ECLI:NL:RBROT:2021:11744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
10/810334-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van bezit van 108 kilogram hennep met boete en hechtenis

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het bezit van 108 kilogram hennep. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Prins, heeft op de zitting van 12 november 2021 zijn verdediging gevoerd. De officier van justitie, mr. W.D. van den Berg, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een geldboete van € 8.000,00.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 19 mei 2016 de politie in een pand in Vlaardingen 108 kilogram hennep heeft aangetroffen. De verdachte was op camerabeelden te zien samen met medeverdachten, waarbij zij dozen verplaatsten die overeenkwamen met de dozen waarin de hennep was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht over de hennep, en dat er sprake was van nauwe samenwerking met zijn medeverdachten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 8.000,00 en 75 dagen hechtenis, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en eerdere transactievoorstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook zijn eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit is meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810334-17
Datum uitspraak: 26 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres,
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte]
raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 8.000,00.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van en geen beschikkingsmacht had over de aangetroffen hennep.
Beoordeling
Op 19 mei 2016 heeft de politie bij een onderzoek in de panden 11A, 11C en 11E aan de [straatnaam] te Vlaardingen in pand 11C, in dozen, 108 kilogram henneptoppen aangetroffen. Dit pand was gedeeltelijk geschikt gemaakt om als hennepdrogerij te dienen. Ook zijn in het pand spullen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor en bij de hennepkweek. Op een droogrek zijn onder andere een peuk en een waterfles gevonden en bemonsterd. Onderzoek heeft vervolgens uitgewezen dat op die twee voorwerpen een DNA-profiel is aangetroffen dat overeenkomt met dat van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ).
Het binnenterrein van de panden was voorzien van een camerasysteem. In de panden 11A en 11E stonden televisieschermen waarop de beelden van het binnenterrein te zien waren. Op camerabeelden van 14 mei 2016 is de verdachte op verschillende momenten te zien samen met zijn medeverdachten [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte 1] . Op deze beelden is te zien dat de verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] dozen tillen en verplaatsen uit en naar pand 11C, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten afwisselend de panden 11A, 11C en 11E ingaan. De dozen die door de verdachte samen met de medeverdachten worden getild, vertonen een grote gelijkenis met de dozen waarin de hennep is aangetroffen.
Gelet op deze bewijsmiddelen, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van en ook de beschikkingsmacht moet hebben gehad over de henneptoppen. De nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten blijkt voldoende uit de hiervoor beschreven handelingen die zijn te zien op de camerabeelden. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring.
Gelet op het voorgaande, wordt de andersluidende verklaring van de verdachte niet aannemelijk geacht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde op die wijze heeft begaan dat:
hij op 19 mei 2016 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 108 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een flinke hoeveelheid hennep, namelijk 108 kilogram, voorhanden gehad. Daarbij is een grootschalige en professionele aanpak gehanteerd en heeft hij samengewerkt met zijn medeverdachten. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, hetgeen ook andere vormen van criminaliteit bevordert. De verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen belang. Een en ander wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte op 26 april 2018 is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Gezien de concrete ernst en omvang van het bewezen verklaarde feit dient in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd. De rechtbank zal echter in dit geval anders beslissen. Allereerst wordt in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn bij de afdoening van deze strafzaak. Daarnaast blijkt dat de officier van justitie de verdachten een transactievoorstel aangeboden heeft dat neerkomt op betaling van een geldbedrag.
Een en ander overziend, wordt de eis van de officier van justitie als passend en geboden aangemerkt.

8..In beslag genomen voorwerpen

Uit het dossier komt naar voren dat uitsluitend sprake is van conservatoir beslag. Indien en voor zover er boven het bedrag van de geldboete nog geld of goederen (of indien deze inmiddels verkocht zijn, de opbrengst hiervan) onder beslag liggen, gaat de rechtbank ervan uit dat dat meerdere wordt teruggegeven.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 8.000, 00 (achtduizend euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
75 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 108 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet