ECLI:NL:RBROT:2021:11862

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
10/754540-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met gevangenisstraf

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Sneep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020, samen met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van 65,87 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Dit gebeurde via een container die vanuit Suriname naar Rotterdam was verscheept. Tijdens een douanecontrole werd de cocaïne ontdekt, waarna de verdachte de container ter beschikking stelde aan medeverdachten om de cocaïne eruit te halen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelingen, medepleger was van de verlengde invoer van cocaïne, zoals bedoeld in de Opiumwet.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de impact van de voorlopige hechtenis op de verdachte mee. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en de reclassering schatte het recidiverisico als laag in. De rechtbank besloot geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gezien de ernst van de zaak en de rol van de verdachte in de drugshandel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/754540-20
Datum uitspraak: 30 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.

1..Onderzoek ter terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 februari 2021, 8 en 30 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft nooit beschikkingsmacht over de cocaïne gehad. De verdachte heeft de loods van zijn werkgever [naam bedrijf 1] beschikbaar gesteld om de container leeg te maken. De verdachte voelde meteen aan dat het niet goed zat. De container is op 17 november 2020 in de loods van [naam bedrijf 1] geplaatst. Pas op die dag zijn er (uithaal)handelingen aan de container verricht. De cocaïne in de container bevond zich toen al onder de beschikkingsmacht van de mensen die verantwoordelijk waren voor de invoer van de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland. De verlengde invoer was op dat moment een gepasseerd station.
4.1.2
Beoordeling
Op 2 oktober 2020 werd een container met het nummer [containernummer] (hierna: de container), beladen met voedingsmiddelen, verscheept vanuit Paramaribo, Suriname, naar Caucedo in de Dominicaanse Republiek. Op 17 oktober 2020 werd de container van daaruit met het schip [naam schip] (hierna: het schip) verscheept naar Rotterdam. Het schip arriveerde op 27 oktober 2020 in Rotterdam. Bij een douanecontrole op de dag van aankomst in Rotterdam, 27 oktober 2020, werd, verborgen in de constructiebalken van de container, 65,87 kilogram cocaïne aangetroffen. De cocaïne is uit de container verwijderd en inbeslaggenomen. Er is hierna een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering. De container is, verzegeld en voorzien van technische hulpmiddelen, ter beschikking gesteld aan de rederij.
Op 11 november 2020 werd de container opgehaald door een vrachtwagen van de firma [naam firma] en van het terrein van de ECT Delta Terminal vervoerd naar A15 Opslag en Verhuur te Vuren. Daar werd de container tussen 11 en 17 november 2020 opgeslagen. Op 17 november 2020 werd de container bij [naam bedrijf 1] gebracht.
Uit observaties blijkt dat de verdachte de container vervolgens met een tuckmaster een loods inrijdt. De verdachte laat de even later ter plaatse gekomen medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de loods ingaan. Ook verdachte [naam medeverdachte 3] wordt door de verdachte het terrein opgelaten. Na kort contact met de verdachte vertrekt [naam medeverdachte 3] weer. Gezien wordt dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gereedschap en een aantal tasjes uit hun auto halen en mee de loods in nemen. Daarna wordt een ladder tegen de container gezet en gaan [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] het dak van de container op. De verdachte geeft gereedschap aan. Op het dak wordt gezien dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] met een koevoet en een slijptol bezig zijn op de plaats waar de cocaïne in de container is aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij door medeverdachte [naam medeverdachte 3] was benaderd om een loods beschikbaar te stellen om een container leeg te halen. Op 14 november 2020 heeft de verdachte een ontmoeting gehad met [naam medeverdachte 3] op het parkeerterrein bij het Feyenoordstadion. De verdachte zou van [naam medeverdachte 3] € 25.000,- voor zijn diensten krijgen. Weliswaar is de verdachte hier tijdens een later verhoor op teruggekomen en heeft hij bij die gelegenheid verklaard dat [naam medeverdachte 3] eerst op de dag van de aanhouding heeft gezegd dat de verdachte “die 25 (had) verdiend”, maar deze verklaring acht de rechtbank mede gelet op de overige inhoud van de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig.
De handelingen van de verdachte, te weten het beschikbaar stellen van de loods voor het uithalen van de cocaïne, het ontvangen van de uithalers en het aangeven van het gereedschap, betreffen handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer van de (reeds) binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne en zijn aldus aan te merken als handelingen in de zin van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet (de verlengde invoer). De verdachte wist ook dat het om drugs ging. Uit het voorgaande volgt ook dat sprake is van zodanige samenwerking dat de verdachte als medepleger is aan te merken ter zake van de verlengde invoer van cocaïne.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, door de container in de loods van zijn werkgever te plaatsen teneinde de cocaïne door anderen eruit te laten halen, samen met die anderen op dat moment de beschikkingsmacht over de cocaïne had. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
primair
hij in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020
te Rotterdam en Vuren,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid cocaïne,
zijnde een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van ruim 65 kilogram cocaïne. De verdachte heeft de loods van zijn werkgever (het bedrijf waar hij reeds 30 jaar werkzaam was) beschikbaar gesteld, de uithalers van de cocaïne in de loods ontvangen en het gereedschap aan de uithalers aangegeven. De rol van de verdachte was voor het uithalen van de cocaïne en daarmee voor het verdere vervoer van de cocaïne binnen Nederland essentieel. De verdachte zou voor zijn bijdrage een groot geldbedrag ontvangen.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was groot, zodat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt echter niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van zware criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was uitsluitend uit op eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft op 5 november 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat de voorlopige hechtenis veel impact heeft gehad op de verdachte. Hij ervaart als gevolg daarvan angst- en stressklachten. Er zijn verder geen problemen waargenomen op de verschillende leefgebieden. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Gelet op het feit dat de verdachte kostwinner is en sinds kort als monteur voor zichzelf is begonnen, zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf consequenties hebben voor de financiën van het gezin. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf of een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman bepleit, is niet aan de orde. Gelet op de omvang van het drugstransport en de rol daarin van de verdachte, kan daarmee niet worden volstaan, hoezeer de rechtbank ook oog heeft voor de consequenties voor zijn familie.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de straffen die zijn opgelegd in de vonnissen van de medeverdachten.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de verdachte geen aansturende rol heeft gehad in het geheel en dat hij er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven oprecht spijt te hebben van wat hij heeft gedaan.
De rechtbank zal geen voorwaardelijk strafdeel opleggen, gelet op het advies van de reclassering waarin het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
De verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van zijn telefoon (iPhone).
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het beslag zal om die reden geen beslissing worden genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020
te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot en
met 17 november
2020te Rotterdam en/of Vuren, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van ongeveer 65,87 kilogram cocaïne, in ieder geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te
bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via
Whatsapp contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of
afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne, en/of
- telefonisch contact onderhouden met Opslag A15 Verhuur en/of [naam bedrijf 1]
en/of [naam bedrijf 2] voor de opslag en/of het vervoer van de
container, en/of
- zich voorgedaan als [naam persoon] , en/of
- de container naar het terrein van Al5 Opslag & Verhuur in Vuren gebracht
en/of laten brengen, en/of
- gereedschap en/of werkhandschoenen aangeschaft en/of laten aanschaffen en/of
voorhanden gehad, en/of
- geld ontvangen en/of in het vooruitzicht gesteld (gekregen),
- de loods aan de [adres] ter beschikking gesteld voor de opslag
en/of het lossen van die container, en/of
- de container naar een loods aan de [adres] gebracht en/of laten
brengen, en/of
- met een slijptol het dak van die container open geslepen en/of laten openslijpen.