ECLI:NL:RBROT:2021:11614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
10/131179-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging na geweldsdelicten door psychotische verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd verdacht van zeven geweldsdelicten, gepleegd tegen familieleden en een politieagent. De verdachte, die in een psychose verkeerde, werd vrijgesproken van twee feiten en ontslagen van alle rechtsvervolging voor de overige vijf feiten. Tijdens de procedure werd een civiele zorgmachtiging verleend voor de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de wetgever met de invoering van artikel 2.3 Wfz geen wijziging ten nadele van de benadeelde partij had beoogd, waardoor de benadeelde partij ontvankelijk werd geacht in zijn vordering, ondanks dat er geen straf of maatregel was opgelegd.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte op het moment van de feiten volledig psychotisch was en niet in staat was om zijn gedragingen te toetsen aan de realiteit. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was, omdat de bewezen feiten hem wegens een psychische stoornis niet konden worden toegerekend.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 600,00 vorderde, toegewezen, met wettelijke rente vanaf 18 mei 2021. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, die tot op heden op nihil zijn begroot. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de rechtsgang en de bescherming van de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/131179-21
Datum uitspraak: 26 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 5 en 6 (impliciet primair) ten laste gelegde poging doodslag, bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 7 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 437 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zal meewerken aan urinecontroles, met bepaling dat het reclasseringstoezicht onmiddellijk uitvoerbaar is.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 1 en 3
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van [naam slachtoffer 1] , de grootmoeder van verdachte, acht de officier van justitie poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de ongecontroleerde intensiteit van het geweld en de gevorderde leeftijd van het slachtoffer was de kans op de dood aanmerkelijk. Ten aanzien van [naam slachtoffer 2] , de moeder van verdachte, acht de officier van justitie poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen, aangezien er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt niet welke specifieke geweldshandelingen de verdachte jegens zijn grootmoeder en moeder heeft verricht. De grootmoeder heeft geen verklaring afgelegd en de moeder heeft alleen verklaard dat de verdachte haar op haar voorhoofd heeft geslagen. De foto’s die zich in het dossier bevinden geven daarnaast onvoldoende duidelijkheid wat de aard en ernst is van het door hen opgelopen letsel, terwijl er geen medische verklaringen in het dossier zitten.
Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat door verdachtes handelen de aanmerkelijke kans op de dood (in het geval van zijn grootmoeder) dan wel zwaar lichamelijk letsel (in het geval van zowel grootmoeder en moeder) in het leven werd geroepen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 2, 4, 5, 6 en 7
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij de verdachte aan ieder inzicht ontbrak in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Daardoor is geen sprake van opzet en dient vrijspraak te volgen. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat ten aanzien van feit 6 de kans op de dood niet aanmerkelijk is. Daartoe stelt zij dat medische informatie ontbreekt en alleen bekend is wat feitelijk is gebeurd. Ten aanzien van feit 7 stelt de verdediging dat de kans op zwaar lichamelijk letsel niet aanmerkelijk is.
4.2.2.
Beoordeling
Een geestelijke stoornis kan slechts dan aan een bewezenverklaring van opzet in de weg staan als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn (HR 9 december 2008, LJN BD2775, NJ 2009, 157).
Volgens de psychiater dr. [naam psychiater] die over de verdachte een Pro Justitia rapportage opmaakte was de verdachte op het op het moment van het tenlastegelegde volledig psychotisch. Hij was op dat moment niet meer in staat om zijn wanen te toetsen aan de realiteit en zich op een rationele manier te gedragen.
Uit het dossier kan worden geconcludeerd dat verdachte opzettelijk handelde. Vanuit zijn psychose handelde verdachte doelgericht. Hij was er op uit anderen uit te schakelen en daartoe letsel toe te brengen. Zoals hij zelf verklaart in zijn eerste verhoor: “Alles of niets. Ik heb ogen eruit gehaald”. Daarom heeft het hem niet aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen ontbroken en is geen sprake van een uitzonderingsituatie als door de Hoge Raad bedoeld, zodat het verweer wordt verworpen.
Wat de kwalificatie van feit 6 betreft, merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is. Naar het oordeel van de rechtbank levert het met kracht en met geschoeide voet schoppen tegen een zo kwetsbaar lichaamsdeel een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer op. De rechtbank verwerpt het verweer op dit punt.
Ook ten aanzien van feit 7 is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor – zoals hierboven reeds vermeld – verklaard “Ik heb ogen eruit gehaald”. In het licht van het voorgaande is het meermalen in het gezicht en met kracht op het oog van de aangever stompen naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Ook dit verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De verweren van de verdediging worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte de feitelijke toedracht heeft bekend. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4, 5, 6 en 7 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 3] (zijnde de vader van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd en het lichaam
van die [naam slachtoffer 3] heeft geslagen en gestompt en geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 4] (zijnde de tante van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
meermalen met kracht in het gezicht en het lichaam
van die
[naam slachtoffer 4] heeft geslagen en gestompt en geschopt ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven, onverhoeds meermalen (met kracht en geschoeide voet) tegen/op het hoofd
en het lichaam van die [naam slachtoffer 5] heeft getrapt en geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een persoon zich noemende [naam slachtoffer 6] opzettelijk van het leven te beroven, onverhoedsmeermalen
- ( met kracht en geschoeide voet) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 6] heeft
geschopt en- (met kracht) in het gezicht en tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 6] heeft geslagen
en gestompt
(waardoor en nadat die [naam slachtoffer 6] op straat was gevallen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 7] , verbalisant van politie eenheid Rotterdam opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
meermalen met kracht
- met geschoeide voet tegen het bovenlichaam van die [naam slachtoffer 7] heeft geschopt
en/of getrapt en
- in het gezicht en tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 7] heeft geslagen en
gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2..poging tot zware mishandeling;

4. poging tot zware mishandeling;

5. poging tot doodslag;

6. poging tot doodslag;

7. poging tot zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De adviezen van de deskundigen die inhouden dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was, dienen niet door de rechtbank te worden overgenomen omdat de verdachte kan worden verweten dat hij in een psychose is geraakt. Daartoe is redengevend dat hij al eerder een psychose heeft doorgemaakt als gevolg van onvrijwillig drugsgebruik, zodat hij een gewaarschuwd man was. Door het - in de aanloop naar het tenlastegelegde - langdurige en frequente gebruik van cannabis en het gebruik van XTC in de week voorafgaand aan 17 mei 2021 was het, gelet op zijn eerdere ervaring, redelijkerwijs voorzienbaar dat nogmaals een psychose zou kunnen optreden. Dit geldt te meer omdat de verdachte in de weken voorafgaand aan 17 mei 2021 bespeurde dat hij zichzelf niet meer was en hij vreemde ideeën kreeg. De officier van justitie concludeert daarom tot verminderde toerekeningsvatbaarheid en acht de verdachte strafbaar.
6.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten van psychiater dr. [naam psychiater] van 21 juli 2021 en GZ-psycholoog drs. [naam GZ-psycholoog] van 27 juli 2021.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, niet nader omschreven, en van een stoornis in het gebruik van cannabis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Er was sprake van een psychotisch toestandsbeeld, waarbij verdachte het zicht op de realiteit was kwijtgeraakt en waarbij hij geleid werd door psychotische impulsen. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde, indien bewezen, niet aan verdachte toe te rekenen.
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum-stoornis en een matige stoornis in het gebruik van cannabis. Ook hij concludeert dat hiervan ook sprake was ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte was volledig psychotisch. Verdachte was niet meer in staat om zijn wanen te toetsen aan de realiteit. Hij was niet meer in staat om zich op een rationele manier te gedragen en was volledig in de war. De psychiater adviseert het tenlastegelegde, indien bewezen, niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank acht de conclusies waartoe de psychiater en de psycholoog komen in het licht van hun rapporten deugdelijk onderbouwd, en zal deze conclusies aan haar oordeel ten grondslag leggen.
De rechtbank ziet geen reden om de bewezen verklaarde feiten – in afwijking van de adviezen van de deskundigen – slechts verminderd aan verdachte toe te rekenen, zoals door de officier van justitie is bepleit. Uit de rapporten van de deskundigen blijkt weliswaar dat stress en het gebruik van drugs in het algemeen een nieuwe psychose kunnen uitlokken, maar met betrekking tot de onderhavige strafbare feiten kan niet worden vastgesteld dat de verdachte als gevolg van drugsgebruik in een psychose is geraakt. De rapporten van de deskundigen bieden daarvoor geen enkel houvast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte zelf verwijtbaar heeft bijgedragen aan het ontstaan van de psychische toestand onder invloed waarvan hij de strafbare feiten heeft gepleegd.
Het vorenstaande brengt mee dat verdachte niet strafbaar is, nu de bewezenverklaarde feiten hem wegens een psychische stoornis niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.3.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is niet strafbaar.

7..Vordering benadeelde partij

[naam slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van het onder 7 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1.
Standpunt verdediging
De gevorderde schadevergoeding komt bovenmatig voor en dient gematigd te worden.
7.2.
Beoordeling
In artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat een benadeelde partij alleen ontvankelijk zal zijn in haar vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, of indien toepassing wordt gegeven aan artikel 9a Sr. In het onderhavige geval wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten behoeve van de verdachte is tijdens de strafprocedure een eigenstandige civiele zorgmachtiging verleend.
Op 1 januari 2020 is artikel 37 Sr komen te vervallen, waardoor de maatregel van opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet meer mogelijk is in die situaties waarin een verdachte de zorg krijgt die nodig is om het risico van gevaar voor de (algemene) veiligheid van personen of goederen af te wenden. Dit zelfde doel is in deze zaak bereikt door afgifte van een civiele zorgmachtiging.
Met de mogelijkheid tot het instellen van een vordering door benadeelde partijen heeft de wetgever beoogd binnen het strafproces te voorzien in – kort gezegd – een eenvoudige en laagdrempelige procedure die ertoe leidt dat personen die schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit zoveel mogelijk schadeloos worden gesteld. Het heeft er alle schijn van dat de wetgever bij het realiseren van voornoemde wetswijzigingen niet ook steeds de positie van de benadeelde partij in het oog heeft gehouden. Dit vermoeden wordt versterkt door de omstandigheid dat, ook na 1 januari 2020, het inmiddels vervallen artikel 37 Sr nog steeds wordt vermeld in artikel 36f Sr.
De wetgever heeft door de invoering van artikel 2.3 Wfz niet bedoeld een wijziging ten nadele aan te brengen in de positie van de benadeelde partij. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de benadeelde partij ontvankelijk te achtend in zijn vordering.
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 7 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 mei 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
7.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 4, 5, 6 en 7 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van
€ 600,00 (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 7] te betalen
€ 600,00(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 600,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] -1934, zijnde de oma van verdachte) opzettelijk van
het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 3] (zijnde de vader van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
(meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [naam slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
(meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [naam slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 4] (zijnde de tante van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
(meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam
van die
[naam slachtoffer 4] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen,
(onverhoeds) (meermalen) (met kracht en/of geschoeide voet) tegen/op het hoofd
en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 5] heeft getrapt en/of geschopt en/of gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een persoon zich noemende [naam slachtoffer 6] opzettelijk van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(onverhoeds) (meermalen)
- ( met kracht en/of geschoeide voet) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 6] heeft
geschopt en/of getrapt en/of
- ( met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 6] heeft geslagen
en/of gestompt
(waardoor en/of nadat die [naam slachtoffer 6] op straat was gevallen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 7] , verbalisant van politie eenheid Rotterdam opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
(meermalen) (met kracht)
- ( met geschoeide voet) tegen het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer 7] heeft geschopt
en/of getrapt (een zogenaamde karatetrap/flying kick) en/of
- in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 7] heeft geslagen en/of
gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op 17 mei 2021 te Rotterdam, een politieambtenaar, [naam slachtoffer 7]
gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening heeft mishandeld door hem meermalen in het gezicht en op
het hoofd te slaan/stompen en hem een trap tegen het lichaam te geven;