4.28.Hogeschool Rotterdam heeft bij haar schriftelijke reactie op het proces-verbaal vermeld dat zij ter zitting heeft aangegeven dat de cijfers die CPC in productie 33 heeft getoond door CPC te laat zijn gegeven en dat de hierin gestelde schadeposten ook geheel andere zijn dan de eerder door CPC gestelde schadeposten. Daarom, en bij gebrek aan onderbouwing van zowel de gestelde schade als het causaal verband, betwist zij deze schadeopstelling in zijn geheel. Naar het oordeel van de rechtbank is Hogeschool Rotterdam voldoende in de gelegenheid geweest verweer te voeren tegen de schadeposten, zoals genoemd in productie 33, nu deze productie ruim twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het geding is gebracht. Daarenboven heeft Hogeschool Rotterdam ter zitting verweer gevoerd tegen enkele van de schadeposten en heeft zij niet gesteld dat zij uitgebreider verweer had kunnen voeren indien de schadeposten door CPC eerder waren aangevoerd en uiteengezet. De rechtbank zal daarom de schadeposten beoordelen als volgt.
Ad I. Overplaatsing medewerker (€ 8.930,00)
Door Hogeschool Rotterdam is onvoldoende gemotiveerd weersproken dat CPC, indien zij tijdig zou zijn geïnformeerd over de gevolgen van de verbouwing, een medewerker reeds per augustus 2018 naar CWC (een andere vennootschap uit de Césant Groep) zou hebben overgeplaatst in plaats van per december 2018 en dat CPC daardoor schade heeft geleden. Gelet op het oordeel onder 4.24, dat de lagere omzet van CPC globaal voor de helft wordt verklaard door het lagere aantal aanwezige studenten en medewerkers in verband met de verbouwing, geldt dat de overplaatsing van een medewerker naar CWC voor de helft gerechtvaardigd was door de reguliere terugloop, waardoor de schade voor de helft toewijsbaar is. Deze vordering zal dan ook voor een bedrag van € 4.465,00 worden toegewezen.
Ad II. Eerdere sluiting koffiecorner (€ 27.913,00)
Hogeschool Rotterdam heeft in dit kader bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat CPC de koffiecorner op eigen initiatief heeft gesloten in augustus 2018 en dat dit dus geen verband kan houden met de verbouwing die immers pas in september 2018 is begonnen. Volgens CPC is de koffiecorner pas gesloten in april 2019. Nu de stelling van Hogeschool Rotterdam niet te rijmen is met de omzetcijfers van de koffiecorner over de maanden augustus tot en met december 2018 (zoals door CPC als productie 13 bij dagvaarding in het geding gebracht), zal aan deze stelling voorbij worden gegaan. Door Hogeschool Rotterdam is derhalve onvoldoende gemotiveerd weersproken dat, indien CPC tijdig zou zijn geïnformeerd over de gevolgen van de verbouwing, zij de koffiecorner niet in april 2019, maar al in augustus 2018 had gesloten en dat daardoor het contract van een personeelslid eerder had kunnen worden beëindigd, waarmee CPC kosten had kunnen besparen. Aangezien de sluiting van de koffiecorner, gelet op het onder 4.24 overwogene, voor de helft gerechtvaardigd was door de reguliere terugloop, zal deze vordering voor de helft, dus voor een bedrag van € 13.956,50 worden toegewezen.
Ad III en IV. Aannemen horecamedewerker en eventmanager (€ 17.205,00 respectievelijk € 24.340,00)
Hogeschool Rotterdam heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gesteld dat het voor rekening en risico van CPC komt dat zij op 8 oktober 2018 respectievelijk op 3 september 2018 nog personeel heeft aangenomen, nu op dat moment de verbouwing reeds was aangevangen. Bovendien, zo stelt Hogeschool Rotterdam, is de eventmanager aangenomen door de holding en niet door CPC. Daarbij komt volgens Hogeschool Rotterdam dat de werkzaamheden van de eventmanager niet wezenlijk zijn veranderd door de verbouwing. De rechtbank is van oordeel dat – mede gelet op deze gemotiveerde betwisting van Hogeschool Rotterdam – door CPC onvoldoende onderbouwd is gesteld waarom, gezien de al in 2017 ingezette omzetdaling, überhaupt een medewerker en een eventmanager – welke laatste zich volgens CPC met “banqueting” bezighoudt – moesten worden aangenomen en dat dat niet zou zijn gebeurd als Hogeschool Rotterdam haar tijdig zou hebben geïnformeerd. Deze vorderingen zijn derhalve niet toewijsbaar.
Ad V. Overplaatsing locatiebeheerder (€ 35.540,00)
Door Hogeschool Rotterdam is onvoldoende gemotiveerd weersproken dat CPC, indien CPC tijdig zou zijn geïnformeerd over de verbouwing en de gevolgen daarvan, de locatiebeheerder in augustus 2018 al voor 50% had kunnen worden overgeplaatst naar CWC en dat CPC daarmee een bedrag van € 35.540,00 had kunnen besparen. Gelet op het oordeel onder 4.24, dat de lagere omzet van CPC globaal voor de helft wordt verklaard door het lagere aantal aanwezige studenten en medewerkers in verband met de verbouwing, geldt dat de overplaatsing voor de helft gerechtvaardigd was door de reguliere terugloop, waardoor de schade voor de helft toewijsbaar is. Deze vordering zal dan ook voor een bedrag van € 17.770,00 worden toegewezen.
Ad VI. Overige personeelskosten (€5
.696,00)
De rechtbank is van oordeel dat CPC de schadepost van 5% voor overige personeelskosten, aanvullend op de overige kosten, onvoldoende heeft onderbouwd. Deze kosten, waarbij volgens Clover & Consult B.V. moet worden gedacht aan kosten voor “verzuimverzekering, onbelaste vergoedingen, werkkleding e.d.” zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gespecificeerd. Deze vordering is derhalve niet toewijsbaar.
Ad VII. Opleidingskosten intern (p.m.)
Nu deze schadepost slechts pro memorie is opgevoerd, is deze vordering niet toewijsbaar.
Ad VIII. Opleidingskosten extern (€ 3.740,00)
CPC stelt ter onderbouwing van deze schadepost het volgende. Met een vroegtijdige wetenschap van de verbouwing en uitplaatsing van een deel van de studenten, was zij anders omgegaan met opleidingen voor haar personeel. Zij heeft daarbij een overzicht gegeven van de opleidingskosten in 2017 voor een totaalbedrag van € 2.889,00. Daarnaast zijn, zo stelt CPC, in 2019 externe opleidingen ter zake van Sociale Hygiëne verzorgd via moederbedrijf Farrivulet Beheer B.V. De kosten voor die opleidingen bedroegen volgens CPC € 3.995,00. Naar haar inschatting drukken deze laatste opleidingskosten voor 25% op de personeelsleden waarvoor de door CPC genoemde maatregelen van toepassing zouden zijn. Per saldo zou zij ten minste € 3.740,00 hebben kunnen besparen, aldus CPC. Door Hogeschool Rotterdam zijn deze stellingen onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de vordering op dit punt toewijsbaar is, echter slechts voor de helft, nu de lagere omzet van CPC globaal voor de helft wordt verklaard door het lagere aantal aanwezige studenten en medewerkers in verband met de verbouwing. Deze vordering zal dan ook voor een bedrag van € 1.870,00 worden toegewezen.
Ad IX.
Overdracht en mogelijke afvloeiing personeel (p.m.)
Nu deze schadepost slechts pro memorie is opgevoerd, is deze vordering niet toewijsbaar.
Ad X. Aanpassing openingstijden (€ 29.568,00)
CPC heeft ten aanzien van deze schadepost – samengevat – het volgende gesteld. Als CPC bij de contractverlenging in augustus 2017 volledig en juist door Hogeschool Rotterdam zou zijn geïnformeerd, dan had dat direct inzicht gegeven in de aanstaande omzetdaling. CPC heeft met Hogeschool Rotterdam afspraken gemaakt over de openingstijden. De vroege en late uren zijn nadrukkelijk verlieslatende uren, maar worden aangehouden uit oogpunt van service naar de gasten toe. Er wordt in die uren geen of beperkt omzet gedraaid, terwijl er wel personeelskosten zijn. Indien een uur later wordt geopend en een uur eerder wordt gesloten, levert dat geen enkel efficiencyverlies op, maar wel een flinke
kostenbesparing qua personeelsinzet, aldus CPC. CPC heeft volgens haar tevergeefs herhaaldelijk bij Hogeschool Rotterdam aangekaart om de uren aan te passen. Indien CPC ten tijde van de contractverlenging in 2017 de wetenschap zou hebben gehad van de wijziging van de omzet, zou ze juist op dat moment bij Hogeschool Rotterdam hebben kunnen bedingen om die uren wel aan te passen, zo stelt CPC. Dit zou ertoe hebben geleid dat ze 2 uur per dag minder personeelskosten had. Voor 2 personeelsleden geldt dat dat 4 uur per dag bespaart. Tegen een gemiddeld uurtarief van circa € 22,00 per uur, 4 dagen in de week en effectief 42 weken per jaar en toepasselijk op 2 schooljaren, komt dat uit op een besparing van (4 x 4 x 42 x 22 x 2=) € 29.568,00, aldus CPC. Deze stellingen van CPC zijn door Hogeschool Rotterdam onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat deze vordering voor de helft, omdat die aanpassing voor de helft gerechtvaardigd was door de reguliere terugloop, toewijsbaar is. Deze vordering zal dan ook voor een bedrag van € 14.784,00 worden toegewezen.