ECLI:NL:RBROT:2021:1178

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
8809650 VZ VERZ 20-18235
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op bedrijfseconomische gronden na weigering van het UWV

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Trimodal Europe B.V. en [verweerster]. Het verzoek is ingediend door Trimodal Europe, die de arbeidsovereenkomst wilde ontbinden op basis van bedrijfseconomische omstandigheden, nadat het UWV twee keer toestemming tot opzegging had geweigerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerster] sinds 15 april 2020 geen werkzaamheden meer verrichtte en dat haar functie als Key Account Manager bij Trimodal Europe als uniek werd beschouwd, waardoor het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing was. De kantonrechter oordeelde dat herplaatsing van [verweerster] niet mogelijk was, aangezien er geen passende vacatures waren binnen Trimodal Europe of haar zusteronderneming NVOCC. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen en de einddatum vastgesteld op 1 maart 2021. Tevens is Trimodal Europe veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 17.776,49 aan [verweerster]. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien voor het toekennen van een billijke vergoeding, omdat Trimodal Europe niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. De proceskosten zijn door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8809650 VZ VERZ 20-18235
uitspraak: 20 januari 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Trimodal Europe B.V.,
gevestigd te Hoogvliet, gemeente Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.E. Meerman te Rotterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. M. van Wensveen te Leiden (Stichting Achmea Rechtsbijstand).
Partijen worden hierna aangeduid als “Trimodal Europe” en “ [verweerster] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW, met producties, ontvangen op 8 oktober 2020;
  • het verweerschrift, met producties, ontvangen op 7 december 2020;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van Trimodal Europe overgelegde (fax)brief van 15 december 2020, met 2 aanvullende producties;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van Trimodal Europe overgelegde brief van 15 december 2020;
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van Trimodal Europe overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2020. Namens Trimodal Europe was daarbij aanwezig de heer [naam persoon 1] (hierna: [naam persoon 1] ), indirect bestuurder via enig aandeelhouder/bestuurder Trimodal Europe Beheer B.V., bijgestaan door de gemachtigde voornoemd en mr. R.L. Latten. [verweerster] is in persoon verschenen, eveneens bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar echtgenoot, de heer [naam persoon 2] . Partijen hebben hun standpunten (nader) doen toelichten door hun respectieve gemachtigden, Trimodal Europe aan de hand van pleitaantekeningen, die zij heeft overgelegd. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
Bij brief van 24 december 2020, met een productie, heeft de gemachtigde van [verweerster] meegedeeld dat de door Trimodal Europe overgelegde (fax)brief van 15 december 2020, met 2 aanvullende producties, niet gelijktijdig aan de kantonrechter en aan de gemachtigde van [verweerster] is toegezonden, maar dat deze stukken pas kort voor de mondelinge behandeling aan de gemachtigde van [verweerster] zijn verstuurd. Daardoor waren die stukken aldus de gemachtigde van [verweerster] nog niet door haar ontvangen voor de zitting. Bij (fax)brief van 4 januari 2021, met producties, heeft de gemachtigde van Trimodal Europe een en ander betwist en aangevoerd dat zij de (fax)brief van 15 december 2020 wel degelijk op diezelfde datum om 15.41 uur gelijktijdig aan de kantonrechter en aan de gemachtigde van [verweerster] heeft toegestuurd.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2..De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Trimodal Europe is één van de twee werkmaatschappijen van Trimodal Europe Beheer B.V. (hierna: Trimodal Europe Beheer). De andere werkmaatschappij is Trimodal Europe NVOCC B.V. (hierna: NVOCC). Bij zowel Trimodal Europe als bij NVOCC zijn vijf werknemers in dienst. Trimodal Europe Beheer heeft geen werknemers in dienst.
Trimodal Europe is gespecialiseerd in het traditionele vervoer van goederen per spoor, terwijl NVOCC gespecialiseerd is in containervervoer per spoor.
2.2
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 september 2013 voor onbepaalde tijd bij Trimodal Europe in dienst getreden in de functie van Key Account Manager. Het salaris van [verweerster] bedroeg laatstelijk € 6.581,48 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.3
Trimodal Europe Beheer heeft in 2013 een agentuurovereenkomst gesloten met het in Zwitserland gevestigde ChemOil Logistics AG (hierna: ChemOil) met betrekking tot de vertegenwoordiging door Trimodal Europe als handelsagent van ChemOil in de Benelux. [verweerster] was als enige werknemer van Trimodal Europe werkzaam voor ChemOil.
2.4
ChemOil heeft besloten om de vertegenwoordiging door Trimodal Europe voor de Benelux te beëindigen. Bij brief van 15 april 2020 heeft ChemOil de agentuurovereenkomst met Trimodal Europe Beheer opgezegd tegen 31 juli 2020.
2.5
Trimodal Europe heeft op 15 april 2020 aan het UWV toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst tussen partijen op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Deze aanvraag is door Trimodal Europe op 12 mei 2020 weer ingetrokken.
Vervolgens heeft Trimodal Europe op 12 mei 2020 weer een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. In haar aanvraag heeft Trimodal Europe zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een payrollconstructie. Bij beslissing van 14 augustus 2020 heeft het UWV de gevraagde toestemming geweigerd, omdat volgens het UWV (kort gezegd) in onvoldoende mate is komen vast te staan dat er sprake is van een payrollconstructie, waarbij Trimodal Europe slechts optreedt als payrollwerkgever van [verweerster] . Tot slot heeft Trimodal Europe op 18 augustus 2020 weer een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. In haar aanvraag heeft Trimodal Europe zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een payrollconstructie. Bij beslissing van 25 september 2020 heeft het UWV de gevraagde toestemming eveneens geweigerd, omdat de nieuwe aanvraag gebaseerd is op feiten en omstandigheden die Trimodal Europe op het moment van de vorige aanvraag ook bekend waren/konden zijn.
2.6
[verweerster] verricht vanaf 15 april 2020 geen werkzaamheden meer voor Trimodal Europe. [verweerster] is vanaf 21 april 2020 vrijgesteld van werk en heeft betaald verlof.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, wegens (kort gezegd) bedrijfseconomische omstandigheden, een en ander als bedoeld in artikel 7:671b lid 1 sub b juncto artikel 7:669 lid 3 sub a BW, onder toekenning aan [verweerster] van een transitievergoeding van € 17.374,00 bruto, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten. Trimodal Europe heeft verzocht om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de beschikking in mindering te laten strekken op de geldende opzegtermijn.
3.2
Aan dit verzoek heeft Trimodal Europe - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - (uiteindelijk) het volgende ten grondslag gelegd:
3.2.1
Primair heeft Trimodal Europe zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een payrollconstructie en subsidiair dat er wel sprake is van een payrollconstructie. Trimodal Europe maakt dan ook primair bezwaar tegen de beslissing van het UWV van
25 september 2020 en subsidiair maakt zij bezwaar tegen de beslissing van het UWV van
14 augustus 2020. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Trimodal Europe zich op het standpunt gesteld dat een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat en meegedeeld dat zij daarom alleen haar primaire grondslag handhaaft.
3.2.2
De werkzaamheden van [verweerster] als Key Account Manager zijn per 31 juli 2020 komen te vervallen als gevolg van de opzegging van de agentuurovereenkomst door ChemOil. Als gevolg hiervan is de arbeidsplaats van [verweerster] komen te vervallen.
Trimodal Europe en NVOCC zijn weliswaar aan te merken als één bedrijfsvestiging, maar de functie van Key Account Manager bij NVOCC is niet uitwisselbaar met de functie van [verweerster] . [verweerster] heeft ook laten weten dat zij die functie bij NVOCC niet uitwisselbaar vindt. Ook de functie van Manager Sales Intermodaal bij NVOCC, welke functie door de heer [naam persoon 3] (hierna: [naam persoon 3] ) wordt vervuld, is niet uitwisselbaar. [verweerster] heeft dan ook een unieke functie binnen Trimodal Europe dan wel NVOCC. Gelet hierop wordt aan toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet toegekomen. [verweerster] komt daarom voor ontslag in aanmerking.
Herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie is niet mogelijk, nu er geen vacatures zijn bij Trimodal Europe dan wel NVOCC.
Gelet hierop kan van Trimodal Europe redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De arbeidsovereenkomst dient daarom op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a BW te worden ontbonden.
3.2.3
Voor toekenning van een billijke vergoeding aan [verweerster] bestaat geen aanleiding. Trimodal Europe heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld jegens [verweerster] .

4..Het verweer en de nevenverzoeken

4.1
Het verweer strekt primair tot afwijzing van het ontbindingsverzoek van Trimodal Europe. Subsidiair - in het geval van toewijzing van het ontbindingsverzoek - heeft [verweerster] verzocht om toekenning van een transitievergoeding van € 17.570,08 bruto en een billijke vergoeding van € 86.570,00 bruto aan [verweerster] ten laste van Trimodal Europe.
Zowel primair als subsidiair heeft [verweerster] verzocht om Trimodal Europe te veroordelen in de proceskosten.
4.2
Hiertoe heeft [verweerster] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd:
4.2.1
Van een payrollconstructie is geen sprake. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Het UWV heeft beide ontslagaanvragen terecht geweigerd. Het afspiegelingsbeginsel is onjuist toegepast en ook heeft Trimodal Europe niet voldaan aan haar herplaatsingsverplichting. Trimodal Europe en NVOCC vormen één bedrijfsvestiging. [verweerster] heeft geen unieke functie. Het klopt dat de functie van Key Account Manager bij NVOCC niet uitwisselbaar is met de functie van [verweerster] . De functie van [verweerster] is echter wel uitwisselbaar met de functie van Manager Sales Intermodaal bij NVOCC, welke functie door [naam persoon 3] wordt vervuld. Herplaatsing in een passende functie is mogelijk. Trimodal Europe heeft zich niet ingespannen om [verweerster] te herplaatsen. Het ontbindingsverzoek dient dan ook te worden afgewezen.
4.2.2
Indien de arbeidsovereenkomst toch zal worden ontbonden, dient aan [verweerster] een transitievergoeding van € 17.570,08 bruto (in geval de einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 februari 2021) en een billijke vergoeding van
€ 86.570,00 bruto te worden toegekend wegens ernstig verwijtbaar handelen door Trimodal Europe. Trimodal Europe heeft vanaf het begin aangestuurd op een beëindiging van het dienstverband. Trimodal Europe heeft geen enkele poging gedaan om [verweerster] te herplaatsen en dus om het ontslag te voorkomen. Ook heeft Trimodal Europe steeds pas nadat zij de ontslagaanvragen bij het UWV had ingediend [verweerster] daarvan op de hoogte gesteld.

5..De beoordeling

5.1
Wat er verder ook zij van de hiervoor onder 1.3 weergegeven discussie tussen (de gemachtigden van) partijen, door de gemachtigde van [verweerster] is niet gesteld dat [verweerster] door deze gang van zaken met betrekking tot het door Trimodal Europe insturen van de
2 aanvullende producties in haar verdedigingsbelang is geschaad. Dat is verder ook niet gebleken, temeer nu [verweerster] in de gelegenheid is gesteld en tijdens een korte onderbreking van de zitting is geweest om de aanvullende producties te bespreken met haar gemachtigde.
5.2
Hoewel Trimodal Europe in het verzoekschrift primair aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd dat primair geen en subsidiair wel sprake is van een payrollconstructie, heeft zij tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij het eens is met [verweerster] dat een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat en dat Trimodal Europe daarom alleen haar primaire grondslag handhaaft. Dit betekent dat alleen de primaire grondslag ter beoordeling staat.
5.3
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden, nadat het UWV twee keer toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft geweigerd. Uit artikel 7:671b lid 1 onder b BW en artikel 7:671b lid 2 BW in samenhang met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder a BW volgt dat in geval van een weigering van het UWV van toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst, door de kantonrechter de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden, indien, over een toekomstige periode van tenminste 26 weken bezien, de arbeidsplaats van de werknemer als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijkerwijs komt te vervallen en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Het verzoek van Trimodal Europe strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die (bedrijfseconomische) grond. Vaststaat dat geen sprake is van strijd met enig opzegverbod zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW.
Voor de toepassing van de redelijke grond verval van arbeidsplaatsen vanwege bedrijfseconomische omstandigheden zijn bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt 2015/12685) (Ontslagregeling) nadere regels gesteld.
5.4
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat aan een werkgever vanuit zijn bedrijfsbelang de vrijheid toekomt om beslissingen te nemen die nodig zijn voor een gezonde en doelmatige bedrijfsvoering, ook als dat betekent dat er arbeidsplaatsen komen te vervallen.
5.5
Partijen zijn het erover eens dat [verweerster] uitsluitend werkzaam was ten behoeve van ChemOil en dat als gevolg van de opzegging van de (agentuur)overeenkomst door ChemOil bij brief van 15 april 2020 met ingang van 31 juli 2020 de werkzaamheden van [verweerster] bij Trimodal Europe structureel zijn komen te vervallen. Hierdoor heeft [verweerster] sinds 15 april 2020 betaald verlof.
5.6
Vervolgens moet beoordeeld worden of [verweerster] in aanmerking komt voor ontslag. Artikel 11 lid 1 van de Ontslagregeling bepaalt dat op basis van het afspiegelingsbeginsel bepaald moet worden welke werknemer voor ontslag in aanmerking komt voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen gaat om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 van de Ontslagregeling. Toepassing van het afspiegelingsbeginsel is niet aan de orde als een unieke functie komt te vervallen, dat wil zeggen een functie die slechts door één werknemer wordt bekleed.
Artikel 13 lid 1 van de Ontslagregeling bepaalt dat een functie uitwisselbaar is met een andere functie, indien:
a. de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en
b. het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.
In lid 2 van artikel 13 is bepaald dat de factoren, bedoeld in het eerste lid, in onderlinge samenhang worden beoordeeld.
5.7
Nu Trimodal Europe tijdens de zitting heeft erkend dat Trimodal Europe en NVOCC (slechts) één bedrijfsvestiging vormen, wordt van de juistheid daarvan uitgegaan en dienen beide werkmaatschappijen in aanmerking te worden genomen bij de beoordeling of sprake is van uitwisselbare functies.
5.7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster] de enige Key Account Manager is in dienst bij Trimodal Europe en ook verschillen partijen er niet over van mening dat de functie van Key Account Manager bij NVOCC niet uitwisselbaar is met de functie van [verweerster] . Trimodal Europe heeft gesteld dat [verweerster] een unieke functie heeft. [verweerster] heeft dat weliswaar betwist en daartoe aangevoerd dat haar functie uitwisselbaar is met de functie van Manager Sales Intermodaal bij NVOCC, die door [naam persoon 3] wordt bekleed, maar Trimodal Europe heeft tijdens de mondelinge behandeling uitvoerig toegelicht dat [naam persoon 3] (ook) verantwoordelijk is voor het leidinggeven aan het team Customer Service Intermodaal, terwijl de functie van [verweerster] geen leidinggevende taken kent en dat zij bij Trimodal Europe ook nooit leiding heeft gegeven. De leidinggevende taken van [naam persoon 3] blijken ook uit (artikel 3 van) het door Trimodal Europe overgelegde afschrift van de arbeidsovereenkomst van [naam persoon 3] .
[verweerster] heeft tijdens de zitting wel aangevoerd dat die leidinggevende taken van [naam persoon 3] haar niet bekend zijn, maar [naam persoon 1] heeft verklaard dat [naam persoon 3] al vanaf het begin van zijn dienstverband per 1 februari 2019 leidinggevende taken heeft, maar dat deze taken eerst per 1 januari 2020 een formele status hebben gekregen en dat [naam persoon 3] ook met ingang van die datum deel uitmaakt van het MT. [naam persoon 1] heeft uitgelegd dat het een groeifunctie betreft en dat [naam persoon 3] zich (de leidinggevende taken van) de functie steeds verder heeft eigen gemaakt. [verweerster] heeft dat vervolgens niet meer concreet betwist en zij heeft uiteindelijk ook erkend dat het zo kan zijn dat [naam persoon 3] in de praktijk daadwerkelijk leiding geeft, zodat daarvan wordt uitgegaan.
Voorts heeft Trimodal Europe gesteld dat [naam persoon 3] daarnaast ook nog operationele taken verricht, waarvoor hij in de praktijk 24/7 beschikbaar is, en dat ook die taken niet tot de functie en werkzaamheden van [verweerster] behoren. [verweerster] heeft dat niet betwist.
Vastgesteld moet dan ook worden dat de beide functies niet vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functies.
Daarbij komt nog dat een zeer aanzienlijk verschil in salariëring bestaat tussen de beide functies. Het salaris van [verweerster] bedraagt € 6.581,48 bruto per maand, terwijl het salaris van [naam persoon 3] thans “slechts” € 4.820,00 bruto per maand bedraagt, derhalve een verschil van (maar liefst) 27%. [verweerster] heeft slechts aangevoerd dat dat verschil in salaris niet doorslaggevend is, maar gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1 onder b van de Ontslagregeling moet vastgesteld worden dat ook de bij de functies behorende beloningen niet gelijkwaardig zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verweerster] een unieke functie heeft, zodat toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet aan de orde is.
5.8
Vervolgens komt de vraag aan de orde of herplaatsing van [verweerster] bij Trimodal Europe dan wel NVOCC mogelijk is. Trimodal Europe heeft zowel in het verzoekschrift als tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat er momenteel geen vacatures zijn. Tijdens de zitting heeft zij nog wel meegedeeld dat de kans bestaat dat er een drietal vacatures ontstaan voor de functie van medewerker Customer Service, maar dat die functie niet passend is voor [verweerster] gelet op de inhoud daarvan en de veel lagere beloning (een salaris variërend van “slechts” € 2.500,00 tot € 3.500,00 bruto per maand) en dat die functie niet aansluit bij de opleiding, werkervaring en capaciteiten van [verweerster] . [verweerster] heeft dat niet betwist en zij heeft ook geen concrete, voor haar passende, functies die er zouden zijn aangedragen. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uit gaat dat herplaatsing van [verweerster] niet mogelijk is.
5.9
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kantonrechter het verzoek van Trimodal Europe tot ontbinding op de zogenaamde a-grond zal toewijzen. De einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:671b lid 9 sub a juncto artikel 7:672 lid 2 BW, bepaald op 1 maart 2021. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst leidt er tevens toe dat het primaire verzoek van [verweerster] niet toewijsbaar is en dat de kantonrechter toekomt aan haar subsidiaire verzoek, strekkende tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
5.1
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien (kort gezegd) de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Ingevolge het bepaalde onder lid 7 sub c van dit artikel is geen transitievergoeding verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Gelet op hetgeen hiervoor en ook hierna nog is overwogen is daarvan geen sprake. Dit houdt in dat [verweerster] recht heeft op een transitievergoeding. Trimodal Europe heeft een dergelijke vergoeding overigens ook aangeboden. De door [verweerster] verzochte transitievergoeding van € 17.570,08 bruto is gebaseerd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2021. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 maart 2021, bedraagt de transitievergoeding € 17.776,49 bruto. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
5.11
Gelet op artikel 7:671b lid 9 sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
5.11.1
De kantonrechter acht de wijze waarop Trimodal Europe sinds de opzegging van de agentuurovereenkomst door ChemOil met [verweerster] is omgegaan niet chique. Trimodal Europe heeft steeds pas nadat zij de diverse ontslagaanvragen bij het UWV had ingediend [verweerster] daarvan in kennis gesteld. Trimodal Europe heeft geen open kaart gespeeld jegens [verweerster] . [naam persoon 1] heeft tijdens de zitting nog wel aangevoerd dat hij dat niet heeft gedaan, omdat anders misschien het risico bestond dat [verweerster] zich zou ziek melden, maar een dergelijke veronderstelling, die kennelijk nergens op was gebaseerd, mag geen reden zijn om [verweerster] in het ongewisse te laten omtrent het voortbestaan van haar arbeidsovereenkomst. Bovendien had het voor de hand gelegen dat Trimodal Europe voorafgaand aan de eerste ontslagaanvraag bij het UWV had onderzocht of er herplaatsingsmogelijkheden bestonden voor [verweerster] en in dat kader een herplaatsingsgesprek met [verweerster] te voeren. Trimodal Europe heeft dat echter niet gedaan. Vaststaat echter wel dat de eventuele herplaatsingsmogelijkheden aan de orde zijn geweest voordat het ontslag is gegeven. Dat is het vereiste. Het voorgaande betekent dat de handelwijze van Trimodal Europe weliswaar niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat niet kan worden gezegd dat zij zodanig heeft gehandeld dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen jegens [verweerster] . Er is dan ook geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen.
5.12
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen bespreking.
5.13
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, wordt het redelijk geacht dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2021;
veroordeelt Trimodal Europe tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van € 17.776,49 bruto aan transitievergoeding;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verklaart deze beschikking voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764