ECLI:NL:RBROT:2021:11752

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
10/205146-21, 10/133894-21 en 10/139313-21 (gev.ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van betrokkenheid bij straatroven en drugsbezit met gebruik van een vuurwapen gelijkend voorwerp

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van betrokkenheid bij twee straatroven op 27 en 29 juli 2021, waarbij gebruik werd gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de berovingen, maar ontkende enige bedreiging met een wapen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de slachtoffers. De verdachte werd ook veroordeeld voor het bezit van drugs op twee verschillende dagen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden op, evenals een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden volledig toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis promis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team straf 2
Parketnummer: 10/205146-21, 10/133894-21 en 10/139313-21 (gev.ttz)
Datum uitspraak: 26 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding(en) en zoals deze ten aanzien van parketnummer 10/205146-21 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder de parketnummers 10/205146-21, 10/133894-21 en 10/139313-21 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ten aanzien van het contact tussen de verdachte en de medeverdachten en de slachtoffers en met oplegging van de dadelijk uitvoerbaar hiervan.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (10/205146-21, feit 5 en 10/139313- 21)
Feit 5 onder parketnummer 10/205146-21 en het onder parketnummer 10/139313-21 ten laste gelegde feit zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (10/205146-21, feiten 1 t/m 4 en 10/133894-21)
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verklaard op 27 en 29 juli 2021 betrokken te zijn geweest bij de berovingen van respectievelijk de aangevers [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ) en [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ). Hij heeft in opdracht van medeverdachte [naam medeverdachte] met de gestolen pinpassen geld opgenomen. Door hem is echter ontkend een vuurwapen gezien, aangeraakt of gebruikt te hebben. Ook is hij niet betrokken geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat hij op dat moment aan het pinnen was.
Ten aanzien van de verdenking van drugsbezit op 20 mei 2021 (10/133894-21) is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de doorzoeking onrechtmatig heeft plaatsgevonden en dat dat moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Beoordeling
In de avond van 27 juli 2021 heeft er volgens de aangever [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ) een beroving plaatsgevonden op de Plaszoom te Rotterdam. Uit zijn aangifte blijkt dat hij door twee daders onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar een bankje is geleid, waar hij zijn pinpas en pincode heeft moeten afgeven. Dader 1 heeft het wapen doorgeladen en [naam slachtoffer 1] laten zien dat er kogels in zaten. De daders hebben meerdere malen het wapen op [naam slachtoffer 1] gericht en gezegd dat hij moest meewerken, omdat zij anders zouden schieten. Een van de daders, dader 1, is vertrokken met de pinpas, waarna tussen dader 1 en dader 2 meerdere malen telefonisch contact is geweest. Dader 2 is bij [naam slachtoffer 1] gebleven en heeft hem, onder andere door meerdere malen het wapen op hem te richten, daar geruime tijd opgehouden. Ook heeft hij de portemonnee van [naam slachtoffer 1] doorzocht en gezegd dat hij wist waar hij studeerde en woonde. Toen het daglimiet van de pinopnames bereikt was, heeft [naam slachtoffer 1] Paysafe cards moeten aanschaffen en deze moeten betalen van zijn bankrekening.
In dezelfde omgeving heeft in de late avond van 29 juli 2021 volgens de aangever [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ) wederom een beroving plaatsgevonden, dit keer op de Bosdreef. Uit zijn aangifte blijkt dat hij, toen hij op het fietspad fietste door drie jongens is tegengehouden en omsingeld. Hij is daarbij vastgepakt en heeft onder bedreiging van een wapen dat leek op een echt vuurwapen zijn fiets, telefoon en portemonnee moeten afgeven. Dader 2 heeft het wapen tegen zijn hoofd gehouden en [naam slachtoffer 2] is onder bedreiging met dwang het bos in geleid. Hij werd daarbij meerdere malen door dader 1 op zijn hoofd geslagen en gesommeerd om mee te werken. Dader 1 en dader 2 hebben de pinpassen, creditcard en 5 euro uit de portemonnee van [naam slachtoffer 2] gehaald en hij moest zijn bank-app openen. [naam slachtoffer 2] moest op een bankje gaan zitten en dader 1 kwam met het wapen in zijn hand naast hem zitten. Tijdens het ophouden van [naam slachtoffer 2] hebben de daders foto’s van zijn adresgegevens gemaakt en hij hoorde dader 1 zeggen dat ze mensen langs zouden sturen als hij naar de politie zou gaan. Dader 3 is vervolgens weggefietst. [naam slachtoffer 2] moest zijn pincodes geven en het limiet van zijn creditcard tot het maximum van 5000 euro verhogen. Hij heeft gehoord dat dader 2 veelvuldig met dader 3 aan het bellen was en dat dader 3 aan het pinnen was.
[naam slachtoffer 2] heeft gezien dat er een aantal afschrijvingen was gedaan toen hij zijn telefoon terugkreeg om de limieten aan te passen. Hij moest vervolgens tot 24.00 uur wachten zodat dader 3 nogmaals kon pinnen. Het slachtoffer is geruime tijd onder bedreiging van een wapen van zijn vrijheid beroofd geweest en zijn geld, fiets, telefoon en bankpassen zijn ontvreemd.
De verdachte heeft verklaard dat hij wel betrokken is geweest bij deze berovingen, maar dat hij niets weet van het gebruik van een vuurwapen of wat daarop lijkt en dat ook niet
woordelijk is gedreigd. De rechtbank acht echter onaannemelijk dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] vrijwillig geruime tijd met voor hun onbekende personen op een bankje hebben gezeten en zonder dwang of dreiging meegewerkt hebben hun geld en goederen af te staan. Er is ook geen reden te twijfelen dat de in de aangiftes omschreven handelingen hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft de verdachte, gelet op de zodanig gezamenlijke uitvoering van de handelingen, zijn rechtstreekse betrokkenheid bij het belemmeren en ophouden van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en het pinnen met de gestolen passen en pincodes, een feitelijke en cruciale rol in het geheel ingenomen, waardoor hij de tenlastegelegde feiten in vereniging heeft gepleegd.
De rechtbank heeft niet vast kunnen stellen dat er tijdens de berovingen gedreigd is met een echt vuurwapen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben echter wel er alles aan gedaan om bij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] de indruk te wekken dat het om een echt vuurwapen ging en zij hebben beide keren gedreigd dat zij hen zouden neerschieten als zij niet mee zouden werken.
Ten aanzien van de verdenking van drugsbezit op 20 mei 2021 verwerpt de rechtbank het verweer dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten blijkt dat zij de verdachte hebben aangesproken in verband met een verdenking van een overtreding van de Opiumwet. Daarbij zagen zij dat de verdachte iets in zijn hand had. Dit was een sok die na onderzoek gevuld bleek te zijn met gripzakjes met cocaïne en heroïne. Deze gang van zaken betreft een inbeslagneming in een heterdaadsituatie en niet een doorzoeking. Er is niet stelselmatig gezocht in de auto, maar gericht gehandeld met betrekking tot een verdacht voorwerp, dat toen daar fysiek in beslag is genomen. Er is, gelet hierop, geen sprake van een vormverzuim.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan afpersing door middel van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en wederrechtelijke vrijheidsberoving op 27 en 29 juli 2021 en het aanwezig hebben van verdovende middelen op 20 mei 2021.
4.3.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat: Onder parketnummer
10/205146-21
1
hij op 27 juli 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, de Plaszoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en
/of(bijbehorende) pincode en meerdere geldbedragen,die geheel aan [naam slachtoffer 1] , toebehoorde(n) door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 1] te richten/tonen en
/ofdoor te laden en daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , mee moest werken omdat er anders geschoten zou worden en
-die [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar een bankje en
/ofnaast die [naam slachtoffer 1] te gaan zitten en zijn, [naam slachtoffer 1] , pinpas afhandig te maken en
  • tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , zijn juiste pincode moest geven en zich rustig moest houden omdat zij, verdachten, die [naam slachtoffer 1] anders zouden doodschieten en
  • meerdere keren een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam slachtoffer 1] te richten en daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat zij, verdachten, weten waar die [naam slachtoffer 1] woont en studeert, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pinpas en pincode is gaan pinnen;
2
hij op 27 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 1] te richten/tonen en/of door te laden en
  • (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar een bankje en
  • (vervolgens) meerdere keren een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] te richten, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pincode en pinpas is gaan pinnen, teneinde te voorkomen dat voornoemde [naam slachtoffer 1] zou ontsnappen;
3
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, de Bosdreef, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, een mobiele telefoon (Merk: Huawei), meerdere pinpassen, een creditcard, (bijbehorende) pincodes en
/ofeen geldbedrag van in totaal € 2.490,-, die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde(n), door
  • voornoemde [naam slachtoffer 2] te omsingelen en vast te pakken en
  • meerdere keren een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te zetten en te richten en
  • hem meerdere keren op het hoofd, althans het lichaam, te slaan of te stompen en
  • voornoemde [naam slachtoffer 2] mee het bos in te nemen en zijn, [naam slachtoffer 2] , pinpassen, een creditcard en(bijbehorende) pincodes afhandig te maken en
  • meerdere keren tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat zij, verdachten, mensen langs zijn huis zouden sturen als hij, [naam slachtoffer 2] , naar de politie zou gaan en
  • meerdere keren een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [naam slachtoffer 2] te richten, gericht te houden en te tonen, terwijl
een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pinpassen en pincodes is gaan pinnen;
4
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door
  • voornoemde [naam slachtoffer 2] te omsingelen en vast te pakken en
  • (vervolgens) meerder
  • (vervolgens) voornoemde [naam slachtoffer 2] mee het bos in te nemen en zijn, [naam slachtoffer 2] , pincode en pinpas afhandig te maken en
  • (vervolgens) meerdere keren een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [naam slachtoffer 2] te richten, gericht te houden en
5
hij op 31 juli 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool van het merk/type Bbm Gap, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
Onder parketnummer
10/133894-21
hij op 20 mei 2021 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,2 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 1,2 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Onder parketnummer
10/139313-21
hij, op 27 mei 2021 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/133894-21 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/205146-21 en onder parketnummer 10/139313-21 ten laste gelegde heeft begaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Onder parketnummer 10/205146-21
Eendaadse samenloop van
1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
en
2. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
Eendaadse samenloop van
3. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
en
4. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Onder parketnummer 10/133894-21
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Onder parketnummer 10/139313-21
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee afpersingen in vereniging op de openbare weg met daaraan gekoppelde wederrechtelijke vrijheidsberovingen. Hij heeft hierbij samen met de medeverdachten de slachtoffers onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geld en spullen afhandig gemaakt. De beide slachtoffers zijn ieder geruime tijd ’s avonds in het bos onder dwang en bedreiging van hun vrijheid beroofd geweest. Zij gingen ervan uit dat zij met een echt vuurwapen bedreigd werden en hebben voor hun leven gevreesd. Tijdens deze afpersingen zijn persoonlijke gegevens van de slachtoffers door de daders vastgelegd en is er gedreigd dat zij op hun privé adres opgezocht zouden worden indien zij aangifte zouden doen. De verdachte en zijn mededaders hebben planmatig en doordacht gehandeld. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de gebeurtenissen grote impact op de slachtoffers hebben gehad.
Daarnaast is op 31 juli 2021 een gaspistool in de woning van de verdachte aangetroffen en is hij op 20 en 27 mei 2021 met een handelsvoorraad harddrugs aangehouden.
De rechtbank rekent het de verdachte stevig aan dat hij puur uit eigen financieel gewin de slachtoffers van hun geld en spullen heeft afgeperst. Daarmee heeft hij niet alleen schade veroorzaakt, maar vooral ook het gevoel van onveiligheid sterk vergroot bij de slachtoffers, maar ook bij veel anderen.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2021 gezien. Verder heeft zij een rapport van Reclassering Nederland van 22 oktober 2021 gelezen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en concrete ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een duidelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank ziet geen
meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de verdediging bepleit. Zodra de voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, kan de reclassering worden gevraagd te rapporteren over welke voorwaarden alsdan nodig zijn.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd, inhoudende enerzijds een contactverbod met de slachtoffers en anderzijds een contactverbod met de medeverdachten. Er wordt geen aanleiding gezien om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en maatregel ex 38v Sr. passend en geboden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 662,72 aan materiële schade en € 1.944,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verder heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam slachtoffer 2] ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 223,12 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet
onrechtmatig of ongegrond voor. Dit leidt ertoe dat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door de onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit leidt ertoe de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2021.
Omdat de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoedingen zullen worden toegekend samen met mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder voor het geheel hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betaalt (betalen), is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 2.606,72, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 2.423,12, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 47, 55, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich te onthouden van direct of indirect contact met de slachtoffers [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer 1] , en [naam slachtoffer 2] , [geboortedatum slachtoffer 2] , en
1b. zich te onthouden van direct of indirect contact met de medeverdachten
[naam verdachte] , geboren [geboortedatum verdachte] , en [naam medeverdachte] , geboren [geboortedatum medeverdachte] ,
gedurende 2 (twee) jaren, en waarbij de termijn begint te lopen na de tenuitvoerlegging van bovengenoemde gevangenisstraf;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander(en) in zoverre zal/zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 2.606,72 (zegge: tweeduizend zeshonderdzes euro en tweeënzeventig cent), bestaande uit € 662,72 aan materiële schade en € 1.944,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 2.606,72 (hoofdsom, zegge: tweeduizend zeshonderdzes euro en tweeënzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.606,72niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
36 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander(en) in zoverre zal/zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 2.423,12 (zegge: tweeduizend vierhonderddrieëntwintig euro en twaalf cent), bestaande uit € 223,12 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 2.423,12 (hoofdsom, zegge: tweeduizend vierhonderddrieëntwintig euro en twaalf cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.423,12niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
34 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat Onder parketnummer 10/205146-21
1
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, de Plaszoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van een pinpas en/of (bijbehorende) pincodeen/of een of meerdere geldbedragen, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n) door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 1] te richten/tonen en/of door te laden en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , mee moest werken omdat er anders geschoten zou worden en/of
- die [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar een bankje en/of naast die [naam slachtoffer 1] te gaan zitten en/of zijn, [naam slachtoffer 1] , pinpas afhandig te maken en/of
- tegen voornoemde [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , zijn juiste pincode moest geven en zich rustig moest houden omdat zij, verdachten, die [naam slachtoffer 1] anders zouden doodschieten en/of
- een
of meerdere keren eenvuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam slachtoffer 1] te richten en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat zij, verdachten, weten waar die [naam slachtoffer 1] woont en studeert
, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pinpas en pincode is gaan pinnen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [naam slachtoffer 1] te richten/tonen en/of door te laden en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 1] , mee moest werken omdat er anders geschoten zou worden en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] mee te nemen naar een bankje en/of naast die [naam slachtoffer 1] te gaan zitten en/of zijn, [naam slachtoffer 1] , pincode en pinpas afhandig te maken en/of
- (vervolgens) een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] te richten, terwijl een van zijn verdachtes, mededaders met voornoemde pincode en pinpas is gaan pinnen, teneinde te voorkomen dat voornoemde [naam slachtoffer 1] zou ontsnappen;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, de Bosdreef, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, een mobiele telefoon (Merk: Huawei), een of meerdere pinpassen, een creditcard, (bijbehorende) pincodes en/of een geldbedrag van in totaal € 2.490,-, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n), door
- voornoemde [naam slachtoffer 2] te omsingelen en/of vast te pakken en/of
- een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] te zetten en/of te richten en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 2] , mee moest werken en/of
- hem een of meerdere keren op het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 2] mee het bos in te nemen en/of zijn, [naam slachtoffer 2] , pinpassen, een creditcard en/of (bijbehorende) pincodes afhandig te maken en/of
- een of meerdere keren tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat zij, verdachten, mensen langs zijn huis zouden sturen als hij, [naam slachtoffer 2] , naar de politie zou gaan en/of
- een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [naam slachtoffer 2] te richten, gericht te houden en/of te tonen, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pinpassen en/of pincodes is gaan pinnen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voornoemde [naam slachtoffer 2] te omsingelen en/of vast te pakken en/of
  • (vervolgens) een of meerder keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 2] te zetten en/of te richten en/of daarbij tegen die [naam slachtoffer 2] te zeggen dat hij, [naam slachtoffer 2] , mee moest werken en/of
  • (vervolgens) voornoemde [naam slachtoffer 2] mee het bos in te nemen en/of zijn, [naam slachtoffer 2] , pincode en pinpas afhandig te maken en/of
  • (vervolgens) een of meerdere keren een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [naam slachtoffer 2] te richten, gericht te houden en/of te tonen, terwijl een van zijn, verdachtes, mededaders met voornoemde pincode en pinpas is gaan pinnen, teneinde te voorkomen dat voornoemde [naam slachtoffer 2] zou ontsnappen;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 31 juli 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool van het merk/type Bbm Gap, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
Onder parketnummer 10/133894-21
hij op of omstreeks 20 mei 2021 te Rotterdam, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,2 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 1,2 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid
van
een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
Onder parketnummer 10/139313-21
hij, op of omstreeks 27 mei 2021 te Rotterdam, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)