ECLI:NL:RBROT:2021:11755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
9287092 / CV EXPL 21-21137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsverplichtingen in huurovereenkomst met internationale aspecten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een geschil tussen de rechtspersoon Erasmus GP, S.À.R.L., gevestigd in Luxemburg, en twee gedaagden met betrekking tot een huurovereenkomst. De huurovereenkomst is ingegaan op 1 december 2017 en betreft een woning in Rotterdam. De huurprijs is in de loop der jaren verhoogd, maar gedaagden hebben niet tijdig voldaan aan hun betalingsverplichtingen. Erasmus heeft op 14 juni 2021 een dagvaarding uitgebracht, waarin zij gedaagden verzoekt om een bedrag van € 1.103,89 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een internationaal geschil, aangezien Erasmus in Luxemburg is gevestigd. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of zij internationaal bevoegd is en welk recht van toepassing is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op basis van de huurovereenkomst Nederlands recht van toepassing is, omdat de woning in Nederland is gelegen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom van € 566,14 door gedaagden is voldaan na de dagvaarding, waardoor deze vordering is afgewezen. De kantonrechter heeft echter de wettelijke rente toegewezen over dit bedrag voor de periode van 14 juni 2021 tot 18 juni 2021. Daarnaast is een contractuele boete van € 180,- toegewezen voor het niet tijdig betalen van de huur, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen omdat de vereiste veertiendagenbrief ontbrak. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 615,18 aan verschotten en € 248,- aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9287092 / CV EXPL 21-21137
uitspraak: 26 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Erasmus GP, S.À.R.L.,
gevestigd te Luxemburg,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Erasmus’ respectievelijk ‘[gedaagden]’. Gedaagden worden afzonderlijk ‘[gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 14 juni 2021, met producties 1 tot en met 4;
  • het e-mailbericht van 19 juni 2021 van [gedaagde 1];
  • de conclusie van antwoord, met (onleesbare) bijlagen;
  • de conclusie van repliek, met producties 1 en 2;
  • de conclusie van dupliek, met bijlagen;
  • de akte uitlaten producties van Erasmus.
1.2.
Op 17 november 2021 heeft de kantonrechter een e-mailbericht met bijlage ontvangen van [gedaagde 1]. Dit bericht is ontvangen nadat partijen bij brief van 14 oktober 2021 te kennen is gegeven dat de kantonrechter de uitspraak van het vonnis heeft bepaald en dat in dit stadium van de procedure verdere stukken van partijen niet meer in behandeling worden genomen. Het bericht wordt dan ook buiten beschouwing gelaten.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen (de voorganger van) Erasmus en [gedaagden] bestaat met ingang van 1 december 2017 een huurovereenkomst ten aanzien van de woning staande en gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedroeg op 1 juni 2020 € 780,75 per maand en per 1 juli 2020 € 820,57. Thans bedraagt de huurprijs € 836,08 per maand.
2.2.
In de huurovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“(…)
7. Huurprijswijziging
7.1
Het gehuurde betreft zelfstandige woonruimte. De huurprijs (inclusief vergoeding voor de te leveringen en diensten) kan op voorstel van verhuurder voor het eerst per
1 juli 2018worden verhoogd en vervolgens jaarlijks worden aangepast (conform art. 7:250 BW).
(…)
15. Niet tijdige betaling van de huurprijs
15.1
De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk voor of op de eerste dag van de maand in Nederlands wettig betaalmiddel – zonder enige opschorting, korting, aftrek of verrekening met een vordering welke de huurder op verhuurder heeft of meent te hebben, behoudens in het geval als gesteld in artikel 7:206 lid 3 BW – geschieden door storting dan wel overschrijving op een door de verhuurder op te geven rekening. De huurder is de verhuurder voor of op de eerste van de maand waar de huur betrekking op heeft huurpenningen verschuldigd.
(…)
16. Boetebepaling
16.1
Huurder en verhuurder komen overeen dat indien huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting(en) uit hoofde van de nagenoemde bepaling(en), hij aan verhuurder een direct opeisbare boete verbeurt zoals hieronder vermeld:
(…)
g. een boete van € 15,- indien niet op de eerste van de maand de huur is bijgeschreven op de rekening van verhuurder of beheerder, en daarnaast € 15,- voor iedere keer dat de verhuurder een aanmaning aan huurder stuurt, onverminderd verhuurders recht op (aanvullende) schadevergoeding, nakoming, opzegging en ontbinding. De boete is gemaximeerd tot een bedrag van € 1.000,-;”
2.3.
Op 18 juni 2021 heeft [gedaagden] een bedrag van € 566,14 aan (de gemachtigde van) Erasmus betaald.

3..De vordering

3.1.
Erasmus heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, € 1.103,89 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Erasmus – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagden] tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. [gedaagden] heeft geweigerd de doorbelastingen over 2020 van € 43,20 en over 2021 van € 45,10 te voldoen en de maandelijkse huurverhoging van € 39,82 over de periode van juli 2020 tot en met juni 2021, te weten een totaalbedrag van € 566,14. Erasmus maakt ingevolge artikel 16.1 sub g van de huurovereenkomst aanspraak op een bedrag van € 180,- (12 × € 15,-) vanwege het niet tijdig voldoen van de volledige huurprijs door [gedaagden] en op een bedrag van € 255,- (17 × € 15,-) voor het versturen van aanmaningen en sommaties. Nu er inspanningen zijn geleverd om tot inning van de vordering te komen is [gedaagden] tevens buitengerechtelijke kosten van € 102,75 verschuldigd geworden. Ten slotte is [gedaagden] de proceskosten verschuldigd.

4..Het verweer

[gedaagden] heeft de vordering betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. [gedaagden] is (samen met buren) in beroep gegaan tegen de huurverhoging van € 780,75 naar € 820,57 per 1 juli 2020 omdat in de woning sprake is van achterstallig onderhoud en van gevaarlijke situaties. Volgens [gedaagden] dient dit eerst adequaat opgepakt te worden. Echter, om verdere boetes te voorkomen heeft [gedaagden] op 18 juni 2021 een bedrag van € 566,14 aan (de gemachtigde van) Erasmus betaald.

5..De beoordeling

5.1.
Hier is sprake van een internationaal geschil omdat Erasmus in Luxemburg gevestigd is. De kantonrechter is daarom ambtshalve gehouden te onderzoeken of zij internationaal bevoegd is en, zo ja, welk recht toepasselijk is.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat sprake is van een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel I bis-Vo). Nu het gehuurde in Rotterdam is gelegen, is ingevolge het bepaalde in artikel 24 Brussel I bis-Vo de kantonrechter van deze rechtbank bij uitsluiting bevoegd.
5.3.
Erasmus heeft haar vordering gebaseerd op nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Beoordeeld moet worden welk recht hierop van toepassing is. Dit dient beoordeeld te worden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Vo).
5.4.
Gesteld noch gebleken is dat partijen een (expliciete) rechtskeuze zijn overeengekomen. Nu in de bepalingen van de huurovereenkomst wordt verwezen naar Nederlands recht en de woning in Nederland is gelegen, is de kantonrechter ingevolge hetgeen vermeld staat in de artikelen 3 lid 1 jo. artikel 4 lid 1 sub c Rome I-Vo van oordeel dat op het geschil tussen partijen Nederlands recht van toepassing is.
5.5.
Op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de gevorderde hoofdsom € 566,14. [gedaagden] heeft na de dagvaarding voornoemd bedrag aan (de gemachtigde van) Erasmus voldaan. Op grond van artikel 6:43 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) strekt dit bedrag tot voldoening van de huurachterstand van € 566,14. De gevorderde hoofdsom wordt daarom afgewezen.
5.6.
Over de hoofdsom is voorts wettelijke rente gevorderd. Voor het antwoord op de vraag of [gedaagden] de wettelijke rente verschuldigd is over de hoofdsom, dient te worden beoordeeld of het beroep van [gedaagden] op – naar de kantonrechter begrijpt – opschorting of verrekening opgaat. Dat is alleen al niet het geval nu die mogelijkheid is uitgesloten in artikel 15.1 van de huurovereenkomst (zie 2.2). De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen over het bedrag van € 566,14 vanaf het uitbrengen van de dagvaarding tot de dag van voldoening van de hoofdsom, te weten van 14 juni 2021 tot 18 juni 2021.
5.7.
De gevorderde contractuele boete van € 435,- is gesplitst in een bedrag van € 180,- voor het twaalf keer niet tijdig betalen van de huur en een bedrag van € 255,- ter zake het versturen van zeventien aanmaningen en sommaties. Ten aanzien van het bedrag van € 180,- wordt overwogen dat door [gedaagden] niet is betwist dat hij op grond van artikel 16.1 sub g van de huurovereenkomst een boete verschuldigd is bij niet tijdige betaling van de huur. De boete is een prikkel tot nakoming. Zoals hiervoor overwogen, gaat een – mogelijk – beroep van [gedaagden] op opschorting of verrekening niet op. Dat betekent dat [gedaagden] de boete van € 180,- verschuldigd is geworden. Over dit bedrag zal, zoals gevorderd, de wettelijke rente worden toegewezen. Met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 255,- wordt overwogen dat de kantonrechter geen aanleiding ziet dit bedrag toe te wijzen nu Erasmus tevens buitengerechtelijk incassokosten vordert.
5.8.
Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. Artikel 6:96 lid 6 BW vereist voor toewijzing van een dergelijke vordering dat [gedaagden] door Erasmus vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen aanvangende de dag na aanmaning, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling (hierna: de veertiendagenbrief). Nu de veertiendagenbrief in de onderhavige procedure ontbreekt bij de door Erasmus overgelegde stukken, worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
5.9.
[gedaagden] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Daarbij weegt mee dat de hoofdsom door [gedaagden] pas is betaald na het uitbrengen van de dagvaarding. De proceskosten worden aan de zijde van Erasmus vastgesteld op € 615,18 aan verschotten (€ 108,18 aan explootkosten en € 507,- aan griffierecht) en op € 248,- aan salaris gemachtigde (2 punten à € 124,- per punt).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Erasmus tegen kwijting te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 566,14 vanaf 14 juni 2021 tot 18 juni 2021;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Erasmus tegen kwijting te betalen € 180,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 juni 2021 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Erasmus vastgesteld op € 615,18 aan verschotten en € 248,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]