ECLI:NL:RBROT:2021:11557
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.B.B. Beelaard, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. H. Woltman. De zaak betreft de beëindiging van de WIA-uitkering van de eiser, die sinds 2013 ziek was door nek- en schouderklachten, later verergerd door psychische klachten. De uitkering werd per 17 augustus 2020 beëindigd op basis van een medisch onderzoek dat concludeerde dat de eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiser en de informatie van de behandelende sector in hun beoordeling betrokken. Eiser had in het verleden de diagnose depressieve stoornis met psychotische kenmerken, maar er was geen recente behandeling omdat hij niet wilde meewerken aan onderzoeken. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen terecht concludeerden dat er geen aanwijzingen waren voor een volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de functionele mogelijkheden van eiser correct zijn vastgesteld en dat er geen beroepsgronden zijn ingediend tegen het onderzoek van de arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was.