Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 20 oktober 2021, met 5 producties;
- de mondelinge behandeling op 29 oktober 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering ingesteld tegen de man, gedaagde, met betrekking tot de verkoop van de echtelijke woning. De partijen zijn op 2 november 2011 getrouwd en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning. De rechtbank had eerder op 15 januari 2021 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man de woning gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking mocht bewonen. De vrouw heeft inmiddels andere woonruimte gevonden en heeft geen belang meer bij het voortgezet gebruik van de woning. De man heeft echter een belang bij het verzoek, omdat hij hoopt de vrouw te kunnen uitkopen. De vrouw vordert nu vervangende toestemming om de woning te verkopen, mocht de man niet binnen twee weken na het vonnis meewerken aan de verkoop. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien de woning op 19 januari 2022 geveild zal worden als de schuld niet wordt voldaan. De vrouw heeft haar vorderingen gebaseerd op artikel 3:185 jo. 3:300 BW, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de gevraagde machtiging te verlenen. De vorderingen van de vrouw zijn toegewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.