ECLI:NL:RBROT:2021:11788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
10/324975-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging zware mishandeling met een mes tegen medewerkers van de Forensisch Psychiatrische Afdeling

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 24 december 2020 met een mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van medewerkers van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (Kijvelanden). De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar oordeelde dat de poging tot zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank baseerde zich op de verklaringen van de aangevers en het proces-verbaal van de camerabeelden, waaruit bleek dat de verdachte ongericht met een mes had gezwaaid, wat leidde tot verwondingen bij de aangevers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling en legde een gevangenisstraf op van 328 dagen, met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan chronische schizofrenie, en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank verwierp het verzoek van de verdediging om schorsing van de vervolging en oordeelde dat de verdachte voldoende in staat was om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, die zich onveilig voelden in hun werkomgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/324975-20
Datum uitspraak: 17 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboorteplaats verdachte] te [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Penitentiair Psychiatrisch Centrum,
raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2021, 3 juni 2021,
25 augustus 2021 en 3 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 329 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4..Schorsing van de vervolging

4.1.
Standpunt verdediging
De vervolging van de verdachte moet worden geschorst. De verdachte is niet in staat de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Daartoe is verwezen naar het aanvullend rapport van psychiater [naam 1] van 9 augustus 2021. Ook heeft de verdediging ter onderbouwing een rapport van een psychologisch onderzoek uit 2019, opgesteld door psycholoog [naam 2], en een verslag van een onderzoek naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van december 2019, opgesteld door verpleegkundig specialist [naam 3], overgelegd. De verdachte is niet in staat om zelf keuzes te maken en effectief te participeren in zijn strafzaak.
4.2.
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de psychische gezondheid van de verdachte het afgelopen half jaar aanmerkelijk achteruit is gegaan. De verdachte is als gevolg van chronische schizofrene ziekteverschijnselen duurzaam beperkt in zijn verstandelijk en sociaal functioneren en is bovendien ziekelijk achterdochtig. Door de verdediging is ter terechtzitting van 3 juni 2021 aan de orde gesteld dat de verdachte niet langer “fit to stand trial” is. In reactie daarop heeft de rechtbank opdracht gegeven een aanvullende dubbelrapportage op te laten maken door de rapporterende psycholoog en psychiater over de vraag of de verdachte lijdt aan een zodanig psychische stoornis en/of een verstandelijke handicap, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, zoals omschreven in artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
In het aanvullend psychiatrisch onderzoek van 9 augustus 2021 concludeert [naam 1], psychiater, dat er aanwijzingen zijn voor een chronisch recidiverende psychose van de verdachte met een toenemend ernstig beloop vanaf zijn 19e jaar. Hoewel de verdachte zelf niet is gesproken, wijzen onderzoek en informatie van behandelaars volgens de psychiater op positief psychotische ziekteverschijnselen van achtervolgings- en bizarre waandenkbeelden en waarschijnlijk ook hallucinaties. De psychiater stelt een waarschijnlijkheidsdiagnose van chronisch recidiverende schizofrenie. Het verstandelijk beperkte functioneren van de verdachte is waarschijnlijk ook tenminste deels het gevolg van zijn chronische schizofrene psychose. Dit wordt bevestigd doordat de toename van de ernst van zijn psychose tijdens zijn verblijf in het PPC gepaard is gegaan met een toenemend ernstige beperking van zijn algemene en verstandelijke functioneren. Aangezien de verdachte primair en voortgezet onderwijs heeft gevolgd, lijkt een primaire verstandelijke beperking op lager dan zwakbegaafd niveau niet waarschijnlijk. Door de ernstige psychotische ziekteverschijnselen en beperkingen van de verdachte kon geen betrouwbare indruk worden verkregen van eventuele comorbide psychopathologie. Wel kan gezien de beschikbare gegevens en de anamnese een waarschijnlijkheidsdiagnose worden gesteld van een stoornis in cannabisgebruik, deels in remissie in een gereguleerde omgeving.
Gezien de bevindingen van het aanvullende onderzoek kan de verdachte ten tijde van dat onderzoek door de toegenomen ernst van zijn psychische stoornis en de toegenomen beperkingen van zijn verstandelijke functioneren niet meer in staat worden geacht de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
In het aanvullend psychologisch onderzoek van 11 augustus 2021 concludeert [naam 4], gezondheidspsycholoog, dat de verdachte in de loop van het psychologisch onderzoek van eind februari tot medio april 2021 er wel degelijk van doordrongen was dat er tegen hem een strafzaak liep. In die onderzoeksperiode heeft de psycholoog de verdachte in zijn psychische conditie achteruit zien gaan. De verdachte functioneert op het niveau van licht verstandelijk beperkt, wat overeenkomt met een intelligentieniveau van 63 zoals in 2019 bij hem is vastgesteld. De wisselingen in het gedrag en belevingen van de verdachte suggereren dat hij goede episoden in zijn dagelijks bestaan heeft, waarin de realiteitstoetsing intact is en waarin hij besef heeft van de tegen hem lopende strafzaak. Aangezien de psycholoog de verdachte – ondanks diverse pogingen daartoe – niet zelf heeft kunnen spreken, observeren en zijn gedrag heeft kunnen inschatten, onthoudt de psycholoog zich van beantwoording van de vraag of de verdachte in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Uit de bevindingen van de deskundigen blijkt dat zij in de eerste onderzoeksperiode, zoals neergelegd in de rapporten van 22 april 2021 respectievelijk 23 april 2021, met de verdachte in gesprek konden en dat het daarna, tijdens de aanvullende onderzoeksperiode, minder goed mogelijk werd om contact met hem te maken. Door deze beperkingen is het, anders dan tijdens de eerste onderzoeksperiode, niet mogelijk gebleken opnieuw met de verdachte te spreken. Dit vond onder andere zijn oorzaak in het feit dat de verdachte zijn voorgeschreven antipsychotische medicatie weigerde. Inmiddels is dwangmedicatie ingezet, waardoor de verdachte zijn voorgeschreven medicatie weer ontvangt.
Tijdens de terechtzitting op 3 november 2021 heeft de rechtbank met de verdachte gesproken. Daarbij was hij in staat de hem ten laste gelegde gebeurtenissen op 24 december 2020 in De Kijvelanden te reproduceren en onder woorden te brengen wat er ten tijde van het incident in hem omging. De verdachte gaf antwoorden die passen bij de aan hem gestelde vragen. Dat hij geen notie zou hebben van de reden waarom hij naar de rechtbank was gebracht, zoals gesteld door zijn raadsvrouw, is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank begrijpt de verdachte voldoende wat er aan de hand is en wat de strekking is van het strafproces tegen hem. Voor schorsing van de vervolging ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding. De door de verdediging overgelegde documenten uit 2019 maken dit oordeel niet anders. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (poging tot doodslag)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewijswaardering (poging tot zware mishandeling)
5.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft gezwaaid met een mes, bedoeld om boter mee op brood te smeren. Naar dit mes is geen onderzoek gedaan en er is ook geen letselverklaring opgemaakt. Het is een bot mes, zonder karteltjes. Het is een ondeugdelijk middel om daarmee iemand ernstig te verwonden.
5.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de inhoud van het dossier, wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft gepleegd.
Op basis van de verklaringen van de verdachte en de aangevers met fotobijlagen van de verwondingen van de aangevers en het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van De Kijvelanden, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte ongericht met een metalen mes heeft gezwaaid en geslagen. Daarbij zijn twee aangevers op het hoofd geraakt en één aangever in zijn hals en hebben daar verwondingen aan overgehouden. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat door het ongericht zwaaien en slaan met een metalen mes in de richting van de weke delen van het hoofd en in de nabijheid van de halsslagader zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. Dit handelen is, naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld, gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangevers. De verdachte heeft zich daarmee willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangevers, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet. De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 december 2020 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meer medewerkers van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (Kijvelanden), te weten [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3]. opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes een of meer zwaaiende bewegingen
- in de richting van de hals van die [naam slachtoffer 1] te maken, waarbij deze [naam slachtoffer 1] in de hals werd geraakt en
- in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te maken, waarbij die [naam slachtoffer 2] op het hoofd werd geraakt en
- in de richting van het lichaam en gezicht van die [naam slachtoffer 3]. te maken, waarbij die [naam slachtoffer 3]. /aan de zijkant van het hoofd werd geraakt/,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft drie van zijn begeleiders in De Kijvelanden aangevallen met een mes en hen verwond aan hals of hoofd. Dat de slachtoffers geen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen is slechts een kwestie van toeval en adequaat optreden van de aangevers geweest. De verdachte heeft de slachtoffers pijn en letsel toegebracht en heeft tevens inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Daarnaast hebben de medewerkers en patiënten van De Kijvelanden, waar de verdachte als patiënt verbleef, hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. De slachtoffers waren tijdens het incident aan het werk. Zorgmedewerkers moeten hun werk in veiligheid kunnen doen, en moeten ook voldoende tijd en aandacht aan alle patiënten kunnen geven, zonder dat zij bang hoeven te zijn voor een mogelijke geweldsuitbarsting van een patiënt. Door zo te handelen heeft de verdachte een onveilige situatie gecreëerd in De Kijvelanden. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclasseringsrapport
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 april 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een 27-jarige man die op 18-jarige leeftijd naar Nederland kwam voor een verslavingsbehandeling. Zijn doel was en is nog steeds om zo snel mogelijk de behandeling af te ronden en terug te gaan naar de Antillen. Dit is tot op heden niet gelukt, mede vanwege agressie naar hulpverlening en gebrek aan de nodige zorg op de Antillen. In het afgelopen jaar is hij vaker met justitie in aanraking geweest. Ook de ernst van de delicten is verergerd.
De kans op algemene recidive en geweldsrecidive wordt ingeschat als hoog. De kans dat de verdachte zich onttrekt aan de voorwaarden wordt ook als hoog ingeschat, gelet op de zeer beperkte responsiviteit en uitsluitend extrinsieke motivatie voor hulpverlening.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Psychiatrisch rapport
Psychiater [naam 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 april 2021 en een aanvullend rapport, gedateerd 9 augustus 2021. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
De verdachte werkt beperkt mee aan het eerste onderzoek en ten tijde van het tweede onderzoek kon hij niet persoonlijk worden onderzocht. Hij gaf blijk van chronische psychotische ziekteverschijnselen met cognitieve beperkingen en gebrek aan ziekte- en probleeminzicht.
De anamnese wijst op een chronische psychose van de verdachte, met een progressief beloop vanaf zijn 19e jaar, met ziekelijke achterdocht, achtervolgingswaandenkbeelden en waarschijnlijk ook hallucinaties. De verdachte geeft ook blijk van ernstige negatieve schizofrene symptomen, met name affectvervlakking, initiatiefverlies, verlies van gevoel voor decorum en sociale verhoudingen en verlies van invoelings- en uitdrukkingsvermogen. Op grond van die bevindingen kan een waarschijnlijkheidsdiagnose van chronische schizofrenie worden gesteld. Verstandelijk functioneert de verdachte ten tijde van het onderzoek op zwakbegaafd niveau, waarschijnlijk als gevolg van psychotische ziekteverschijnselen.
Er is een verband tussen de diagnose en het delict te leggen: de ten laste gelegde feiten zijn waarschijnlijk deels voortgekomen uit ziekteverschijnselen en beperkingen als gevolg van een chronische schizofrene psychose en deels uit frustratie en boosheid over zijn behandelingen in gesloten klinieken.
Er kan niet betrouwbaar worden ingeschat in hoeverre ten tijde van het ten laste gelegde bij de verdachte sprake was van positief psychotische ziekteverschijnselen in de zin van wanen en hallucinaties, noch in hoeverre de geweldpleging daaruit is voorgekomen. Wel is duidelijk dat de verdachte als gevolg van chronische schizofrene ziekteverschijnselen duurzaam beperkt is in zijn verstandelijk en sociaal functioneren en ziekelijk achterdochtig is.
Door de beperkingen van het onderzoek kan niet voldoende betrouwbaar worden aangegeven hoe en in welke mate de gedragskeuzen en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zijn beïnvloed door zijn psychische stoornis. Daarom wordt afgezien van advisering over toerekening.
Klinisch kan het recidiverisico van de door de verdachte bekende geweldpleging als hoog worden ingeschat op grond van wat bekend is over zijn voorgeschiedenis, naast het psychiatrische toestandsbeeld.
Aanbevolen wordt de verdachte in het Pieter Baan Centrum te plaatsen voor klinisch psychiatrisch en psychologisch onderzoek, observatie en milieuonderzoek naar zijn voorgeschiedenis, ziektebeloop en eerdere behandelingen, met name (ook) om zicht te krijgen op de mogelijkheden voor behandeling en resocialisatie van de verdachte, naast advisering over toerekening en het juridische kader.
De psychiater merkt aan het einde van zijn rapport op dat de mederapporteur (psycholoog [naam 4]) de maatregel TBS met verpleging heeft geadviseerd op grond van zijn bevindingen en de door hem ingewonnen informatie over met name de voorgeschiedenis van de verdachte op de Antillen en het beloop in het PPC. Omdat vooralsnog onduidelijk is gebleven of alle aangewezen (medicamenteuze) behandelmogelijkheden van de chronische psychose van de verdachte zijn benut, wat zijn functioneren en het recidiverisico ten goede zou kunnen komen, komt het niet tot een eensluidend advies.
Psychologisch rapport
Psycholoog [naam 4] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 april 2021 en een aanvullend rapport, gedateerd 11 augustus 2021. Deze rapporten houden onder meer het volgende in.
De verdachte heeft zijn medewerking verleend aan het eerste onderzoek en ten tijde van het tweede onderzoek kon hij niet persoonlijk worden onderzocht. Verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. In het functioneren domineert de multimorbiditeit van schizofrenie, verslaving aan cannabis en nicotine, en licht verstandelijke beperking. Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte tijde van het ten laste gelegde. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat het ten laste gelegde instrumenteel voortkwam uit boosheid. In de wijze waarop de verdachte erover spreekt, komen geen tekenen van psychotische ontregeling naar voren in drijfveren om over te gaan tot de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Hij wist bovendien dat zijn handelen niet mocht en niet kon. Het ten laste gelegde voltrok zich plotseling, zonder plan of voorbereiding. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Eerder afgegeven rechterlijke dan wel zorgmachtigingen zijn onvoldoende gebleken om het recidiverisico in te perken. Een gedwongen kader is noodzakelijk. Een geïntegreerde aanpak is nodig en kan alleen met de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege worden gerealiseerd.
Als er geen interventie plaatsvindt, moet de kans op herhaling van het thans ten laste gelegde, indien bewezen, als hoog worden ingeschat. Naarmate er meer eisen aan de verdachte gesteld worden en hij onvoldoende grip heeft op de situatie om hem heen, kan hij gewelddadig ontsporen. Goed instellen op antipsychotische medicatie is daarbij essentieel.
Een gedwongen juridisch kader is noodzakelijk om zowel veiligheid in een goed toegeruste instelling als continuïteit in behandeling, begeleiding en monitoring te effectueren. Balancerend op het grensvlak van verslavingszorg, psychiatrie, forensische zorg en gehandicaptenzorg is de verdachte tot op heden wellicht al te gefragmenteerd behandeld in een of enkele van deze voor hem broodnodige sectoren. Een geïntegreerde aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan thans alleen met behulp van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege worden gerealiseerd.
De geringe intellectuele bagage van de verdachte en de volledig ontbrekende motivatie sluiten advisering van een voorwaardelijk strafrechtelijk kader, bijvoorbeeld de maatregel een terbeschikkingstelling met voorwaarden of een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, uit.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de ernst van het feit is een langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf acht de rechtbank het van belang dat de behandeling in het kader van de eveneens op te leggen maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt. De rechtbank acht daarom met de officier van justitie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis passend en geboden is. Tevens is acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Omdat de voorwaardelijke hechtenis van de verdachte tot aan de uitspraak 328 dagen bedraagt, zal de rechtbank bij de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarbij aansluiten. Bij het bepalen van deze strafduur heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Omdat de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank acht het onverantwoord dat de verdachte zonder behandeling voor zijn stoornis zal terugkeren in de maatschappij. Dit op grond van de aanwezigheid van een stoornis, de door de psycholoog en de psychiater vastgestelde achteruitgang van het psychische toestandsbeeld van de verdachte en het feit waarvoor hij nu wordt veroordeeld.
De vraag is dan in welke vorm dat moet plaatsvinden. De officier van justitie heeft terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de (eerder) door de officier van justitie verzochte rechterlijke machtiging op grond van de ‘Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten’ af te geven dan wel de strafzaak aan te houden om te laten onderzoeken of een zorgmachtiging op grond van de ‘Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg’, uit te voeren in een kliniek met beveiligingsniveau 4, kan worden verzocht.
In diagnostische zin bestaat er tussen de deskundigen overeenstemming, maar over de beantwoording van de andere voorgelegde vragen lopen de opvattingen van de psychiater ([naam 1]) en de psycholoog ([naam 4]) uiteen. Anders dan de psychiater ziet de psycholoog geen substantiële meerwaarde in een klinisch multidisciplinair onderzoek in het Pieter Baan Centrum.
De rechtbank deelt de conclusie van de psycholoog dat oplegging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte chronisch psychotisch is en al vanaf zijn 18e jaar in instellingen verblijft (al dan niet in een gedwongen kader). Dit heeft verdachte geen goed gedaan en het recidiverisico niet doen afnemen. Ook gelet op de snelle decompensatie van de psychische toestand van de verdachte nadat hij in het voorjaar van 2021 stopte met het innemen van zijn (antipsychotische) medicijnen en de noodzaak tot een langer durend, klinisch behandeltraject, maakt dat er geen minder ingrijpend alternatief denkbaar is waarmee het herhalingsgevaar naar een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege.
Dit risico kan niet worden ondervangen met de afgifte van een rechterlijke machtiging, omdat er geen kliniek is waar het voor de verdachte benodigde beveiligingsniveau 4 voor personen met een rechterlijke machtiging kan worden geboden.
Het verzoek van de raadsvrouw om aanhouding van de strafzaak, teneinde de mogelijkheden te onderzoeken van een verzoek tot een zorgmachtiging uit te voeren in een kliniek met beveiligingsniveau 4, wordt afgewezen. Gelet op de complexe en meervoudige problematiek van de verdachte is onbekend waar en op welke termijn betrokkene opgenomen zou kunnen worden met een zorgmachtiging in een kliniek met beveiligingsniveau 4. Het is in het belang van betrokkene om de strafzaak af te doen, mede gelet op de duur van de voorlopige hechtenis.
De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
Er wordt voldaan aan de formele wettelijke eisen die gelden voor de oplegging van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek om schorsing van de vervolging;
wijst af het verzoek om aanhouding;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 328 (driehonderdachtentwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2021.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 december 2020 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer medewerkers van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (Kijvelanden), te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]. opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes een of meer stekende/zwaaiende beweging(en)
- naar/in de richting van de hals/nek van die [naam slachtoffer 1] te maken, waarbij deze [naam slachtoffer 1] in de nek/hals werd geraakt/gesneden en/of
- naar/in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te maken, waarbij die [naam slachtoffer 2] op/in het hoofd werd geraakt/gesneden en/of
- naar/in de richting van het lichaam en/of gezicht van die [naam slachtoffer 3]. te maken, waarbij die [naam slachtoffer 3]. op/aan de zijkant van het hoofd werd geraakt/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is/zijn voltooid;
Subsidiair:
op of omstreeks 24 december 2020 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard een of meer medewerkers van de Forensisch Psychiatrische Afdeling (Kijvelanden), te weten [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]. heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven, dan wel met toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, door met een mes een of meer stekende/zwaaiende beweging(en)
- naar/in de richting van de hals/nek van die [naam slachtoffer 1] te maken en/of
- naar/in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te maken, en/of
- naar/in de richting van het lichaam en/of gezicht van die [naam slachtoffer 3]. te maken.