ECLI:NL:RBROT:2021:11711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/4603 en 21/4371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stopzetting van urgentieverklaring en beoordeling van zoekprofiel in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een vrouw die een urgentieverklaring had gekregen vanwege geweld en bedreiging door haar ex-partner, en de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, die de urgentieverklaring had stopgezet. Eiseres was het niet eens met de stopzetting van de urgentieverklaring en het volgens haar te beperkte zoekprofiel. De rechtbank heeft de zaak behandeld na het indienen van beroep door eiseres tegen de besluiten van de verweerder, die de urgentieverklaring had stopgezet en het bezwaar van eiseres ongegrond had verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed om de urgentieverklaring te behouden, omdat zij niet minimaal twaalf keer had gereageerd op woningen die binnen haar zoekprofiel vielen. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het reageren op woningen correct was vastgesteld door de verweerder en dat eiseres voldoende mogelijkheden had om te reageren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de fysieke en psychische klachten van eiseres en haar kind niet leidden tot een andere conclusie over het zoekprofiel.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/4603 en 21/4371

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2021 in de zaken tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. I. van Baaren),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder,

(gemachtigden: mr. J.C. Avedissian en mr. R. Codrington).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2020 (primair besluit I) heeft verweerder eiseres een urgentieverklaring toegekend.
Bij besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I gedeeltelijk gegrond verklaard en beslist dat in het zoekprofiel woningen met lift worden opgenomen.
Bij besluit van 25 november 2020 (primair besluit II) heeft verweerder de urgentieverklaring van eiseres stopgezet.
Bij besluit van 9 juli 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I en tegen bestreden besluit II beroep ingesteld.
Verweerder heeft twee verweerschriften ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De nadere stukken die eiseres bij brief van 1 november 2021 heeft ingediend zijn door de rechtbank op 2 november 2021 ontvangen. Dat is na het verstrijken van de in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn, op welke termijn in de uitnodiging voor de zitting is gewezen. De gemachtigden van verweerder hebben ter zitting laten weten deze stukken vlak voor vertrek naar de rechtbank in handen te hebben gekregen en daar niet volledig op te kunnen reageren. Gelet daarop en gelet op het feit dat deze stukken ook eerder door eiseres hadden kunnen worden ingediend, zal de rechtbank ze wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laten.
2. Aan eiseres is een urgentieverklaring toegekend in verband met geweld en bedreiging door haar ex-partner. Eiseres is het er niet mee eens dat de urgentieverklaring is stopgezet en is het ook niet eens met het volgens haar te beperkte zoekprofiel dat in de urgentieverklaring is opgenomen. De rechtbank zal eerst het beroep tegen de stopzetting van de urgentieverklaring beoordelen.
3. Verweerder heeft de urgentieverklaring op grond van artikel 2.4 van bijlage 1 bij de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 stopgezet, omdat eiseres niet minimaal twaalf keer binnen drie maanden heeft gereageerd op woningen die passen binnen haar zoekprofiel.
4. De voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving zijn opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
5.1
Eiseres voert tegen bestreden besluit II aan dat verweerder de periode waarbinnen tenminste twaalf keer gereageerd had moeten worden, volgens verweerder van 31 juli 2020 tot 31 oktober 2020, verkeerd heeft vastgesteld. Ze heeft op 12 mei 2020 een urgentieverklaring gekregen, en dus had de volgende termijn pas op 12 augustus 2020 moeten gaan lopen. Het feit dat de urgentieverklaring is gewijzigd als gevolg van het op
31 juli 2020 genomen bestreden besluit I doet hier niet aan af, nu eiseres niet direct bekend is geworden met dit besluit. Bovendien verbleef zij in augustus in het buitenland.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit is gegaan van een redelijke uitleg van de Verordening door zich op het standpunt te stellen dat de eerste fase van de urgentie opnieuw is gestart op 31 juli 2020 en tot en met 31 oktober 2020 liep. Op grond van artikel 4.2, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening begint de eerste fase van de urgentie op het moment dat de urgentieverklaring is verleend en duurt deze drie maanden. Nu eiseres naar aanleiding van het besluit van 31 juli 2020 op meer woningen, namelijk ook op woningen met lift, kon reageren, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de termijn van de eerste fase opnieuw is gaan lopen. Door het opnieuw laten ingaan van de termijn van de eerste fase kreeg eiseres namelijk de kans om nog minimaal twaalf keer op passende woningen te reageren. Dat eiseres niet direct bekend is geworden met het besluit omdat zij in het buitenland verbleef doet hier niet aan af, aangezien de gevolgen van het feit dat zij in augustus 2020 in het buitenland verbleef voor haar rekening en risico komen.
6.1
Eiseres voert verder ten aanzien van bestreden besluit II aan dat zij voldoende, namelijk in ieder geval zeventien keer, passend heeft gereageerd. Eiseres heeft niet op 55 woningen kunnen reageren, zoals verweerder stelt, aangezien zij door de werking van het systeem maar op twee woningen tegelijk kan reageren. Bovendien is niet altijd direct na het aflopen van de termijn duidelijk of de woning is toegekend, waardoor niet altijd direct op een nieuwe woning gereageerd kan worden. Daarnaast kan niet van eiseres verwacht worden dat zij dag en nacht inlogt.
6.2
Uit het door verweerder overgelegde overzicht van de door eiseres ingediende reacties op aangeboden woningen volgt dat eiseres in de maanden september en oktober 2020 in totaal 25 reacties heeft ingediend. Vier van die reacties hadden betrekking op woningen die pasten binnen het zoekprofiel zoals dat bij bestreden besluit I is verruimd. Eiseres heeft dit overzicht niet betwist. Daarmee staat vast dat eiseres niet tenminste 12 keer heeft gereageerd op een woning die paste binnen haar zoekprofiel. Ook als de vier reacties die eiseres in november 2020 heeft ingediend - in afwijking van wat hiervoor in 5.2 is overwogen - zouden meetellen, heeft eiseres niet aan de eis van tenminste 12 passende reacties voldaan. Eiseres heeft alleen al in september en oktober 2020 25 reacties ingediend. Verder blijkt uit het door verweerder overgelegde overzicht van het woningaanbod, dat verspreid over de hiervoor genoemde periode binnen het zoekprofiel 55 woningen werden aangeboden. Eiseres moet worden nagegeven dat het niet mogelijk was om op al deze woningen te reageren omdat zij om de twee à drie dagen op maximaal twee woningen kon reageren. Maar ook als dat in aanmerking wordt genomen, bestond er voor eiseres de mogelijkheid om op tenminste 12 woningen te reageren die paste binnen haar zoekprofiel. Het betoog van eiseres dat zij voldoende inspanningen heeft geleverd en dat er summiere mogelijkheden waren om te reageren en dat stopzetting van de urgentieverklaring daarom onredelijk is, gaat voorbij aan deze feiten en slaagt daarom niet.
7.1
Hoewel de beroepsgronden tegen de stopzetting van de urgentieverklaring niet slagen, heeft eiseres procesbelang bij beoordeling van haar beroep tegen het zoekprofiel in de urgentieverklaring omdat zij in bezwaar heeft verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar en verweerder die niet heeft toegekend.
7.2
Eiseres voert aan dat het zoekprofiel te beperkt is en dat het daardoor onmogelijk voor haar is om een woning te vinden. Zij wijst erop dat zij en haar minderjarige kind fysieke en psychische klachten hebben vanwege het huiselijk geweld dat zij hebben meegemaakt.
7.3
Uit wat hiervoor in 6.2 is overwogen, volgt dat er in de nieuwe eerste fase (na het nemen van bestreden besluit I) voldoende aanbod van woningen was om tenminste 12 keer te kunnen reageren op een woning die voldeed aan het zoekprofiel. Dat het zoekprofiel te beperkt was, volgt de rechtbank daarom niet. De fysieke en psychische klachten van eiseres en haar minderjarige kind leiden niet tot een andere conclusie. Bovendien is de urgentieverklaring juist afgegeven in verband met het huiselijk geweld. Een uitbreiding naar een tweede woonruimtetype is eerst aan de orde in de tweede fase, maar die heeft eiseres niet bereikt omdat zij in de eerste fase onvoldoende passende reacties heeft gedaan.
Het betoog slaagt niet.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 november 2021
De rechter en de griffier zijn verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: juridisch kader

Bijlage 1 van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 2.4
1. Het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend, is bevoegd tot intrekking van de urgentieverklaring indien sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
a. nadat de houder van de urgentieverklaring gedurende de eerste fase van de urgentie twee aanbiedingen van woonruimte, gedaan naar aanleiding van een reactie van de houder van de urgentieverklaring op via het regionaal aanbodinstrument aangeboden woonruimte, welke ten minste voldeden aan het geldende slaapkamertal en woonruimtetype, heeft afgewezen; of, indien na afloop van de eerste fase van de urgentie is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet ten minste twaalf maal gereageerd heeft op twaalf verschillende, via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, welke voldoen aan het geldende slaapkamertal, woonruimtetype en urgentieregio genoemd in de urgentieverklaring;
(…)
Artikel 4.2
1. De eerste fase van de urgentie begint op het moment dat de urgentieverklaring verleend is en duurt drie maanden.
(…)