeks 19:37 uur bij de loods geweest en hij heeft daar, terwijl [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 4] al in de loods waren, buiten contact gehad met [naam medeverdachte 3] . De medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 4] zijn met gereedschap op de container geklommen. Op het dak van de container is door [naam medeverdachte 4] een vierkantige opening gemaakt en een sleuf van ongeveer 50 cm geslepen. Op en achter de container is gereedschap aangetroffen.
Uit artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat onder het invoeren van verdovende middelen ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen moet worden begrepen.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte al in een vroegtijdig stadium en op diverse momenten bij de container betrokken is geweest. Hij is op verschillende locaties (in Vuren en Rotterdam) bij de container geweest en heeft een deel van de inhoud gelost. Ook heeft hij de opslag bij [naam bedrijf 2] geregeld en is hij betrokken geweest bij het vervoer van de container van A15 Opslag en Verhuur naar [naam bedrijf 2] . De verdachte heeft daarbij veelvuldig (telefonisch) contact gehad met de medeverdachten [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 3] over onder meer de container en de plaats waar die heen moest.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de verdachte, samen met anderen, betrokken is geweest bij de verlengde invoer van de cocaïne en dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Wetenschap van cocaïne
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de container en dus ook het opzet heeft gehad op de invoer van deze cocaïne in Nederland overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat, zoals hierboven is overwogen, de verdachte na aankomst van de container in Nederland in een vroeg stadium en intensief bij het verdere vervoer en de opslag van de container betrokken is geweest. In de Volkswagen Jetta van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , waarin de verdachte op 17 november 2020 reed (samen met eerst [naam medeverdachte 1] en later [naam medeverdachte 2] ), is een Louis Vuitton tas van de verdachte aangetroffen. In die tas zat onder meer een handgeschreven paklijst gericht aan [naam bedrijf 1] , de ontvanger van de container, en een kassabon van de Gamma.
Op de kassabon was te zien dat op 13 november 2020 o.a. een multifitbuis, een metaalboor en werkhandschoenen waren aangeschaft. Verder is gebleken dat de verdachte op 13 november 2020 samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bij de Gamma verschillende gereedschappen heeft gekocht, die later bij de container in de loods bij [naam bedrijf 2] zijn aangetroffen. Het betreft onder meer een zogenaamde multifitbuis. Deze multifitbuis was kennelijk bedoeld om de pakketten cocaïne uit de constructie, direct onder het dak van de container, te duwen. Dat de verdachte de multifitbuis voor dat doel heeft aangeschaft, is temeer aannemelijk gelet op het feit dat de cocaïne verstopt heeft gezeten in de constructiebalken precies op de plaats waar de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 4] de sleuf en een vierkantige opening in het dak hebben gemaakt.
Voorts volgt uit de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] dat de verdachte [naam medeverdachte 3] heeft benaderd om een loods beschikbaar te stellen om de container leeg te halen. Op
14 november 2020 heeft daartoe een ontmoeting plaatsgehad tussen de verdachte en [naam medeverdachte 3] op het parkeerterrein bij het Feyenoord stadion. Daarbij heeft de verdachte [naam medeverdachte 3] voor zijn medewerking een bedrag van € 25.000,- in het vooruitzicht gesteld. Dat de verdachte kennelijk in de positie verkeerde om [naam medeverdachte 3] hiervoor te benaderen en een groot geldbedrag in het vooruitzicht te kunnen stellen, vormt een duidelijke aanwijzing voor zijn wetenschap van de cocaïne.
Daar komt nog bij dat de verdachte in de periode van 2 november tot en met 17 november 2020 veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachten. Enerzijds met de kennelijke opdrachtgevers [naam medeverdachte 2] en (de reeds veroordeelde) [naam medeverdachte 5] , die hij ‘ [bijnaam] ’ noemde, en anderzijds met de uithalers [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 1] .
Daarbij is gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik
.Op 13 november 2020 stuurde [naam medeverdachte 5] aan de verdachte een gesproken bericht, waarin wordt gezegd: “
Alles goed, ik kom net van die man. Ik heb die man net uitgelegd, die man gaat niet akkoord met die 20. Hij zegt, hij wil gewoon die 30. Ja dat heeft hij ook gezegd, weet je in het begin. Dus ja.” De verklaring van de verdachte, dat dit bericht zou gaan over korting op schoenen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Daarbij komt dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] op diezelfde dag communiceren over een apparaatje om afluisterapparatuur te kunnen ontdekken.
Op 15 november 2020 stuurt medeverdachte [naam medeverdachte 5] aan de verdachte wederom een voicebericht: “
ja gegroet broere, hoe is het? Ik heb gehoord dat er een plek is? Klopt dit?”
Op 16 november 2020 reageert de verdachte: “
[bijnaam] (en begroeting) gisteren (niet te verstaan) komt goed, je weet toch, komt goed. Dinge euhm, ja klopt, maar waren we bezig tot laat ’s avonds man met [naam persoon 1] en [naam persoon 1] en ik en nog iemand. Alles geklaard enzo dus eh. Straks ga ik bellen, dan gaan we even contacten. Komt goed, zo meteen. Maar alles hebben we geregeld ja.
Vervolgens zijn er meerdere chatberichten op 17 november 2020 tussen 08.48.23 en 15.04.18 uur, waarin [naam medeverdachte 5] informeert bij de verdachte. Het gaat erover of hij het adres heeft doorgegeven, dat de naam van die persoon die ontvangt nodig is, dat er een naam en een adres moet worden gegeven waar
“die ding”heen moet.
De strekking, het verhullend taalgebruik en de tijdstippen van deze berichten maken dat deze in samenhang met de overige bewijsmiddelen als belastend voor de verdachte worden beoordeeld.
De verklaring van de verdachte dat hij slechts betrokken was bij de container om deze te lossen en te vervoeren, is, tegen de achtergrond van het voorgaande, niet geloofwaardig.
Conclusie
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, is de conclusie dat de verdachte geweten heeft dat in de container een hoeveelheid cocaïne verborgen was en dat zijn gedragingen gericht waren op de verlengde invoer van de cocaïne in Nederland. Uit het voorgaande volgt ook dat sprake is van zodanige samenwerking dat de verdachte als medepleger is aan te merken ter zake van de verlengde invoer van cocaïne.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van (verlengde) invoer van cocaïne.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
primair
hij in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020
te Rotterdam en Vuren,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid cocaïne,
zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van ruim 65 kilo cocaïne. Voor het importeren van de cocaïne was de rol van de verdachte, als verbindende schakel tussen de opdrachtgevers en de uithalers, essentieel. De verdachte heeft gedurende de gehele periode intensief contact gehad met de medeverdachten. Hij heeft de container gelost en het transport geregeld, begeleid en gecontroleerd. Daarnaast heeft hij het gereedschap voor de uithalers gekocht en heeft hij een medeverdachte voor zijn hulp met het transport een groot geldbedrag in het vooruitzicht gesteld. De verdachte is aldus ‘een spin in het web’ geweest bij dit drugstransport en heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel.
Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was groot, zodat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt echter niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van zware criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en moet uitsluitend uit zijn geweest op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft op 5 november 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Daaruit volgt dat de verdachte een slechte financiële situatie, gebrekkige copingvaardigheden en een negatief sociaal netwerk heeft. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de straffen die zijn opgelegd in de vonnissen van de medeverdachten.
Een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest of een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geadviseerd door de reclassering en bepleit door de raadsman, is daarom niet aan de orde en zou geen recht doen aan de ernst van het feit.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de verdachte een grote, deels aansturende rol heeft gehad. Wel zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie, mede gelet op het feit dat hij first offender is en dus niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) Opiumwetdelict.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft verzocht om de in beslag genomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
9.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de telefoon verbeurd verklaren. De telefoon behoort aan de verdachte toe en het bewezen verklaarde feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het primair bewezen verklaarde feit:
1
STK Telefoonautomaat
SAMSUNG GALAXY A20
[serienummer]
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020
te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en
met 17 november
2020te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in ieder geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via
Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of
afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- telefonisch contact onderhouden met Opslag A15 Verhuur en/of [naam bedrijf 2]
en/of [naam bedrijf 3] voor de opslag en/of het vervoer van de
container, en/of
- zich voorgedaan als [naam persoon 2] , en/of
- de container naar het terrein van Al5 Opslag & Verhuur in Vuren gebracht
en/of laten brengen, en/of
- gereedschap en/of werkhandschoenen aangeschaft en/of laten aanschaffen en/of
voorhanden gehad, en/of\
- geld ontvangen en/of in het vooruitzicht gesteld (gekregen),
- de loods aan de [adres] ter beschikking gesteld voor de opslag
en/of het lossen van die container, en/of
- de container naar een loods aan de [adres] gebracht en/of laten
brengen, en/of
- met een slijptol het dak van die container open geslepen en/of laten openslijpen.