4.1.Bewijswaardering
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [naam medeverdachte rechtspersoon 1] gefactureerde werkzaamheden, verricht door [naam medeverdachte 2] , weldegelijk hebben plaats gevonden en dat de facturen (dus) niet vals zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
[naam medeverdachte 2] is in 2011 en 2012 verbonden geweest aan twee bedrijven. Dit zijn tot 29 november 2011
[naam bedrijf 1] .(hierna: [naam bedrijf 1] ) en daarna
[naam bedrijf 2](hierna: [naam bedrijf 2] ). Bij beide bedrijven was [naam medeverdachte 2] belast met het beheer van het vastgoed van [naam investeringsfonds] .
[naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] , aannemers die in opdracht van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] werkzaamheden aan het vastgoed van [naam investeringsfonds] hebben verricht, hebben beiden verklaard dat [naam medeverdachte 2] met hen afsprak dat zij in de offertes boven op de prijs voor onderhoud of een onderhoudsproject een extra bedrag zouden zetten en dat [naam medeverdachte 2] daarvoor facturen zou sturen. [naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat [naam medeverdachte 2] dit kickbackfacturen noemde. Hij heeft bovendien verklaard dat alle facturen waar projectmanagement op staat vals zijn en dat [naam medeverdachte 2] voor deze facturen niets heeft gedaan.
[naam medeverdachte 2] heeft op 17 oktober 2011 een e-mail (doc. 88) heeft gestuurd naar [naam medeverdachte 1] , zoals gezegd: enig aandeelhouder en bestuurder van de verdachte rechtspersoon, met als titel “Voorbeeld opdracht Rochussen” en met als bijlage een bestand, bevattende een offerte van de verdachte rechtspersoon aan [naam bedrijf 1] , gedateerd 25 juni 2011. Het is een aanbieding voor projectmanagement voor het kantoorgebouw gelegen aan de [adres] te Rotterdam voor een bedrag van € 120.000, zonder omzetbelasting (doc. 89). Precies dezelfde offerte, maar dan op briefpapier van de verdachte rechtspersoon en met als toevoeging: behandeld door [naam medeverdachte 1] , en ondertekend door [naam medeverdachte 1] is ingediend bij [naam bedrijf 1] (doc. 251). Bovenstaande duidt er op dat [naam medeverdachte 2] de offerte naar [naam medeverdachte 1] stuurt, waarop [naam medeverdachte 1] deze indient. Dat is vreemd en zou te maken kunnen hebben met het feit dat de offerte is gebruikt om kickbackfacturen te verklaren, zoals [naam medeverdachte 3] heeft verklaard met betrekking tot door [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan hem gestuurde facturen voor projectmanagement.
Op de offerte staat onder andere dat [handelsnaam] ( [handelsnaam] is de handelsnaam van de verdachte rechtspersoon) voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden aan de [adres] de diverse bestekken (“bouwkundig, werktuigbouwkundig, elektrotechnisch, e.v.”) op inhoud controleert. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de opdracht voor de Rochussenstraat had gekregen maar deze “een op een” heeft doorgegeven aan [naam medeverdachte 2] .
“Waarom? Nou, wij, [naam verdachte rechtspersoon] , zag geen heil in de opdracht, omdat we niet de kennis hadden van de installatietechnische zaken. [naam medeverdachte 2] heeft toen aangeboden dat hij het helemaal zelf zou doen, daar had ik geen problemen mee. Ik wou mijn kennis goed vertaald zien en liever een opdracht elders doen. (…) [naam verdachte rechtspersoon] kreeg een opdracht voor de totale begeleiding van de verbouwing, een project, aan de Rochussenstraat, bijvoorbeeld de begeleiding van technische installaties. Ik kon daar geen gehoor aan geven, door gebrek aan kennis en tijd” (dossier, p. 1856).
Dat is ook vreemd. Waarom zou [naam medeverdachte 1] dingen naar een opdracht waar hij geen heil in ziet, die hij door gebrek aan kennis niet kon uitvoeren? Ook dit zou kunnen worden verklaard als de facturen kickbackfacturen zijn.
De opdracht is op 4 november 2011 aan de verdachte rechtspersoon gegund. De opdrachtbrief van [naam bedrijf 2] is namens [naam medeverdachte 2] ondertekend. [naam medeverdachte 1] heeft namens de verdachte rechtspersoon voor akkoord getekend (doc. 252). [naam medeverdachte 2] heeft op 28 december 2011 vier facturen naar [naam medeverdachte 1] gestuurd (doc. 90 en doc. 91). Deze worden bedoeld onder dit feit in de tenlastelegging (AMB-021, 2.3.) en hebben alle betrekking op “Project Management directie voering modernisering Rochussenstraat te Rotterdam”, het project dus waarover bovenstaande offerte gaat. De eerste factuur is gedateerd op 1 december 2011 en betreft de periode april, mei, juni 2011. De tweede factuur is gedateerd op 8 december 2011 en betreft de periode juli, augustus, september 2011. De derde factuur is van 16 december 2011 en betreft de periode april tot en met december 2011. De laatste factuur is ook van 16 december 2011 en betreft de periode oktober, november, december 2011. Daarnaast is op gegevensdragers van [naam medeverdachte 2] (AMB-027, p. 530) nog een vijfde factuur aangetroffen, van 23 december 2011, bevattende kennelijk een soort eindafrekening over de periode november, december 2011 (doc. 51). In alle facturen worden derhalve werkzaamheden gefactureerd die al zouden zijn uitgevoerd voordat de offerte werd ingediend. Bovendien overlappen de periodes. Ook dit alles is vreemd maar opnieuw te verklaren als de facturen kickbackfacturen zijn.
Tenslotte heeft [naam medeverdachte 1] verklaard:
“U vraagt mij waarom ik dan niet gewoon tegen [naam medeverdachte 2] had gezegd dat hij de klus zelf gegeven heeft en dat hij de klus dan maar binnen het budget moest afronden. Daar heeft u gelijk in, maar ik weet niet waarom dat zo gedaan is. Ik kan me alleen voorstellen dat ik dat gedaan heb zodat we weer wat werk zouden gaan krijgen van [naam medeverdachte 2] ” (p. 1877).
Mede tegen de achtergrond van de verklaring van [naam medeverdachte 3] dat alle facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] over projectmanagement kickbacks zijn, gelet op bovenstaande ongerijmdheden én op de laatste verklaring van [naam medeverdachte 1] dat hij het had gedaan om weer wat werk te krijgen van de verdachte, wordt bewezen geacht dat de facturen kickback-facturen zijn en de daarop omschreven werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan de verdachte rechtspersoon zijn dus vals en de verdachte rechtspersoon moet dit hebben geweten. Vast staat dat deze facturen zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van de verdachte rechtspersoon. De bedrijfsadministratie is dus valselijk opgemaakt.