ECLI:NL:RBROT:2021:11634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
ROT 21/5501
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhavingsverzoeken

Op 23 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. Het verzoek betrof een voorlopige voorziening naar aanleiding van de afwijzing van handhavingsverzoeken die de verzoeker had ingediend op 16 juni 2021 en 28 juni 2021. Tijdens de zitting heeft de verweerder toegezegd om tot aan de beslissing op het bezwaarschrift van de verzoeker geen uitvoering te geven aan het afgraven van de gronden ten behoeve van de watergang en oever achter de percelen van de verzoeker. Deze toezegging heeft geleid tot de conclusie dat het spoedeisend belang aan het verzoek om voorlopige voorziening is ontvallen. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de verweerder het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5501

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

23 november 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland, verweerder,

gemachtigde: mr. R. Kazem.
Verzoeker is ter zitting verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van
[naam 1], [naam 2] en [naam 3].
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 23 november 2021 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- dient te vergoeden.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Het bestreden besluit ziet op de afwijzing van verzoekers handhavingsverzoeken van 16 juni 2021 en 28 juni 2021.
3. Verweerder heeft op de zitting toegezegd tot aan de beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker geen uitvoering te zullen geven aan het afgraven van de gronden ten behoeve van de watergang en oever achter de percelen [adres] en [adressen]. Door deze toezegging is het spoedeisend belang aan het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening komen te ontvallen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
4. Omdat de toezegging eerst ter zitting is gedaan, dient verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Deze uitspraak is op 23 november 2021 in het openbaar gedaan door
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.R. Jonkergouw, griffier.
de voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.