ECLI:NL:RBROT:2021:11859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
10/680365-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met kansspelactiviteiten

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 10/680365-18. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. J. Spaans, en betrof een bedrag van € 159.796,80, dat zou zijn verkregen door middel van strafbare feiten in strijd met de Wet op de kansspelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, een vennootschap onder firma, samen met twee vennoten betrokken was bij het verkopen van loten in een minimarkt, wat in strijd was met de wet. De rechtbank oordeelde echter dat het niet voldoende aannemelijk was dat het wederrechtelijk verkregen voordeel daadwerkelijk bij de vennootschap was terechtgekomen. De rechtbank heeft daarbij het beoordelingskader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen, dat beoogt de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde vóór het plegen van het strafbare feit. De rechtbank concludeerde dat de medeveroordeelden het feitelijke voordeel hadden genoten, maar dat dit niet bij de minimarkt was aangekomen. Daarom werd de vordering tot ontneming afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680365-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 9 november 2021
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte:
[naam veroordeelde],
vestigingsadres: [vestigingsadres veroordeelde] ,
gemachtigd raadsman mr. M.B. Visser, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en van 28 september 2021.

2..Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. J. Spaans – zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden – strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op
  • het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

3..Voorafgaande veroordeling

Blijkens het vonnis van 12 oktober 2021 van deze rechtbank is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1 van de Wet op de kansspelen, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt, begaan door een rechtspersoon.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan. Van het vonnis is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht.

4..Beoordeling van de vordering

4.1.
Beoordelingskader
Artikel 36e Sr heeft een reparatoir karakter. De ontnemingsmaatregel beoogt de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde vóór het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft verkregen. Hierbij rust op het Openbaar Ministerie de plicht om aan de hand van voldoende aanwijzingen aannemelijk te maken dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het bewezenverklaarde.
4.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of voldoende aannemelijk is geworden dat het gevorderde ontnemingsbedrag daadwerkelijk het feitelijke voordeel van de veroordeelde [naam veroordeelde] vormt, welk voordeel zou moeten worden ontnomen.
Uit het ontnemings- en strafdossier blijkt dat de veroordeelde een vennootschap onder firma is met twee vennoten, de medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] . Middels deze vennootschap drijven de medeveroordeelden een minimarkt en zij zijn daar het enige personeel. De medeveroordeelden verkochten in die minimarkt in strijd met de Wet op de kansspelen loten en zij ontvingen commissie over de verkoop van loten. Die commissie is het gestelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Hoewel de vennootschap door deze gang van zaken daarmee het strafbare feit heeft medegepleegd, is de rechtbank van oordeel dat de medeveroordeelde vennoten door middel van en uit de baten van het strafbare feit het feitelijke wederrechtelijk voordeel hebben genoten. De rechtbank acht het, op basis van hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd en gelet op wat vermeld is in ontnemings- en strafdossier, onvoldoende aannemelijk geworden dat het wederrechtelijk voordeel ook bij de minimarkt terecht is gekomen. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

5..Toepasselijk wettelijk voorschrift

Gelet is op het artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
wijst af de vordering van de officier van justitie ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 november 2021.