2.6.[naam arts] , arts, heeft van de huisarts van [overledene] inzage gekregen in haar medisch dossier. [naam arts] heeft een rapport opgesteld. In dit rapport van 24 december 2020 staat, voor zover nu van belang:
Op uw verzoek d.d. 5 augustus 2020 heb ik bovengenoemd dossier beoordeeld over de wilsbekwaamheid van mevrouw C. [overledene] ten tijde van het opmaken van haar testament, op 19 april 2018.
Testament en wilsbekwaamheid
Wilsbekwaamheid moet altijd worden beoordeeld in relatie tot de aard en ernst en reikwijdte van een te nemen beslissing. In dit geval over een testament.
Het is bij medisch adviseurs in dit verband gebruikelijk en het wordt zelfs noodzakelijk geacht kennis te nemen van de reikwijdte van de te nemen beslissing. In dit geval is de aard en de strekking van de genoemde akte geheel duidelijk. Mevrouw [overledene] benoemde haar broer [persoon F] als executeur (opvolgend haar schoonzus, zijn vrouw [persoon I] ), legateerde aan hem haar woning aan de [adres] te Numansdorp en benoemde onder de last van dit legaat verder haar zus [persoon H] , broer [persoon B] en broer [persoon F] als erfgenamen.
Concluderend:
Over het algemeen is het medisch dossier van een overledene op zichzelf vaak ontoereikend om achteraf een antwoord te kunnen geven op de vraag of iemand ten tijde van een bepaalde beslissing in zijn leven dienaangaande wilsbekwaam was of niet. Het medische dossier van mevrouw [overledene] maakt duidelijk dat er evident sinds april 2016 een stoornis van de geestelijke vermogens bestond onder invloed waarvan zij beslissingen nam en geeft wél aanwijzingen voor wilsonbekwaamheid in elk geval in 2018 en waarschijnlijk al sinds 2016, dus met name ook inzake haar testament in 2018.
Voor de goede orde zij vermeld dat de diagnose ‘dementie’ (wel of niet) op zichzelf niet betekent dat iemand (in elk opzicht) wilsonbekwaam is. Het gaat om de cognitieve functies: die zijn gedocumenteerd niet in orde en al in april 2016 was de diagnose dementie gesteld, bestonden geheugendefecten en een desoriëntatie in tijd. Mevrouw verloor het overzicht en was onterecht zorgmijdend, toenemend afhankelijk van mantelzorg. Volgens onder andere eigen opgave van broer [persoon F] was mevrouw niet meer in staat haar bankzaken naar behoren te behartigen, zij kon ook niet meer pinnen. Mevrouw was verder (al langer) wantrouwend en soms onrustig, maar wél vriendelijk, lichamelijk behoorlijk vitaal en keurig verzorgd. Zij vertoonde van meet af aan façadegedrag, waardoor zij – zeker door een leek of onbekende – makkelijk kon worden overschat. Zij had geen ziekteinzicht.
Wilsbekwaamheid moet worden beoordeeld naar de aard en reikwijdte en mogelijke gevolgen van een te nemen beslissing.
Het betreffende testament kan objectief medisch gezien niet worden beschouwd als een zeer eenvoudige beslissing (zoals eventueel bijvoorbeeld louter een logische executeursbenoeming), gelet op een drietal erfgenamen onder last van een verstrekkend legaat, met enkele overige genuanceerde bepalingen.
Overigens verkeerde mevrouw evident in een kwetsbare en afhankelijke situatie, was zij in elk geval sinds april 2016 toenemend afhankelijk van mantelzorg van broer [persoon F] . Hij was op de hoogte van de diagnose dementie, de betrokkenheid van zorgverleners en de zorgen over de financiën van mevrouw.
Gegeven het ziektebeeld (in de situatie van mevrouw [overledene] ): dementie met façadegedrag en ontbrekend ziekteinzicht) was zij objectief medisch gezien naar mijn mening bovenmatig beïnvloedbaar.
Voor alle duidelijkheid: ter objectief medische toelichting in de gegeven situatie van mevrouw [overledene] en dit testament: het is gezien het medisch dossier niet onmogelijk dat mevrouw haar wil desgevraagd uitte, maar ik acht haar ten aanzien van dit testament
wilsonbekwaamop grond van haar niveau van functioneren, vanwege haar dementie en gedragskenmerken. Temeer omdat het niet een heel eenvoudig testament betreft (met verschillende genuanceerde bepalingen), zij in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerde en onder directe invloed stond van broer [persoon F] .
Mevrouw verkeerde al langer in een kwetsbare en afhankelijke positie. Mevrouw moet in 2018 (zoals al gedocumenteerd vanaf april 2016) geheugendefecten hebben gehad en zij was wantrouwend over geldzaken. Ik acht haar naar mijn stellige overtuiging op grond van het sinds 2016 gevorderde ziektebeeld in 2018 niet in staat zelfstandig een afspraak met de notaris te maken, zij moet zijn begeleid. Zij kon de reikwijdte en mogelijke gevolgen niet overzien.
Het was voor de notaris destijds en zéker in het aanzien raadzaam en heel zinnig geweest, op dit punt – mede met het oog op eventuele discussie achteraf – een objectief oordeel van een VIA-arts te vragen. De notaris en derden kúnnen op een verkeerd been zijn gezet, vanwege het façadegedrag van mevrouw en haar ontbrekende ziekteinzicht, terwijl onbekend is of [persoon F] heeft aangegeven dat zijn zus aan dementie leed.