1.2Op 29 juni 2018 heeft het Leger des Heils bij verweerder een melding gedaan met het verzoek om eisers situatie opnieuw te evalueren. Het Leger des Heils is van mening dat eiser op dat moment niet op een passende locatie verbleef. Er is nog steeds sprake van somatische beperkingen, maar eisers klachten zijn dermate verminderd dat hij geen beroep doet op verpleegkundige zorg en er ook geen noodzaak is tot 24-uurs zorg. Daarbij doet eiser geen beroep op de begeleiding en neemt hij acties met betrekking tot zijn zelfredzaamheid volledig zelfstandig. Op grond van deze melding heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder, mede op basis van het medisch advies van [naam] van 18 maart 2019 en het advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 mei 2019, ten grondslag gelegd dat in eisers behoefte aan ondersteuning bij het toedienen van medicatie kan worden voorzien door de inschakeling van wijkverpleging op grond van de Zorgverzekeringswet en dat voor de overige leefgebieden (financiën, dagbesteding, huisvesting) geen beroep op begeleiding wordt gedaan.
3. Eiser voert aan, kort samengevat, dat het bestreden besluit niet op een zorgvuldig en volledig onderzoek berust en ondeugdelijk is gemotiveerd. In het geval van een herbeoordeling dienen de onderwerpen te worden onderzocht die ook in het kader van het onderzoek na de melding zijn onderzocht. Het onderzoek door [naam] betreft echter alleen de gezondheid van eiser, er is geen onderzoek gedaan naar de andere onderwerpen van de indicatie. Bovendien kunnen de conclusies van het onderzoek niet door de bevindingen worden gedragen.
4. Bij brief van 15 september 2021 heeft eiser gemeld dat verweerder bij besluit van 23 augustus 2021 een indicatie voor individuele begeleiding op het gebied van financiën, huisvesting, geestelijke gezondheid en lichamelijke gezondheid heeft toegekend voor de periode vanaf 17 augustus 2021 tot en met 16 november 2021, met na ontvangst van het ondersteuningsplan een automatische verlenging met 9 maanden. Uit het onderzoeksverslag van 17 augustus 2021 blijkt dat de situatie van eiser niet is verbeterd ten opzichte van het moment van het primaire besluit. Eiser ziet hierin steun voor zijn stelling dat de indicatie ten onrechte is ingetrokken.
5. Verweerder stelt in zijn reactie van 12 oktober 2021 dat de begeleiding bij huisvesting door het Leger des Heils wordt geboden en niet is gebaseerd op een Wmo-indicatie. Verder is verweerder het niet eens met eisers standpunt dat de toekenning van de Wmo-indicatie van 23 augustus 2021 bevestigt dat eiser onverminderd is aangewezen op individuele begeleiding ter compensatie van de beperkingen die eiser in zijn zelfredzaamheid ondervindt. De nieuwe indicatie ziet op een kortdurende periode en is toegekend omdat eiser als gevolg van de geldende beperkingen vanwege Covid-19 minder goed in staat was om de zorg door bijvoorbeeld de diabetesverpleegkundige van de huisartspraktijk in te schakelen. Het gaat om een korte periode ter overbrugging, vooralsnog één jaar.
6. Op grond van artikel 2.3.9, eerste lid, van de Wmo 2015 onderzoekt het college periodiek of er aanleiding is een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 te heroverwegen. Op grond van het tweede lid van dit artikel zijn artikel 2.3.2, tweede tot en met zesde lid, en artikel 2.3.5, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat de cliënt de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.