Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift ex artikel 7:681 BW en nevenverzoeken tevens houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding ex artikel 223 Rv, met producties, ontvangen op 10 augustus 2021;
- de brief van 5 oktober 2021 van [naam 1] namens [verweerster], met één productie.
2..De vaststaande feiten
‘ik kan er zo achter komen waar je moeder woont’.Verder heb je alcohol ‘whisky cola’ aangeboden aan [naam 2] wat ten strengste verboden is. Ook ben je de grootste tijd bezig met privézaken onder werktijd. Verder is er ook onder werktijd telefonisch contact geweest met [naam 2].
3..De verzoeken en de grondslag daarvan
- bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van 7 juli tot en met 6 augustus, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallig salaris over de periode 1 juni tot en met 6 augustus;
- het ontslag op staande voet te vernietigen;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van 7 juli tot en met 6 augustus, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallig salaris over de periode 1 juni tot en met 6 augustus;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de van 1 juni tot en met 6 augustus opgebouwde vakantietoeslag ad € 353,24 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de tot en met 6 augustus opgebouwde eindejaarsuitkering zijnde een bedrag van € 1.271,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- [verweerster] te veroordelen tot het betalen aan [verzoeker] van een bedrag van € 1.712,11 bruto aan opgebouwde doch niet opgenomen vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- aan [verzoeker] een transitievergoeding toe te kennen, primair een bedrag van € 765,03 bruto, subsidiair een bedrag van € 701,28 bruto;
- [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van de opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot de dag van algehele voldoening;
- [verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
4..Het verweer
5..De beoordeling
- € 353,24 bruto aan opgebouwde vakantietoeslag over de periode 1 juni 2021 tot en met 6 augustus 2021;
- € 1.271,20 bruto aan opgebouwde eindejaarsuitkering tot en met 6 augustus 2021;
- € 1.712,11 bruto aan opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen.