ECLI:NL:RBROT:2021:11749
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepverkoop
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie, mr. W.D. van den Berg, had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 9.000,-, gebaseerd op de veronderstelling dat de veroordeelde hennep had verkocht aan een onbekende man. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting op 12 november 2021 gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 19 mei 2016 door de politie 108 kilogram henneptoppen in een pand te Vlaardingen zijn aangetroffen. Camerabeelden toonden aan dat er dozen vanuit het pand in een bedrijfsauto werden geplaatst door een onbekende man. De officier van justitie baseerde haar vordering op een rapportage van 26 september 2018, waarin werd gesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de verkoop van hennep aan deze onbekende man.
Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat er daadwerkelijk hennep in de dozen zat en dat er sprake was van een verkoop aan de onbekende man. De rechtbank concludeerde dat niet aannemelijk was gemaakt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.