ECLI:NL:RBROT:2021:11773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
9305210 \ CV EXPL 21-21926
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door ziekenhuis met betrekking tot onverzekerde behandelingen

In deze zaak heeft de Stichting Maasstad Ziekenhuis een vordering ingesteld tegen een gedaagde voor de betaling van openstaande facturen ter waarde van € 409,15, die betrekking hebben op zorg verleend in de periode van 2 juli 2018 tot en met 22 juni 2020. De gedaagde heeft de facturen betwist op basis van het feit dat hij ten tijde van de behandeling in 2018 niet verzekerd was, terwijl hij dat wel was voor de behandelingen in 2019 en 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde uit hoofde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst gehouden is tot betaling van de facturen, ondanks zijn verweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde de facturen niet tijdig heeft voldaan en dat het ziekenhuis recht heeft op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vordering van het ziekenhuis gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 89,42, vermeerderd met wettelijke rente, en is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 26 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9305210 \ CV EXPL 21-21926
uitspraak: 26 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasstad Ziekenhuis,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: de heer N. van Trierum namens LikiFin (voorheen Van Es Gerechtsdeurwaarders & Incasseerders) te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: [naam 1].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘het Maasstad Ziekenhuis’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 10 juli 2021, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 9 augustus 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van 15 oktober 2021 van de zijde van [gedaagde], met producties;
  • de brief, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2021, van de zijde van het Maasstad Ziekenhuis.
1.2.
De (hybride) mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2021. Namens het Maasstad Ziekenhuis is verschenen [naam 2], medewerker incasso, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van [gedaagde] is – overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via Skype voor bedrijven – verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Het Maasstad Ziekenhuis heeft zorg verleend aan [gedaagde] en heeft daartoe in de periode van 2 juli 2018 tot en met 22 juni 2020 drie facturen met een totaalbedrag van € 409,15 aan [gedaagde] gestuurd (hierna: de facturen). De specificatie van de facturen is als volgt:
Factuurnummer
Factuurdatum
Omschrijving
Begindatum
Einddatum
Factuurbedrag (incl. btw)
11809795
02-07-2018
Belconsult ter vervanging van een herhaal-polikliniek- bezoek
22-02-2018
21-06-2018
€ 131,30
11909643
24-06-2019
Eerste polikliniek-bezoek
17-02-2019
16-06-2019
€ 136,87
12008247
22-06-2020
Belconsult ter vervanging van een herhaal-polikliniek- bezoek
12-02-2020
10-06-2020
€ 140,98
2.2.
De gemachtigde van het Maasstad Ziekenhuis heeft per brief van 8 mei 2020 [gedaagde] aangemaand tot betaling binnen vijf werkdagen van de facturen van 2 juli 2018 en 24 juni 2019, te weten een totaalbedrag van € 279,17.
2.3.
Op 22 februari 2021 heeft [naam 2] (hierna: [naam 2]) namens het Maasstad Ziekenhuis aan de gemachtigde van [gedaagde] bericht dat de in 2.1 genoemde facturen nog openstaan, met de daarbij behorende begin- en einddatum.
2.4.
In reactie op de vraag van de gemachtigde van [gedaagde] wat de exacte behandeldata zijn, heeft [naam 2] op 23 februari 2021 per e-mail bericht dat de verzekeraar naar de eerste datum van de diagnose-behandelcombinatie (hierna: DBC) kijkt en dat het niet uitmaakt wat de exacte datum is. [naam 2] heeft voorts toegelicht dat een verzekeraar meestal wel betaalt indien op de begindatum een verzekeringsrecht bestond.
2.5.
Per brief van 3 maart 2021heeft de gemachtigde van het Maasstad Ziekenhuis [gedaagde] een aanmaning tot betaling gestuurd en verzocht tot betaling van € 409,15 binnen vijftien dagen, en op 4 mei 2021 en 18 mei 2021 tot betaling van € 497,91 respectievelijk € 498,22 binnen vijf dagen.
2.6.
Het Zilveren Kruis heeft per brieven van 29 juni 2021 aan [gedaagde] bericht dat de facturen van 26 juni 2019 en van 22 juni 2020 vergoed worden.
2.7.
Op of omstreeks 2 juli 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan de gemachtigde van het Maasstad Ziekenhuis een bedrag van € 131,30 betaald.
2.8.
Per brief van 5 juli 2021 heeft de gemachtigde van het Maasstad Ziekenhuis aan [gedaagde] bevestigd dat een bedrag van € 131,30 is ontvangen. Voorts is te kennen gegeven dat een restantbedrag van € 551,23 inclusief rente en kosten uiterlijk 12 juli 2021 betaald dient te worden om een zitting te voorkomen.
2.9.
Het Zilveren Kruis heeft per brief van 6 oktober 2021 aan [gedaagde] bericht dat het ziekenhuis de zorgkosten niet rechtstreeks bij haar kon indienen omdat er op de startdatum van het behandeltraject geen geldige verzekering was. Voorts is te kennen gegeven dat het Zilveren Kruis de facturen nodig hadden om te beoordelen of [gedaagde] recht had op betaling.

3..De vordering

3.1.
Het Maasstad Ziekenhuis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar tegen bewijs van kwijting te betalen € 498,54 aan hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en rente berekend tot aan de dag van dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 409,15 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft het Maasstad Ziekenhuis – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] uit de tussen partijen overeengekomen geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gehouden is tot betaling van de facturen met een totaalbedrag van € 409,15. Omdat betalingen ondanks diverse sommaties daartoe uitbleven, heeft het Maasstad Ziekenhuis haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en zijn buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De daaraan verbonden kosten van € 74,26 komen op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor rekening van [gedaagde]. De hoofdsom dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente van € 15,13, berekend tot 1 juni 2021, en vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. Ten slotte is [gedaagde] de proceskosten verschuldigd.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Volgens [gedaagde] heeft het Maasstad Ziekenhuis niet meegewerkt aan het verstrekken van de gegevens van de exacte behandeldata toen deze door [gedaagde] zijn opgevraagd. Hierdoor konden de facturen niet door het Zilveren Kruis voldaan worden. Na het ontvangen van de dagvaarding, waarin de exacte behandeldata vermeld staan, heeft [gedaagde] bij het Zilveren Kruis kunnen verifiëren waarom de facturen niet zijn betaald. [gedaagde] bleek ten tijde van de behandeling in 2018 per ongeluk niet (meer) verzekerd te zijn, maar ten tijde van de behandelingen in 2019 en 2020 wel. De facturen over 2019 en 2020 zijn, na uitbetaling door het Zilveren Kruis, volledig voldaan. Op 2 juli 2021 heeft een medewerker van de gemachtigde van het Maasstad Ziekenhuis telefonisch aan [gedaagde] te kennen gegeven dat, indien de factuur over 2018 ten bedrage van € 131,30 zou worden voldaan, de onderhavige procedure geseponeerd zou worden. Hoewel het factuurbedrag van € 131,30 is betaald, is de zaak niet ingetrokken. Nu de drie facturen volledig zijn voldaan, is [gedaagde] – gelet op de voornoemde mededeling van de medewerker – niet gehouden de rente en de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] uit hoofde van de tussen partijen overeengekomen geneeskundige behandelingsovereenkomst gehouden is tot betaling van de facturen. Vast staat dat [gedaagde], gelet op de startdata van de DBC’s, ten tijde van de behandelingen in 2018, 2019 en 2020 niet verzekerd was. Dit betekent dat [gedaagde] ingevolge artikel 7:461 BW zelf gehouden is de facturen te betalen.
5.2.
Op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de gevorderde hoofdsom € 409,15. Gebleken is dat na de dagvaarding door [gedaagde] de facturen over 2019 en 2020 aan (de gemachtigde van) het Maasstad Ziekenhuis zijn voldaan nadat het Zilveren Kruis deze uit coulance aan [gedaagde] heeft uitbetaald. Voorts staat vast dat [gedaagde] de factuur over 2018 op 2 juli 2021 aan de gemachtigde van het Maasstad Ziekenhuis heeft voldaan.
5.3.
Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW strekken betalingen ter voldoening van de geldsom eerst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom. Daarom wordt eerst beoordeeld of [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en/of verschenen rente verschuldigd is.
5.4.
Het Maasstad Ziekenhuis maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het Maasstad Ziekenhuis, althans haar gemachtigde, heeft aan [gedaagde] op 3 maart 2021 een brief gestuurd die voldoet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. Met voornoemde brief is [gedaagde] aangemaand tot betaling van de openstaande facturen. Nu [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning worden uitgegaan. Vast staat dat [gedaagde] niet binnen de in die aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 74,26 inclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen.
5.5.
Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW van € 15,13 berekend tot 1 juni 2021, wordt geoordeeld dat vast staat dat [gedaagde] de facturen niet binnen de betalingstermijnen heeft voldaan. Nu de vordering voor het overige niet inhoudelijk is betwist, wordt de gevorderde wettelijke rente van € 15,13 toegewezen. Vanaf de dag van dagvaarding zal de wettelijke rente worden toegewezen over het bedrag aan hoofdsom dat na iedere credit- en debetmutatie verschuldigd was.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [gedaagde] gedane betalingen eerst in mindering strekken op de buitengerechtelijke incassokosten van € 74,26 en op de verschenen rente van € 15,13 en pas daarna op de hoofdsom van € 409,15. Dit betekent dat thans nog een bedrag van € 89,42 resteert aan hoofdsom. Dit bedrag wordt toegewezen. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
5.7.
Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat het Maasstad Ziekenhuis hem ten onrechte in rechte heeft betrokken en nodeloos kosten ten laste van hem brengt, wordt als volgt overwogen. Zoals reeds genoemd heeft [gedaagde] de facturen ondanks diverse sommaties daartoe niet (tijdig) voldaan. Gelet hierop zag het Maasstad Ziekenhuis zich genoodzaakt [gedaagde] in rechte te betrekken, teneinde een titel voor de invordering te verkrijgen. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het Maasstad Ziekenhuis nodeloos kosten heeft gemaakt. Dat [gedaagde] pas na het uitbrengen van de dagvaarding de facturen heeft voldaan, komt voor zijn eigen rekening en risico.
5.8.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten worden vastgesteld op € 108,22 aan explootkosten en € 126,- aan griffierecht. Aan gemachtigdensalaris wordt in totaal tweeënhalve punt à € 75,- toegekend, in totaal € 187,50.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan het Maasstad Ziekenhuis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 89,42, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag dat vanaf de dag van dagvaarding, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Maasstad Ziekenhuis vastgesteld op € 234,22 aan verschotten en € 187,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]