4.2.2.Beoordeling
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en conclusies.
a. Invoer cocaïne (feit 1)
Op 20 oktober 2020 zijn de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar Breskens gegaan, waar de boot van medeverdachte [naam medeverdachte 1] (de ‘[naam boot]’) in de haven lag. Zij zijn die nacht samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] aan boord van de [naam boot] gegaan en uitgevaren. De verdachte heeft die nacht de boot bestuurd. Via een mobiele telefoon die op dat moment aan boord van de [naam boot] was, is gecommuniceerd met een persoon op een containerschip dat voer op de Noordzee en afkomstig was uit Ecuador. De verdachte en de medeverdachten hebben nabij dat containerschip in de vaargeul gevaren en zij hebben alle drie tassen met pakketten cocaïne uit het water gehaald. Vervolgens zijn ze met in totaal 515 kilogram cocaïne teruggevaren naar Breskens, waar zij zijn aangehouden door de politie.
Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij het uit zee halen van de tassen met pakketten cocaïne staat vast dat de verdachte – in ieder geval feitelijk – op 20 oktober 2020 515 kilogram cocaïne (verlengd) heeft ingevoerd in Nederland.
b. Wetenschap cocaïne
De vraag die dan voorligt, is of de verdachte wetenschap had van de cocaïne en dus ook het opzet heeft gehad deze cocaïne in te voeren in Nederland.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij op 20 oktober 2020 met medeverdachte [naam medeverdachte 1] een nachtje zou gaan vissen, niet geloofwaardig. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
- Spontane verklaring bij de politie
De verdachte heeft na zijn politieverhoor op 29 oktober 2020 in het bijzijn van twee verbalisanten een spontane verklaring afgelegd. De verbalisanten hebben in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal gerelateerd dat de verdachte het volgende heeft verklaard: ‘Ik vaar voor [naam medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [naam medeverdachte 1]) als hij me nodig heeft. Ergens vorig jaar hebben we ook eens gevaren maar toen konden we de tassen niet vinden’. Wanneer de verdachte tijdens een later verhoor op 4 december 2020 door de politie wordt geconfronteerd met voornoemde verklaring, geeft de verdachte te kennen dat hij de opmerking dat zij vorig jaar ook eens hebben gevaren en toen de tassen niet konden vinden wenst in trekken. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de verbalisanten zijn verklaring onjuist in het proces-verbaal hebben weergegeven en dat hij destijds tegen de verbalisanten heeft gezegd dat hij een rectificatie wilde omdat hij het niet zo had gezegd. De rechtbank stelt vast dat de verdachte ter zitting een ander standpunt inneemt dan tijdens het verhoor op 4 december 2020, waar hij sprak over het intrekken van een verklaring nadat hem was voorgehouden dat van die verklaring een proces-verbaal was opgemaakt. Het intrekken van een verklaring betekent immers dat de gerelateerde verklaring wel degelijk zo is afgelegd maar dat de verdachte hierop wenst terug te komen en niet dat de gerelateerde verklaring onjuist is weergegeven. Nu de verklaring van de verdachte is neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, ziet de rechtbank geen reden aan de inhoud hiervan te twijfelen. De verklaring dat de verdachte voor [naam medeverdachte 1] vaart als hij hem nodig heeft en dat zij ergens vorig jaar ook eens hebben gevaren maar toen de tassen niet konden vinden, acht de rechtbank daarom bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank leidt uit deze verklaring af dat de verdachte eerder met medeverdachte [naam medeverdachte 1] op zee op zoek is geweest naar sporttassen en dat hij ook op 20 oktober 2020 met medeverdachte [naam medeverdachte 1] ging varen om te zoeken naar sporttassen in de Noordzee.
- Verifieerbaar onjuiste verklaring
De verdachte heeft ten aanzien van gebeurtenissen op 20 oktober 2020 feiten ontkend die verifieerbaar en aantoonbaar juist zijn. Het gaat daarbij onder meer om het varen zonder licht, het varen in de vaargeul en het varen vlakbij een containerschip. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte welbewust niet de waarheid heeft verteld over wat op 20 oktober 2020 op de Noordzee heeft plaatsgevonden en wat zijn beweegredenen waren om daar op 20 oktober 2020 met de medeverdachten te gaan varen.
- Risico onwetende visser
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom de overige deelnemers aan de invoer van deze partij cocaïne, gelet op het afbreukrisico, verdachte als hij slechts een onwetende visser zou zijn, mee zouden nemen aan boord van de [naam boot]. Aangezien de [naam boot] een klein schip is, kan het immers niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat er vele tassen uit het water werden opgevist en dat de inhoud op het schip werd verborgen. Terug op het vasteland zou de verdachte deze bevindingen met anderen, waaronder de politie, kunnen delen. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de overige deelnemers aan dit transport een dergelijk risico met een transport van deze omvang en waarde zouden nemen.
Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte op 20 oktober 2020 wetenschap heeft gehad van het doel van het uitstapje naar zee, namelijk het ophalen van sporttassen met 515 kilogram cocaïne. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte opzettelijk 515 kilogram cocaïne in Nederland (verlengd) heeft ingevoerd.
c. Voorbereidingshandelingen invoer cocaïne (feit 2 subsidiair en feit 3)
De rechtbank stelt voorop dat de voorbereiding en/of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van de Opiumwet, in artikel 10a, eerste lid van die wet, zoals onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegd, als zelfstandig delict strafbaar is gesteld, teneinde in een vroeg stadium van de organisatie van de (internationale) handel in drugs in te kunnen grijpen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat reeds strafbaar is het uiting geven aan de intentie om cocaïne te vervoeren of in te voeren door het plegen van daarop gerichte voorbereidings- of bevorderingshandelingen. Het resultaat van die handelingen doet daaraan niet af.
Op 23 mei 2020 was de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] in Breskens. Zij hebben daar een derde man opgehaald en zijn met zijn drieën gaan varen op de [naam boot]. Vanwege het slechte weer zijn zij na ongeveer 20 minuten naar de haven in Breskens terug gevaren. Uit de Encrochatberichten die zijn verstuurd met het account [accountnaam] (hierna: [accountnaam]), dat in gebruik was bij medeverdachte [naam medeverdachte 1], blijkt dat [accountnaam] met verschillende contacten spreekt over zijn poging op 23 mei 2020 kennelijk verdovende middelen met zijn sportvisboot op zee op te pikken.
Op 5 oktober 2020 is de verdachte opnieuw samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar Breskens gereden. Die avond hebben zij kort gevaren met de boot. Vervolgens hebben zij overnacht in een hotel in Breskens. Op 6 oktober 2020 zijn pakketten en tassen met daarin in totaal ongeveer 300 kilogram cocaïne aangetroffen die waren aangespoeld op het Kalootstrand in Borssele.
Uit onderzoek aan de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] blijkt dat [naam medeverdachte 1] op 6 oktober 2020 naar de verdachte stuurt “Check nu” en “Check dat filmpje”, waarop de verdachte reageert “Lekker dan”. Uit nader onderzoek van de politie blijkt dat deze opmerking betrekking heeft op een video die geplaatst is op www.nu.nl. Op deze video zijn de aangespoelde pakketten cocaïne in Borssele te zien. Op 7 oktober 2020 stuurt medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar de verdachte een bericht met als inhoud: “over 2 weken nieuwe ronde, nieuwe kansen”, waarop de verdachte reageert: “ik wil wel mee hoor.” Twee weken later, op 20 oktober 2020, is de verdachte – zoals hiervoor overwogen – samen met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangehouden in Breskens met 515 kilogram cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat de modus operandi van de invoer van cocaïne op 23 mei 2020 en 5 oktober 2020 gelijkenissen vertoont met de werkwijze die de verdachte en de medeverdachte(n) op 20 oktober 2020 hebben gehanteerd. Zij begeven zich ook op deze eerdere data telkens naar de boot in Breskens, waar zij zich gereed houden voor nadere instructies om met de boot te gaan varen. Gelet hierop en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de wetenschap van verdachte ten aanzien van de ingevoerde cocaïne op 20 oktober 2020, de inhoud van de Encrochatberichten en de chatberichten tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1], is de rechtbank van oordeel dat de aanwezigheid van de verdachte in Breskens op 23 mei 2020 en op 5 oktober 2020 geen ander doel had dan met de boot op de Noordzee een partij cocaïne op te halen en aan land te brengen. Door zo te handelen heeft de verdachte opzettelijk voorbereidingshandelingen gepleegd met betrekking tot de invoer van cocaïne, zoals onder 2 subsidiair en 3 ten laste is gelegd.
d. Medeplegen
De rechtbank acht bewezen dat ten aanzien van de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten sprake is van medeplegen.
De verdachte heeft op 20 oktober 2020, gelet op het voorgaande, aan de invoer van cocaïne een intellectuele en materiële bijdrage geleverd door met de boot naar de exacte locatie te varen waar de tassen in het water lagen. Vervolgens heeft de verdachte blijkens de camerabeelden van de kustwacht meegeholpen om de tassen met daarin cocaïne uit het water te halen en is hij vervolgens met de boot teruggevaren naar de haven van Breskens. De bijdrage van de verdachte, in het geheel bezien, is van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Dat geldt ook ten aanzien van de gepleegde voorbereidingshandelingen in de periode van 16 mei tot en met 24 mei 2020 en op 5 oktober 2020. Ook bij die gelegenheden is de verdachte met medeverdachte [naam medeverdachte 1] mee naar Breskens gegaan, waar zij samen met de boot zijn gaan varen en zich gereed hebben gehouden voor nadere instructies.