Op 3 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 1 februari 2021 een verzoekschrift ingediend om de op 30 januari 2021 opgelegde crisismaatregel te verlengen. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een afschrift van de eerdere beslissing en een medische verklaring van een psychiater.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2021, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, zijn de betrokkene, haar advocaat mr. K. Lammers-Roselaar, en een arts van Antes gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de betrokkene bekend is met een schizofreniestoornis, er op dat moment geen evidente aanwijzingen waren voor een psychose. De arts verklaarde dat er binnen de kliniek geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene was en dat zij op vrijwillige basis binnen de kliniek wilde verblijven.
Gelet op deze bevindingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende grond was om verplichte zorg toe te wijzen. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie dan ook afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. P. Vrolijk en schriftelijk uitgewerkt en getekend op 9 februari 2021.