ECLI:NL:RBROT:2021:11527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
10/175152-21 / vordering TUL: 10/049785-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging woninginbraak met psychische problematiek van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 juli 2021 te Ridderkerk heeft geprobeerd in te breken in een woning door de ruit van de voordeur in te slaan. De poging is niet voltooid, omdat de politie snel ter plaatse was na een alerte reactie van de bewoners. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het feit bekend, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 120 dagen geëist, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die eerder is opgenomen in een kliniek voor high intensive care. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 120 dagen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk, rekening houdend met de duur van het voorarrest. De proeftijd is vastgesteld op 2 jaar, met de voorwaarde dat de verdachte zich niet aan nieuwe strafbare feiten schuldig maakt.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat niet kon worden vastgesteld welke schade was geleden. Ook is de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf verlengd met één jaar, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging te nemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/175152-21
Parketnummer vordering TUL: 10/049785-20
Datum uitspraak: 5 november 2021
Tegenspraak (279 sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verlenging van de proeftijd met 1 jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/049785-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 juli 2021 te Ridderkerk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen aan de [adres delict 1] , geld en/of goederen die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
-
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft geprobeerd in een woning in te breken door midden in de nacht de ruit van de voordeur in te slaan. Omdat de politie door de alerte reactie van de bewoners snel ter plaatse was, is het bij een poging gebleven. De verdachte heeft met zijn gedrag echter wel schade en daarmee hinder veroorzaakt. Hierbij komt dat het voor de bewoners bijzonder onaangenaam is om te weten dat iemand heeft geprobeerd hun woning binnen te komen. Een en ander wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 oktober 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank het rapport van Stichting Verslavingsreclassering GGZ Antes van 1 november 2021 gelezen. Hierin staat onder meer het volgende. De verdachte is op 19 oktober 2021 met een crisismaatregel opgenomen in een kliniek voor high intensive care vanwege zorgen over zijn psychosociaal functioneren. De psychische problematiek van de verdachte lijkt ten grondslag te liggen aan zijn delictgedrag. De verdachte heeft niet mee willen werken aan een indicatiestelling voor een kortdurende klinische opname en de reclassering ziet geen mogelijkheden meer om de verdachte verder te begeleiden en behandelen.
Op zitting is nader toegelicht dat moet worden bekeken of de verdachte geholpen kan worden door middel van een zorgmachtiging.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur langer is dan het ondergane voorarrest. De rechtbank zal daarom aan de verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft in het schadevergoedingsformulier geen bedrag ingevuld.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld welke schade is geleden en wat de daaraan verbonden kosten zijn gevorderd.

9..Vordering tenuitvoerlegging (10/049785-20)

Bij vonnis van 12 juni 2020 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met braak veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 120 uren, waarvan een gedeelte van 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 27 juni 2020.
Het hierboven bewezenverklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de psychische problematiek van de verdachte, zal de rechtbank geen last tot tenuitvoerlegging geven, maar in plaats daarvan de proeftijd verlengen met één jaar.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
105 (honderdvijf) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 12 juni 2020 in de zaak met parketnummer 10/049785-20 opgelegde voorwaardelijke straf met 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mr. G.P. van de Beek en mr. B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2021 te Ridderkerk
in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 2] ,
een Iphone 6 en/of een jas en/of een sleutelbos en/of een sleutelhanger, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 2 juli 2021 te Ridderkerk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning, gelegen aan de [adres delict 1] ,
geld en/of goederen dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
een ruit van die woning heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)