ECLI:NL:RBROT:2021:11821
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijk verklaring bezwaar uitstel van betaling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 21 juli 2021. De opposant had verzet ingesteld tegen de uitspraak waarin zijn beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, dat zijn bezwaar tegen een uitstel van betaling niet-ontvankelijk verklaarde, ongegrond was verklaard. De rechtbank had eerder, op 13 januari 2021, het verzet van de opposant gegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 26 oktober 2020 verviel en het onderzoek werd voortgezet.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak van 21 juli 2021 terecht zonder zitting was gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de opposant geen inhoudelijke gronden had aangevoerd tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar, en dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar niet gericht was tegen het verleende uitstel van betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant slechts een pro forma bezwaar had ingediend en dat er geen inhoudelijke gronden waren ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank het beroep zonder zitting terecht had afgedaan.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bevestigt de eerdere uitspraak van 21 juli 2021. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.