Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[verzoekster 1],
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 5 oktober 2020, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de akte overlegging producties van [verzoeksters]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, hebben verzoeksters, de kinderen van de overleden erflaatster, een verzoek ingediend op basis van artikel 4:194a lid 2 BW. Dit artikel biedt erfgenamen de mogelijkheid om ontheffing te vragen van hun verplichtingen om een schuld te voldoen, indien zij na de verdeling van de nalatenschap bekend worden met een schuld die zij niet kenden en ook niet behoorden te kennen. De erflaatster, die op 19 januari 2018 overleed, had geen testament en was ongehuwd. De verzoeksters hebben de nalatenschap zuiver aanvaard en zijn de enige erfgenamen. De belanghebbende, die een affectieve relatie met de erflaatster had, heeft een vordering op de nalatenschap ingediend, die door de verzoeksters wordt betwist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeksters niet bekend waren met de vordering van de belanghebbende op het moment van aanvaarding van de nalatenschap. De kantonrechter oordeelt dat de kosten van levensonderhoud die de belanghebbende voor de erflaatster heeft gemaakt, een onverwachte schuld vormen, en dat de verzoeksters daarom ontheven kunnen worden van hun verplichting om deze schuld uit hun eigen vermogen te voldoen. Echter, de kantonrechter oordeelt ook dat de verzoeksters wel bekend hadden moeten zijn met de kosten verbonden aan de boot die in het bezit is van de belanghebbende, en dat deze kosten geen onverwachte schuld zijn. Het subsidiaire verzoek om beneficiaire aanvaarding wordt afgewezen, omdat de nalatenschap al is verdeeld. De proceskosten worden niet toegewezen aan de belanghebbende, omdat hij te lang heeft gewacht met het indienen van zijn vordering.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de verzoeksters worden ontheven van hun verplichting om de schuld van de belanghebbende voor de kosten van levensonderhoud te voldoen, maar dat het verzoek met betrekking tot de boot wordt afgewezen.