Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Sneep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 oktober 2020 tot en met 17 november 2020, samen met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van 65,87 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Dit gebeurde via een container die vanuit Suriname naar Rotterdam was verscheept. Tijdens een douanecontrole werd de cocaïne ontdekt, waarna de verdachte de container ter beschikking stelde aan medeverdachten om de cocaïne eruit te halen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelingen, medepleger was van de verlengde invoer van cocaïne, zoals bedoeld in de Opiumwet.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de impact van de voorlopige hechtenis op de verdachte mee. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en de reclassering schatte het recidiverisico als laag in. De rechtbank besloot geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gezien de ernst van de zaak en de rol van de verdachte in de drugshandel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.