ECLI:NL:RBROT:2021:11685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
ROT 21/38
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering huurtoeslag en zorgtoeslag; beoordeling van het toetsingsinkomen en de gevolgen voor de toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 november 2021, is het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2017 ongegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin haar definitieve zorgtoeslag was vastgesteld op € 416,- en haar huurtoeslag op nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugvorderingen voortvloeien uit een wijziging in het toetsingsinkomen, dat door de inspecteur van de inkomstenbelasting was vastgesteld op € 24.942,-. Eiseres had aangevoerd dat haar inkomen niet meegeteld had moeten worden, omdat zij zorg verleende aan haar dementerende moeder en dat er een correctie van haar aangifte inkomstenbelasting moest plaatsvinden. De rechtbank oordeelde echter dat de Belastingdienst de toeslagen correct had vastgesteld op basis van de beschikbare informatie en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging of kwijtschelding van de terugvorderingen. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt om af te wijken van de vastgestelde inkomensgegevens en dat de terugvordering terecht was. Eiseres kan wel een verzoek indienen voor een persoonlijke betalingsregeling indien zij in financiële problemen komt door de terugvordering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/38

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. L.F.P. Peerdeman).

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de definitieve zorgtoeslag van eiseres over 2017 aangepast naar € 416,- en haar definitieve huurtoeslag over 2017 aangepast naar nihil. De hierdoor teveel verstrekte voorschotten van € 699,- zorgtoeslag en € 2.174,- huurtoeslag worden van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 4 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2021op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam].

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag van eiseres over 2017 van € 416,- en haar definitieve huurtoeslag over 2017 van € 0,- en de hieruit voortvloeiende terugvorderingen.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat voor de berekening van de hoogte van haar toeslagen gebruik gemaakt wordt van het toetsingsinkomen dat door de inspecteur van de inkomstenbelasting conform de aangifte inkomstenbelasting 2017 is vastgesteld op € 24.942,-. Het maakt daarbij niet uit in welke maand van het kalenderjaar het inkomen is genoten. In het verweerschrift is toegelicht dat de moeder van eiseres over de maanden januari tot en met mei 2017 zorg- en huurtoeslag heeft ontvangen. Ondanks dat eiseres op hetzelfde adres stond ingeschreven is het toetsingsinkomen van eiseres bij de huurtoeslag van haar moeder niet meegenomen, omdat haar verzoek de medebewoner buiten beschouwing te laten in verband verzorgingsbehoefte is gehonoreerd. Bij de zorgtoeslag van haar moeder over 2017 is geen rekening gehouden met het inkomen van eiseres, omdat zij niet als toeslagpartner is aangemerkt. Van dubbel meetellen van de inkomsten van eiseres is geen sprake, nu zowel aan eiseres als aan haar moeder toeslagen zijn verleend enkel op basis van hun eigen toetsingsinkomen.
3. Eiseres voert aan dat zij van januari tot 1 juli 2017 een Persoons Gebonden Budget (PGB) heeft ontvangen ten behoeve van de zorg van haar dementerende moeder. Eiseres heeft verweerder verzocht haar inkomen niet mee te laten tellen in verband met zorg in terminale fase. Pas in juni 2017 heeft zij de woning van haar moeder overgenomen en verweerder had over 2017 haar inkomen moeten mee rekenen vanaf juni 2017 tot en met december 2017. Eiseres heeft om correctie gevraagd van de aangifte inkomstenbelasting 2017, omdat geen rekening is gehouden met haar negatieve inkomen. Zij moet in verband hiermee documenten aanleveren over de jaren 2008 tot en met 2017 en deze zaak is nog niet afgerond. Om deze reden had zij verweerder om uitstel gevraagd, zodat dit langs minnelijke weg opgelost kon worden. Verweerder heeft haar brief echter als beroepschrift aan de rechtbank doorgezonden, waardoor zij de kosten van griffierecht moet betalen.
Wettelijk kader
4. Zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling, zodat op de verstrekking daarvan de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing is. In artikel la, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) is bepaald dat de Awir van toepassing is op de huurtoeslag.
Uit artikel 8, eerste lid en artikel 2, eerste lid, onder i, van de Awir (wettekst 2014) volgt dat het toetsingsinkomen het inkomensgegeven is als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna; Awr). In artikel 21, onderdeel e, van de Awr staat vervolgens wat verstaan moet worden onder het inkomensgegeven: indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen.
Artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) bepaalt dat indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een inkomensgegeven blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, verweerder de tegemoetkoming herziet met inachtneming van die wijziging.
Op grond van artikel 20, derde lid, van de Awir kan een herziening op grond van dit artikel leiden tot een uit te betalen bedrag doch ook tot een terug te vorderen bedrag.
In artikel 26, eerste lid, van de Awir, is bepaald dat indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
5. De rechtbank overweegt dat de toeslagen over 2017 van eiseres laatstelijk voor het primaire besluit zijn vastgesteld op basis van haar inkomen van € 14.942 zoals dit op dat moment bekend was. Verweerder is bij de berekening van de hoogte van het recht op de toeslagen uitgegaan van het bekende toetsingsinkomen zoals vastgesteld door de inspecteur inkomstenbelasting. Op grond van de wet is de hoogte van de toeslagen afhankelijk van de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen. De toets op het inkomen en vermogen wordt jaarlijks door verweerder uitgevoerd en achteraf definitief vastgesteld.
Gelet op de door verweerder ontvangen informatie van 5 augustus 2020 van de Basisregistratie BRI, waaruit bleek dat het inkomen van eiseres over 2017 € 24.942,- bedraagt, was verweerder genoodzaakt het recht op zorg- en huurtoeslag van eiseres over 2017 (opnieuw) vast te stellen. De wet biedt verweerder geen mogelijkheid om van de in de BRI vastgestelde inkomensgegeven af te wijken.
Het bezwaar van eiseres dat de correctie van haar aangifte inkomstenbelasting 2017 afgewacht dient te worden, volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder ter zitting van 13 oktober 2021 heeft toegelicht zal bij een correctie door de inspecteur inkomstenbelasting van het inkomen van eiseres, verweerder hiervan bericht krijgen. Op grond hiervan zal in dat geval een nieuwe beoordeling over 2017 van de ontvangen toeslagen plaatsvinden.
Gelet op het vorenstaande is over het berekeningsjaar 2017 terecht de zorgtoeslag op € 416,- en de huurtoeslag op nihil vastgesteld.
6. Ten aanzien van de terugvorderingen is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de terugvorderingsbedragen onjuist zijn vastgesteld. Met toepassing van het Verzamelbesluit Toeslagen, laatstelijk aangepast per 15 januari 2021, heeft verweerder de belangen van eiseres afgewogen. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat van bijzondere omstandigheden in dit geval geen sprake is. De terugvordering van eiseres is ontstaan door een wijziging van het toetsingsinkomen en is daarom geen bijzondere omstandigheid, zoals ook volgt uit het Verzamelbesluit Toeslagen.
Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat matiging of kwijtschelding van het verschuldigde bedrag niet aan de orde is. Eiseres kan wel verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling, indien zij door de terugvordering in financiële problemen raakt.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van G.J. Machwirth, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 26 november 2021.
De griffier en rechter zijn verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.